ECLI:NL:RBAMS:2021:5547

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 september 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2021
Zaaknummer
13/751719-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door Rechtbank Amsterdam

Op 9 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Kantongerecht Aschaffenburg in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 7 juli 2021 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van oplichting en diefstal. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat zij zowel de Nederlandse als de Servische nationaliteit heeft.

Tijdens de openbare zitting op 26 augustus 2021 werd de vordering behandeld. De opgeëiste persoon was aanwezig via een videoverbinding en werd bijgestaan door haar raadsman. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.

De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Duitse autoriteiten is gegeven, waarin is bevestigd dat de opgeëiste persoon, in geval van een veroordeling, haar straf in Nederland zal mogen ondergaan. Gezien deze waarborgen en het feit dat de opgeëiste persoon niet heeft aangetoond onschuldig te zijn aan de feiten, heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op 9 september 2021.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751719-21
RK nummer: 21/3736
Datum uitspraak: 9 september 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 juli 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 mei 2021 door het Kantongerecht Aschaffenburg (Duitsland) en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Joegoslavië) op [geboortedag] 1982,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 augustus 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Westerman.
De opgeëiste persoon, aanwezig via een videoverbinding, is bijgestaan door haar raadsman,
mr. R.J.H. Titahena, advocaat te Amsterdam.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat zij de Nederlandse en de Servische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van het Kantongerecht te Aschaffenburg, uitgevaardigd op 27 mei 2021 (dossiernummer: 306 Gs 966/21).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

4.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de strafbare feiten aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen volgens de uitvaardigende justitiële autoriteit onder nummer 20 van deze lijst, te weten:
oplichting.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar Duits recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
Anders dan de raadsman – en met de officier met justitie – is de rechtbank van oordeel dat het lijstfeit in redelijkheid is aangekruist voor alle feiten, met uitzondering van feit 2.
Het is in beginsel aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om – aan de hand van het recht van haar lidstaat – te beoordelen of een feit waarvoor overlevering wordt verzocht al dan niet onder de hiervoor genoemde lijst valt en welk feit dient te worden aangekruist. Enkel in gevallen waarin sprake is van een evidente tegenstrijdigheid tussen de feitsomschrijving en de aangekruiste categorie zou dit tot de conclusie moeten leiden dat de uitvaardigende justitiële autoriteit het feit niet in redelijkheid heeft aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. De rechtbank is van oordeel dat van zo een evidente tegenstrijdigheid alleen sprake is ten aanzien van feit 2 (zie onder 4.2). Dit betekent dat onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten – met uitzondering van feit 2 – achterwege moet blijven.
4.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
Naar het oordeel van de rechtbank kan feit 2 niet worden aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Verdachte wordt hier namelijk verweten dat zij – samen met een ander – een portemonnee met inhoud heeft gestolen. Deze handeling is evident in strijd met het aangekruiste lijstfeit ‘oplichting’.
Ten aanzien van feit 2 kan overlevering worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan. Feit 2 levert naar Nederlands recht op:
diefstal, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten. Zij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet aangetoond.
De onschuldbewering kan reeds om die reden niet leiden tot weigering van de overlevering.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft (mede) de Nederlandse nationaliteit. Haar overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo zij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, zij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Een
Public Prosecutorheeft bij brief van 21 juli 2021 de volgende garantie gegeven:
It is assured, that the wanted person [opgeëiste persoon] , born on [geboortedag] 1982 in [geboorteplaats] (Servie) in case of a final conviction in the Federal Republic of Germany to an unconditional and irrevocable prison sentence or a detention order on the basis of the Framework Decision on the European Arrest warrant (2002/584/JHA) and Article 6, paragraph 1 of the Dutch Surrender upon her request will be returned to the Netherlands to serve her sentence.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Kantongerecht Aschaffenburg (Duitsland).
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.E.M. James-Pater en A.K. Mireku, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 9 september 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.