Overwegingen
1. De voorzieningenrechter is na afloop van de zitting tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
2. Verzoeker lijdt aan een stoornis uit het autismespectrum en aan verzameldrang. Verzoeker heeft in 2020 een PGB gekregen voor negen uur ambulante ondersteuning per week. Hij wordt ondersteund door medewerkers van de organisaties Organiserum en Organized for Life, die hem helpen met onder andere structuur aanbrengen, beslissingen nemen, afspraken nakomen, zijn huis ordenen en het verminderen van de verzameldrang. Op 9 november 2020 heeft verzoeker verlenging van zijn PGB aangevraagd en daarbij aangegeven dat hij tien uur per week ambulante ondersteuning wenst te ontvangen.
Besluitvorming door verweerder
3. In het primaire besluit, gehandhaafd in het bestreden besluit, heeft verweerder aan verzoeker een verlenging van zijn PGB voor ambulante ondersteuning toegekend. Verzoeker krijgt in het eerste half jaar (de periode van 1 februari 2021 tot en met 31 juli 2021) een PGB voor zes uur per week. In de periode daarna (van 1 augustus 2021 tot en met 31 december 2021) krijgt verzoeker een PGB voor drie uur per week.
4. Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op het advies van het Indicatie Adviesbureau Amsterdam (IAB) van 18 januari 2021. Daarin staat dat verzoeker een beperkte psychische belastbaarheid heeft en ondersteuning nodig heeft bij:
- het structureren van zijn dagen;
- het nemen van beslissingen;
- prioriteiten leren aanbrengen;
- het aanleren van planningsvaardigheden;
- het nakomen van afspraken;
- het ordenen en opruimen van zijn huis en woonomgeving;
- het leren omgaan met en het verminderen van zijn problematische verzameldrang.
De inzet van professionele ambulante ondersteuning is noodzakelijk. Voor het eerste half jaar lijkt een inzet van zes uur per week noodzakelijk. Om de structuur te behouden en terugval te voorkomen is daaropvolgend drie uur per week passend.
5. Verzoeker vindt dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Er is slechts één gesprek geweest met de indicatieadviseur van het IAB. Zij is niet deskundig op het gebied van autisme of hoarding (verzameldrang). Ze is ook niet bij verzoeker thuis geweest om de omvang van het probleem vast te stellen. Het is niet duidelijk om welke redenen de indicatie het eerste half jaar slechts voor zes uur per week en daarna voor drie uur per week is afgegeven. Ook is er geen hoorzitting geweest. Verzoeker heeft inmiddels een terugval in zijn verzameldrang gehad. Hij heeft na zes jaar werkloosheid een baan gevonden, maar hij kan lastig thuiswerken onder de huidige omstandigheden. Zijn vrouw heeft aangekondigd van hem te willen scheiden.
6. Verweerder mag zich bij de besluitvorming over de (medische) noodzaak van bepaalde verstrekkingen of voorzieningen baseren op concrete adviezen van deskundige instanties als het IAB. In dat kader dient verweerder zich ervan te vergewissen of het advies op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, of het geen onjuistheden bevat en of het deugdelijk is gemotiveerd.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het IAB-advies van 18 januari 2021 niet deugdelijk is gemotiveerd. Uit het advies blijkt niet op welke gronden de indicatieadviseur tot de conclusie is gekomen dat zes uur ambulante ondersteuning per week een adequate hoeveelheid ondersteuning is voor het eerste half jaar en dat er daarna slechts drie uur ondersteuning per week nodig is. Ook blijkt uit het advies niet welke deskundigheid de indicatieadviseur heeft op het gebied van psychische stoornissen. De gemachtigde van verweerder kon dit op de zitting ook niet vertellen. Verweerder mocht zijn besluiten daarom niet op het IAB-advies van 18 januari 2021 baseren.
8. Verweerder heeft in het verweerschrift van 19 augustus 2021 vermeld dat er een nieuw advies aan het IAB zal worden gevraagd. Hieruit concludeert de rechtbank dat verweerder ook inziet dat het IAB-advies van 18 januari 2021 onvoldoende gemotiveerd is. Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder verklaard dat er inmiddels contact met verzoeker is opgenomen om een nieuwe afspraak met het IAB in te plannen.
9. Uit het voorgaande volgt dat het beroep van verzoeker gegrond is. Het bestreden besluit wordt daarom vernietigd en verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen over de vraag of verzoeker ambulante ondersteuning nodig heeft en voor hoeveel uren per week. Verweerder zal hiertoe eerst opnieuw advies van het IAB moeten inwinnen.
10. Aangezien het enige tijd kan duren voordat het IAB opnieuw advies uitbrengt, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om op grond van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb een voorlopige voorziening te treffen. Omdat verzoeker heeft gesteld dat hij minimaal zes uur per week ambulante ondersteuning nodig heeft om terugval te voorkomen en verweerder dit niet heeft betwist, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker een PGB moet verstrekken voor 6 uur ambulante ondersteuning per week tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
11. Verweerder dient aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht voor het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening te vergoeden.
12. Aangezien verzoeker niet is bijgestaan door een beroepsmatige rechtsbijstandsverlener en er ook geen sprake is geweest van kosten voor een ingeschakelde deskundige, getuige of tolk, is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verweerder aan verzoeker een PGB moet verstrekken voor zes uur ambulante ondersteuning per week tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van in totaal € 98,- aan verzoeker te vergoeden.
Dze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.P. van Straelen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: