In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. O.V. Wilkens, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar tegen de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door B. Zevenhuizen. Eiser heeft op 23 juni 2020 bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning voor het legaliseren van de winkelfunctie op een specifiek adres in Amsterdam. De rechtbank ontving het beroepschrift op 24 juni 2021, nadat eiser verweerder in gebreke had gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn door verweerder is overschreden, aangezien het bestuursorgaan niet binnen de wettelijk vereiste termijn van zes weken heeft beslist.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat het bestuursorgaan niet tijdig heeft beslist. Eiser heeft geen verzoek gedaan om de dwangsom door de rechtbank vast te laten stellen, maar de rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is verweerder een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
De rechtbank heeft verder bepaald dat verweerder de proceskosten van eiser moet vergoeden, vastgesteld op € 561,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 6 oktober 2021 door mr. A.J. Dondorp, in aanwezigheid van griffier mr. N. van der Kroft. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan.