ECLI:NL:RBAMS:2021:5638

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
AWB - 21/4070
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op bezwaar omgevingsvergunning

In deze zaak heeft eiser op 3 augustus 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van Woonvereniging Voorheen de buren tegen de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De rechtbank Amsterdam heeft op 6 oktober 2021 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank oordeelt dat de beslistermijn door verweerder is overschreden. Verweerder had op het bezwaar van de woonvereniging moeten beslissen voor 20 juli 2021, maar heeft dit nagelaten. Eiser heeft verweerder in gebreke gesteld en is vervolgens in beroep gegaan. De rechtbank stelt vast dat het beroep gegrond is, omdat het bestuursorgaan niet tijdig heeft beslist. De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is verweerder een dwangsom verschuldigd van € 100,- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht van € 181,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/4070

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder.
(gemachtigde: M. Spiegelenburg)

Procesverloop

Eiser heeft op 3 augustus 2021, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van Woonvereniging Voorheen de buren (hierna: de woonvereniging).
Verweerder heeft de stukken ingestuurd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. Op 16 maart 2021 heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een uitbouw, een souterrain met koekoeken en het uitvoeren van constructieve wijzigingen aan de woning van eiser. De woonvereniging heeft op 21 april 2021 bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning. Met het formulier dwangsom bij niet tijdig beslissen van 20 juli 2021 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld. Verweerder heeft de ingebrekestelling ontvangen op 21 juli 2021. Vervolgens is eiser op 3 augustus 2021 in beroep gegaan wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar.
4. Het bestuursorgaan dat een besluit dient te nemen moet, binnen zes weken [3] beslissen, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. [4] Verweerder heeft per email van 21 april 2021 de beslistermijn verdaagd met zes weken. Daarmee is de beslistermijn verlengd tot twaalf weken. Dit betekent dat verweerder voor 20 juli 2021 op het bezwaar moest beslissen. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden. Verweerder heeft namelijk nog niet op het bezwaar beslist. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder na die beslistermijn in gebreke heeft gesteld en meer dan twee weken daarna in beroep is gegaan.
5. Het beroep is dus gegrond.
6. Als een beschikking niet op tijd wordt genomen, is het bestuursorgaan een dwangsom verschuldigd voor elke dag (vanaf de vijftiende dag na ontvangst van de ingebrekestelling) dat het in gebreke is voor ten hoogste 42 dagen. Eiser heeft niet verzocht om de dwangsom door de rechtbank vast te laten stellen. Dat betekent dat verweerder dit met het nieuwe besluit moet doen. [5]
7. Als het beroep gegrond is en er nog geen besluit is bekendgemaakt, draagt de rechtbank het bestuursorgaan op om binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend te maken. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [6] Verweerder heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd. Van een bijzonder geval is daarom geen sprake. Dat betekent dat verweerder uiterlijk 14 dagen na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend moet maken.
8. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 100,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
9. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • draagt verweerder op binnen
en;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Dondorp, in aanwezigheid van mr. N. van der Kroft, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb
3.Op grond van artikel 7:10, eerste lid van de Awb
4.Artikel 7:10, eerste lid van de Awb
5.Op grond van artikel 4:18, eerste lid, en artikel 8:55c van de Awb
6.Op grond van artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb