ECLI:NL:RBAMS:2021:5625

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
C/13/705752 / KG ZA 21-689
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een overeenkomst tot aandelenoverdracht tussen tweelingbroers met betrekking tot een vennootschap en een appartement in Zwitserland

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, vordert eiser, een tweelingbroer, dat gedaagden, zijn broer en diens echtgenote, medewerking verlenen aan de notariële overdracht van aandelen in een besloten vennootschap. De aandelen zijn in verband met een geschil tussen de broers, die gezamenlijk eigenaar zijn van een appartement in Zwitserland, onderwerp van discussie. Eiser stelt dat er een overeenkomst tot stand is gekomen over de overdracht van de aandelen voor een bedrag van € 360.000,00, maar gedaagden betwisten dit en stellen dat er geen overeenstemming is bereikt. De voorzieningenrechter oordeelt dat er voldoende bewijs is dat de essentialia van de overeenkomst zijn overeengekomen, ondanks dat er nog enkele details over de oplevering van het appartement niet zijn uitgewerkt. De rechter wijst de vordering van eiser toe, waarbij gedaagden worden veroordeeld tot medewerking aan de aandelenoverdracht en betaling van de koopsom. De rechter overweegt dat de COVID-19-situatie geen reden is voor gedaagden om niet aan hun verplichtingen te voldoen, aangezien de situatie al bekend was ten tijde van de onderhandelingen. De rechter legt ook een dwangsom op voor het geval gedaagden niet meewerken aan de overdracht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/705752 / KG ZA 21-689 EAM/MAH
Vonnis in kort geding van 6 oktober 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 12 augustus 2021,
advocaat mr. M.A.Th. Klaver te Hoorn (NH),
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. E.C.B. Adriaanse te Amsterdam.
Eiser zal hierna ook [eiser] worden genoemd en gedaagde 1 ook [gedaagde 1] .

1.De procedure

1.1.
Bij de zitting van 22 september 2021 waren aanwezig:
- aan de kant van eiser: [eiser] met mr. Klaver. Als toehoorder: J [naam zoon] jr. (zoon), [naam neef] (neef) en [naam vriend] (vriend);
- aan de kant van gedaagden: [gedaagde 1] met mr. Adriaanse.
1.2.
Eiser heeft de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. Gedaagden hebben verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en een pleitnota ingediend. Gedaagden hebben ter zitting een voorwaardelijke eis in reconventie ingediend. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt op de grond dat deze niet op tijd is aangekondigd.
1.3.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde 1] zijn tweelingbroers. [gedaagde 1] is de echtgenoot van gedaagde 2 (hierna: [gedaagde 2] ). Partijen houden gezamenlijk alle 36 aandelen in de besloten vennootschap [naam bedrijf] B.V. (de Vennootschap), waarvan zij ook de bestuurders zijn. Alledrie zijn zij alleen en zelfstandig bevoegd.
2.2.
De Vennootschap is sinds 2004 economisch eigenaar (naar Nederlands recht – het Zwitserse recht kent niet de figuur van economisch eigendom) van het door partijen in Zwitserland gebouwde “ [naam appartement] ”, een appartementencomplex deels bestemd voor verhuur en verkoop aan derden en deels voor eigen gebruik door de families van [eiser] en [gedaagde 1] . Juridisch eigenaar is [gedaagde 2] . Deze constructie is door partijen gekozen omdat woningen in Zwitserland slechts kunnen worden verkregen door een natuurlijk persoon met de Zwitserse nationaliteit (zoals [gedaagde 2] ).
2.3.
De relatie tussen beide broers is ernstig verstoord geraakt. Daarom hebben zij vanaf 2019 overlegd over het ontvlechten van hun belangen in het [naam appartement] (althans vijf van de zes appartementen, het zesde is verkocht aan een derde) bijvoorbeeld doordat [gedaagde 1] de aandelen van [eiser] in de Vennootschap overneemt. De broers hebben ieder een appartement tot hun beschikking, de andere zijn verhuurd.
2.4.
Na uitvoerige correspondentie tussen de broers en hun advocaten heeft mr. Adriaanse bij e-mail van 22 december 2020, 10:42 aan mr. Klaver geschreven:
“cliënt is inderdaad niet bereid de reeds overeengekomen koopsom van EUR 350.000 met EUR 25.000 te verhogen. Hij zal in rechte nakoming vorderen van de koopovereenkomst en hij heeft mij opdracht gegeven de dagvaarding voor te bereiden.
Hij beraamt de proces- en advocaatkosten op een bedrag van afgerond EUR 10.000. Om zichzelf (en uw cliënt) die kosten te besparen is hij – in een ultieme poging deze zaak alsnog tot een goed einde te brengen – bereid de overeengekomen koopsom met dat bedrag te verhogen. Voor het overige blijven de afspraken ongewijzigd. Ter vermijding van misverstand vat ik die nogmaals samen:
uw client verkoopt de aandelen in [naam bedrijf] BV aan mijn cliënt voor een bedrag van EUR 360.000 (in plaats van de eerder afgesproken EUR 350.000);
de koopsom wordt betaald bij levering van de aandelen;
bij levering van de aandelen levert uw cliënt de woning leeg, ontruimd, geheel schoon gemaakt naar Zwitserse maatstaven […] en zonder enige schade […] op;
levering en betaling vinden plaats binnen twee maanden nadat de COVID 19-maatregelen die op dit moment ontruiming door uw cliënt belemmeren, zodanig zijn gewijzigd dat uw client aan zijn verplichting sub 3 heeft kunnen voldoen;
cliënt neemt als koper de kosten van notariële levering van de aandelen voor zijn rekening. Vanzelfsprekend wijst hij daarmee ook de notaris aan.
Client doet dit voorstel gestand tot31 december a.s., 12.00 uur. Heeft uw cliënt het voorstel niet voor dat tijdstip onvoorwaardelijk en integraal aanvaard, dan vervalt dit en kan daarop geen beroep meer worden gedaan. In dat geval houdt cliënt vast aan de eerder bereikte overeenstemming (koopsom van EUR 350.000).
Kan ik de dagvaarding dan aan uw kantoor betekenen of ziet uw cliënt de deurwaarder liever op zijn huisadres? “
2.5.
Bij e-mail van dezelfde dag, 14:34 uur, heeft mr. Klaver geantwoord:
“(…)
Een praktische oplossing voor punt 3 zou kunnen zijn:
dat uw client het schoonmaken uitbesteedt aan een Zwitsers bedrijf en deze kosten voor zijn rekening neem en
uw client de inboedelgoederen van het appartement volgens een nader op te maken beschrijving overneemt tegen een bedrag van € 5.000,--, welke betaling als prive vergoeding zal kwalificeren. Een ontruiming is dan niet nodig.
De punten 1,2, 4 en 5 in uw onderstaande mail zouden bij aanvaarding van dit alternatief voor punt 3 voor client aanvaardbaar zijn.
(…)”
2.6.
Mr. Adriaanse heeft daarop bij e-mail 26 december 2020, 12:45 uur, geantwoord dat ofwel [gedaagde 1] de inboedel voor €5.000,00 overneemt als hij daarvoor een gegadigde vindt ofwel dat [eiser] leeg oplevert. Zij vervolgt:
“Het is akkoord dat uw client de woning (..) zelf, op zijn kosten, laat schoonmaken door een Zwitsers schoonmaakbedrijf.
(…) Client gaat er daarbij vanuit dat een en ander voor 31 maart 2021 geregeld moet kunnen zijn.
(…) Mochten er schades of andere onvolkomenheden zijn die moeten worden verrekend, dan strekken die in mindering op de koopsom voor de inboedel. Dat staat los van de aandelentransactie. De koopsom voor de aandelen zal hij de dag voor de notariële aandelenoverdracht op de kwaliteitsrekening van de notaris storten, op de gebruikelijke wijze.
Zijn wij het eens?”
2.7.
Vervolgens hebben de advocaten verder gecorrespondeerd in december 2020 en januari 2021.
2.8.
[eiser] heeft bij e-mail van 20 juli 2021 van mr. Klaver aan mr. Adriaanse aan gedaagden verzocht om per 1 september 2021 de aandelenoverdracht te effectueren.
2.9.
Gedaagden hebben zich op het standpunt gesteld dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen, althans dat zij (nog) niet kunnen nakomen. Daarop hebben de advocaten weer gecorrespondeerd, maar partijen zijn er niet uit gekomen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat - gedaagden te veroordelen om:
-
primair:binnen twee weken hun medewerking te verlenen aan de notariële overdracht van de aandelen van eiser in de besloten vennootschap [naam bedrijf] B.V. aan gedaagden bij een door gedaagden te kiezen notaris en gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de koopsom van € 360.000,00, te vermeerderen met de kosten van die notaris, tijdig vóór overdrachtsdatum op de door de notaris aan te geven derdenrekening,
-
subsidiair:aan eiser een schadevergoeding te betalen van 10% van de koopsom.
Daarnaast vordert hij gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde 1] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] vordert primair nakoming van de overeenkomst tot aandelenoverdracht die volgens hem tot stand is gekomen doordat hij het aanbod van gedaagden van 22 december 2021 tijdig heeft aanvaard. Daarmee was er volgens [eiser] overeenstemming over de essentialia van de overeenkomst.
4.2.
Een vordering tot nakoming kan in kort geding alleen worden toegewezen, indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het standpunt van de eisende partij zal volgen, bijvoorbeeld als gedaagde een kennelijk ongegrond verweer voert, en indien van eiser niet kan worden gevergd dat hij de uitslag van de bodemprocedure afwacht.
4.3.
Gedaagden betwisten dat er sprake is van spoedeisend belang. De broers zijn het er echter over eens dat zij al een tijd niet meer samen door een deur kunnen en dat hun belangen in de Vennootschap (en dus het huis in Zwitserland) spoedig moeten worden ontvlochten. Daartoe is overdracht van de aandelen van [eiser] aan [gedaagde 1] in feite de enige optie; andersom is niet zinvol omdat [gedaagde 2] formeel eigenaar is van het huis en de grond. Voor beide partijen is het belangrijk dat er nu snel duidelijkheid komt. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven.
4.4.
Als inhoudelijk verweer voeren gedaagden in de eerste plaats aan dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen. Er was eind 2020 geen overeenstemming over een koopsom van € 360.000,00; aan overdracht van de aandelen voor die prijs waren “onverbrekelijk” (e-mail van mr. Klaver van 29 december 2020, 15:26 uur) bijkomende voorwaarden verbonden, van beide kanten.
Eind 2020/begin 2021 leek er een oplossing in zicht, maar de gesprekken zijn half januari ‘on hold’ (mail van mr. Adriaanse van 12 januari 2021) gezet vanwege de coronaregels. Vervolgens heeft [eiser] zes maanden niets laten horen. Hij is niet meteen toen dat na de Covid-19-restricties weer mogelijk was (26 juni 2021) naar Zwitserland afgereisd om zijn appartement gereed te maken voor overdracht en de gesprekken met [gedaagde 1] te hervatten. [eiser] heeft daarmee nog een maand gewacht en vervolgens diende [gedaagde 1] op stel en sprong naar zijn pijpen te dansen. Aldus steeds gedaagden.
4.5.
Het aanbod van gedaagden van 22 december 2020 is door [eiser] dezelfde dag, dus tijdig, aanvaard op een ondergeschikt punt na. Op grond van de mailwisseling tussen de advocaten is voldoende aannemelijk dat er eind december 2020 tussen partijen overeenstemming was over de essentialia van een overeenkomst tot overdracht van de aandelen van [eiser] aan gedaagden:
- het object is het aandelenpakket van [eiser] in de Vennootschap,
- de koopsom is € 360.000,00 en
- het moment van overdracht is twee maanden nadat de COVID 19-maatregelen zodanig zijn gewijzigd dat [eiser] zijn appartement kan ontruimen en schoonmaken.
4.6.
Partijen hebben daarna in feite alleen nog gesteggeld over de inboedel (met name of [gedaagde 1] deze zou overnemen voor € 5.000,00, wat daaronder dan precies viel en hoe [gedaagde 1] een en ander zou controleren, dan wel dat [eiser] het appartement leeg zou opleveren), maar dat moet aangemerkt worden als ondergeschikt punt in de zin van artikel 6:225 lid 2 Burgerlijk Wetboek. Daar kan een aandelenoverdracht van € 360.000,00 niet op afstuiten. De opmerking van mr. Klaver in haar e-mail 29 december 2020, 15:26 uur,
“De gang van zaken m.b.t. een slotcontrole zoals beschreven in de laatste twee alinea’s van uw schrijven is akkoord over voorbehoud dat uw cliënt ook akkoord is met koopsom van € 5.000,00 voor de inboedel en deze voor de notariële afwikkeling heeft betaald. Uw cliënt houdt immers nog steeds een slag om de arm (“In beginsel….”). Dit onderdeel maakt immers een onverbrekelijk deel uit van de hele transactie”,maakt dat niet anders. Mr. Klaver heeft ter zitting toegelicht dat zij hiermee bedoelde dat er een keer een eind moet komen aan de hele kwestie. Die uitleg is in het licht van het tussen partijen en hun advocaten gevoerde overleg niet onbegrijpelijk. Overigens lijken partijen blijkens hun verklaringen ter zitting er inmiddels van uit te gaan dat [gedaagde 1] zijn appartement leeg oplevert.
4.7.
Aan [gedaagde 1] moet worden toegegeven dat het gebruikelijk is om voor de oplevering van een woning afspraken te maken over het moment van inspectie en het eventueel verrekenen van schade en dat partijen het op deze punten nog niet geheel eens zijn. Ook hier gaat het echter niet om essentialia van een overeenkomst tot aandelenoverdracht. De voorwaardelijke eis in reconventie heeft betrekking op deze punten, maar zal buiten beschouwing worden gelaten omdat deze volgens het procesreglement te laat is aangekondigd en [eiser] daardoor geacht kan worden in zijn verdediging te zijn geschaad. Overigens zijn dergelijke afspraken naar hun aard ook niet erg geschikt om aan partijen op te leggen. De voorzieningenrechter vertrouwt erop dat partijen (en hun advocaten) hier als volwassen mensen alsnog samen wel uitkomen.
4.8.
De tussenconclusie is dat er eind december 2020 een perfecte overeenkomst was over de aandelenoverdracht.
4.9.
Subsidiair beroepen gedaagden zich op overmacht en onvoorziene omstandigheden: door COVID-19 kon de kwestie niet in januari 2021 worden afgewikkeld en inmiddels ligt het toenmalige financieringsarrangement niet meer voor. [gedaagde 1] is wel druk doende de financiering weer rond te krijgen. Volgens hem zal de bank waarmee hij in gesprek is over een overbruggingskrediet geen genoegen nemen met de taxatie uit 2018 en zal COVID-19 mogelijk invloed hebben op waarde en courantheid van het huis en van de afzonderlijke appartementen. Op grond van de redelijkheid en billijkheid zou daarom aan de overeenkomst een financieringsvoorbehoud moeten worden toegevoegd.
4.10.
Ook dit verweer gaat niet op. In december 2020 speelde COVID-19 immers al (lang) en het moet voor risico van [gedaagde 1] blijven dat hij toen geen financieringsvoorbehoud heeft gemaakt. Overigens heeft [eiser] er terecht op gewezen dat er gezien de internationale ontwikkelingen op de huizenmarkt geen aanleiding is om aan te nemen dat waarde en courantheid gedaald zijn, integendeel.
4.11.
Gesteld noch gebleken is dat nakoming van de overeenkomst tot aandelenoverdracht blijvend onmogelijk is. Integendeel, op de zitting is gebleken dat ook [gedaagde 1] nog altijd streeft naar het doorgaan van de transactie en dat hij hoopt op antwoord van de bank binnen twee weken, zij het dat hij voor de zekerheid nog drie maanden wil om de financiering rond te krijgen.
4.12.
De vordering tot nakoming is al met al toewijsbaar en de subsidiaire vordering tot schadevergoeding behoeft daarom geen bespreking meer.
4.13.
[gedaagde 2] voert nog aan dat zij geen partij is in dit geschil, omdat zij niet betrokken is geweest bij de onderhandelingen tussen de broers. Zij meent dat de vorderingen tegen haar daarom moeten worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] in haar proceskosten. Dit verweer snijdt geen hout, aangezien ook [gedaagde 2] aandelen heeft in en bestuurder is van de Vennootschap, zodat ook haar medewerking vereist is voor de overdracht van de aandelen.
4.14.
De primaire vordering zal daarom tegen beide gedaagden worden toegewezen, met dien verstande dat de termijn voor de aandelenoverdracht en de betaling van de koopsom zal worden gesteld op twee maanden na betekening van dit vonnis. Die termijn wordt redelijk geacht, gelet op de eerder door partijen afgesproken termijn van twee maanden na het einde van de corona-reisbeperkingen (zie de e-mails van beide advocaten van 8, 11 en 22 december 2021) en op het feit dat de corona-maatregelen reizen naar Zwitserland inmiddels alweer enige maanden toelaten. Twee maanden moet voldoende zijn voor zaken als het regelen door [gedaagde 1] van (nadere) financiering, het schoonmaken door [eiser] van zijn appartement (ongeacht wat partijen nog afspreken over het wel of niet achterlaten van inboedel) en het inspecteren daarvan door [gedaagde 1] . De termijn voor de betaling van de koopsom zal worden bepaald op een dag voor de overdracht. Dat is een gebruikelijke termijn.
4.15.
De gevorderde dwangsom zal worden verbonden aan het verlenen van medewerking aan de aandelenoverdracht en zal worden beperkt en gemaximeerd als vermeld in de beslissing.
4.16.
Gedaagden zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiser worden begroot op:
- dagvaarding € 123,57
- griffierecht 1.666,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 2.805,57

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt gedaagden om binnen twee maanden na betekening van dit vonnis hun medewerking te verlenen aan de notariële overdracht van de aandelen van eiser in de besloten vennootschap [naam bedrijf] B.V. aan gedaagden bij een door gedaagden te kiezen notaris en veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling van de koopsom van € 360.000,00, vermeerderd met de kosten van die notaris, een dag vóór de datum van de overdracht op de door deze notaris aan te geven derdenrekening,
5.2.
veroordeelt gedaagden om aan eiser een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere dag dat zij niet meewerken aan de aandelenoverdracht als bedoeld in de in 5.1 uitgesproken veroordeling, tot een maximum van € 40.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op € 2.805,57,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MAH