ECLI:NL:RBAMS:2021:5535

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
1 oktober 2021
Zaaknummer
13/751788-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 Overleveringswet in verband met schending van verdedigingsrechten

Op 21 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat door Polen was uitgevaardigd. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 22 juli 2021. De opgeëiste persoon, geboren in 1987 in Polen, was bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk tijdens de openbare zitting. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld, waarin melding werd gemaakt van eerdere veroordelingen en een vrijheidsstraf van 1 jaar en 4 maanden die nog niet volledig was uitgezeten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij de eerdere rechtszittingen die leidden tot de veroordelingen, en dat er geen omstandigheden waren die de overlevering zouden rechtvaardigen volgens artikel 12 van de Overleveringswet. Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw hebben de rechtbank verzocht om niet af te zien van de bevoegdheid om de overlevering te weigeren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering op basis van de huidige informatie zou leiden tot een schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon.

Daarom heeft de rechtbank besloten de overlevering te weigeren en vastgesteld dat de geschorste overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon is geëindigd. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751788-21
RK nummer: 21/4113
Datum uitspraak: 21 september 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 22 juli 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 mei 2020 door
the District Court in Krakow, Third Criminal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1987,
verblijfadres: [adres opgeëiste persoon] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 september 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R.W. van Zanden, advocaat te Hoofddorp, en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
consolidated judgementvan 27 augustus 2018 van
the Regional Court in Oświȩcim(II K 288/18), met onderliggende
judgementsvan
the Regional Court in Oswiecimvan:
I. 16 juni 2015 (II K 466/15)
II. 26 juli 2015 (II K 575/16)
III. 27 september 2016 (II K 784/16).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 4 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 1 jaar, 3 maanden en 28 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde
judgementvan 27 augustus 2018.
Dit
judgementbetreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt, met de officier van justitie en de raadsvrouw, vast dat zowel het
judgementvan 27 augustus 2018 als de aan dit
judgementten grondslag liggen
judgementsvan 16 juni 2015, 26 juli 2015 en 27 september 2016 onder de reikwijdte van artikel 12 OLW vallen.
Verder stelt de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsvrouw, ten aanzien van het
judgementvan 27 augustus 2018 vast dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat dit - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan. Evenmin heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit een verklaring als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW verstrekt. Reeds hierom kan de rechtbank de overlevering weigeren op grond van artikel 12 OLW.
De officier van justitie en raadsvrouw hebben de rechtbank verzocht niet af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Uit de beschikbare informatie blijkt namelijk niet dat de opgeëiste persoon wetenschap heeft gehad van de procedure die heeft geleid tot het
judgementvan
27 augustus 2018. Alleen daarom al kan niet worden vastgesteld dat overlevering van de opgeëiste persoon voor de tenuitvoerlegging van de hem bij het
judgementvan 27 augustus 2018 opgelegde vrijheidsstraf geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon met zich zou brengen.

4.Slotsom

Nu is vastgesteld dat toepassing moet worden gegeven aan de weigeringsgrond van artikel 12 OLW, dient de overlevering te worden geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon] .
STELT VASTdat de geschorste overleveringsdetentie is geëindigd.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en C.W.M. Giesen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 21 september 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.