ECLI:NL:RBAMS:2021:5637

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
AWB - 21_4054
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op bezwaar inzake maatwerkvoorzieningen

In deze zaak heeft eiseres, op 3 augustus 2021, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiseres had eerder bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor maatwerkvoorzieningen, welke afwijzing door verweerder op 6 november 2020 was gedaan. Ondanks een verzoek van de rechtbank heeft verweerder geen stukken of verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van twaalf weken, gerekend vanaf de bekendmaking van het besluit, is overschreden. Eiseres heeft verweerder in gebreke gesteld en is vervolgens in beroep gegaan. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en vastgesteld dat verweerder een dwangsom verschuldigd is voor het niet tijdig nemen van een besluit. De hoogte van de dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-, en de rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op vergoeding van de griffiekosten van € 49,-.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/4054

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft met de brief van 29 juli 2021, door de rechtbank ontvangen op 3 augustus 2021, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar.
Verweerder heeft, ondanks een verzoek daartoe van de rechtbank, geen stukken en ook geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. Verweerder heeft in dit dossier geen stukken ingediend. De rechtbank gaat daarom uit van de door eiseres verstrekte informatie. Verweerder heeft bij besluit van 6 november 2020 de aanvraag voor een tweetal maatwerkvoorzieningen afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt met de brief van 17 december 2020. Verweerder heeft ontvangst van het bezwaarschrift bevestigd met de brief van 23 december 2020. Met de brief van 10 juni 2020 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld. Verweerder heeft ontvangst van de ingebrekestelling op 10 juni 2021 bevestigd met de brief van 17 juni 2021. Eiseres is op
3 augustus 2021 in beroep gegaan wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar.
4. Het bestuursorgaan dat op een op bezwaar moet beslissen, moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. [3] De termijn is daarom twaalf weken, gerekend vanaf de datum van bekendmaking van het besluit. Dit betekent dat het bestuursorgaan uiterlijk op
29 januari 2021 moest beslissen. (12 weken na 6 november 2020). De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder na die beslistermijn in gebreke heeft gesteld en meer dan twee weken daarna in beroep is gegaan.
5. Het beroep is dus gegrond.
6. Als een beschikking niet op tijd wordt genomen, is het bestuursorgaan een dwangsom verschuldigd voor elke dag (vanaf de vijftiende dag na ontvangst van de ingebrekestelling) dat het in gebreke is voor ten hoogste 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen
€ 23 per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35 per dag en de overige dagen € 45 per dag [4] . Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was. [5]
7. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit daarom zelf met toepassing van artikel 8:55c van de Awb alsnog. Verweerder is de dwangsom is in dit geval verschuldigd vanaf 24 juni 2021, zijnde twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling, tot en met 5 augustus 2021 en bedraagt het maximale bedrag van € 1.442,-.
8. Als het beroep gegrond is en er nog geen besluit is bekendgemaakt, draagt de rechtbank het bestuursorgaan op om binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend te maken. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen [6] . Verweerder heeft niet gesteld dat er sprake is van een bijzonder geval. Van een bijzonder geval is daarom geen sprake. Dat betekent dat verweerder uiterlijk 14 dagen na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend moet maken.
9. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 100,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder de griffiekosten van eiseres vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • stelt de door verweerder verbeurde dwangsom vast op € 1.442;
  • draagt verweerder op binnen
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,‑;
en,
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Dondorp, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. van der Kroft, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
6 oktober 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb
3.Op grond van artikel 7:10, eerste lid van de Awb
4.Artikel 4:17 van de Awb
5.Artikel 4:18, eerste lid, van de Awb
6.Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb