ECLI:NL:RBAMS:2021:5500

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
30 september 2021
Zaaknummer
AMS 21/4145
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening voor heropening van Hotel Parkview na sluiting door veiligheidsrisico's

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 29 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, de eigenaar van Hotel Parkview, had op 20 mei 2021 een verzoek ingediend om heropening van haar pand, dat sinds 18 juli 2019 gesloten was na een aantal geweldsincidenten in de nabijheid. De burgemeester van Amsterdam had het verzoek afgewezen, omdat de veiligheidsrisico's van heropening niet konden worden ingeschat. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 21 september 2021 is het verzoek behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester onvoldoende had gemotiveerd waarom het pand gesloten moest blijven. Verzoekster had aangegeven dat zij het pand enkel wilde heropenen voor onderhoud en niet voor exploitatie als hotel, totdat de benodigde vergunningen waren verkregen. De voorzieningenrechter wees erop dat het pand al meer dan twee jaar gesloten was en dat er geen recente informatie was die de aanhoudende sluiting rechtvaardigde.

De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, de sluiting van het pand opgeheven tot zes weken na de beslissing op bezwaar, en verweerder opgedragen het griffierecht en de proceskosten aan verzoekster te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, in aanwezigheid van griffier mr. F.P. van Straelen, en is openbaar uitgesproken op 29 september 2021.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/4145

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 september 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigden: mr. H.J.M. van Schie en mr. G. Meijers),
en

de burgemeester van Amsterdam, verweerder(gemachtigden: mr. M.I. Houben en mr. T.P. Blok).

Procesverloop

Verzoekster heeft op 20 mei 2021 een verzoek ingediend om heropening van het pand aan de [adres] , waarin zich het [hotel] bevindt.
Verweerder heeft dit verzoek in het besluit van 15 juli 2021 (het bestreden besluit) afgewezen.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 september 2021 op zitting behandeld, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening over de exploitatievergunning. [1] Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter kan een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing op bezwaar of in een eventuele beroepsprocedure.
Wat is er aan de zaken vooraf gegaan?
2.1.
Verzoekster is eigenaar van het pand aan de [adres] . Zij exploiteert het pand sinds 1987 als hotel. In de nacht van 23 op 24 oktober 2018 is er een handgranaat in het portiek van het hotel gegooid, die niet is ontploft. In de nacht van 5 op 6 juli 2019 is er in de buurt van het hotel een zwaar explosief afgegaan. De politie vermoedde dat beide incidenten tegen het hotel waren gericht. Op 18 juli 2019 heeft verweerder de sluiting van het pand bevolen.
2.2.
In het besluit van 22 november 2019 [2] heeft verweerder het pand aangewezen als pand waarin het verboden is om zonder vergunning een hotel te exploiteren. [3] Dit betekent dat verzoekster een exploitatievergunning nodig heeft om haar hotel te kunnen heropenen. Ook heeft ze toestemming van verweerder nodig voor de heropening van het pand.
Standpunt van verweerder
3. Verweerder heeft het verzoek om heropening van het pand afgewezen, omdat verweerder de veiligheidsrisico’s van heropening niet kan inschatten. Er is geen exploitatievergunning verleend voor het gebruik als hotel en verzoekster heeft volgens verweerder onvoldoende duidelijk gemaakt hoe het pand dan wel zal worden gebruikt.
Standpunt van verzoekster
4. Verzoekster heeft om heropening van het pand gevraagd om het pand te kunnen onderhouden. Uit het politieonderzoek is niet gebleken van een verband tussen de explosie en de uitbaters van het hotel, dus er is geen reden om aan te nemen dat het heropenen van het pand een gevaar voor de openbare orde zal vormen. Daarnaast is er eerder al toegang verleend voor onderhoud aan het pand en dat heeft niet tot problemen geleid. De vraag of het toekomstige gebruik als hotel tot problemen zal leiden, moet worden beantwoord in de procedure over de exploitatievergunning.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
5. Voor de uitvoering van de sluitings- en heropeningsbevoegdheid heeft verweerder beleid opgesteld dat is neergelegd in de ‘Beleidsregels sluitingen en heropeningen Amsterdam’. [4] Na een sluiting kan de exploitant van een pand een verzoek om heropening indienen. De sluiting wordt opgeheven als de bescherming van de openbare orde zich daar niet meer tegen verzet. Daarbij wordt maatwerk toegepast. Verweerder kijkt bij de beoordeling van het verzoek om heropening naar de aanleiding van de sluiting, het risico op herhaling, het type inrichting dat in het pand gevestigd is, de afspraken die met de exploitant gemaakt zijn en het vertrouwen van de burgemeester dat de afspraken worden nagekomen en incidenten zich niet meer zullen voordoen.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er een voortdurende noodzaak bestaat om het pand gesloten te houden. Daartoe is van belang dat verzoekster het pand niet als hotel zal kunnen gebruiken zolang zij nog niet de daartoe benodigde exploitatievergunning heeft. Verzoekster heeft in de brief van 27 mei 2021 toegelicht dat zij het pand alleen heropend wil hebben om het te kunnen onderhouden. Zij heeft toegezegd dat zij niet een andersoortig bedrijf in het pand zal exploiteren in afwachting van de verlening van een exploitatievergunning voor een hotel. Verweerder heeft niet gemotiveerd waarom de heropening van het pand voor het plegen van onderhoud een gevaar voor een herhaald geweldsincident oplevert. Daarbij is van belang dat verzoekster eerder al meermalen het pand tijdelijk heeft mogen betreden ten behoeve van onderhoud, waaronder ten minste één keer voor de duur van vier weken, en niet is gebleken dat dit tot problemen heeft geleid. Ook uit de overige dossierstukken blijkt niet dat de politie het vermoeden heeft dat de geweldsincidenten verband houden met het pand zelf in plaats van met de exploitatie als hotel.
7. Het bestreden besluit is dus onvoldoende gemotiveerd. De vraag is vervolgens of de voorzieningenrechter, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening moet treffen. Verzoekster heeft er als eigenaar belang bij om haar pand vrij te kunnen betreden ten behoeve van het onderhoud van het pand. Verweerder heeft er belang bij om het pand gesloten te houden, omdat zij vreest voor nieuwe geweldsincidenten.
8. De voorzieningenrechter wijst erop dat hoe langer een sluiting van een pand voortduurt, hoe zwaarder het belang van de exploitant bij de heropening van een pand gaat wegen. In dit geval is het pand van verzoekster al meer dan twee jaar gesloten, terwijl het opsporingsonderzoek naar het laatste geweldsincident al meer dan anderhalf jaar geleden is afgerond. De identiteit van de dader is niet achterhaald en uit het onderzoek is niet gebleken dat de explosie verband hield met het hotel van verzoekster, zo blijkt uit de brief van 15 januari 2020 van de politie. Zonder meer recente (politie)informatie over verzoekster, haar bedrijfsvoering of haar medewerkers ziet de voorzieningenrechter niet in waarom verweerder twee jaar na het laatste geweldsincident nog steeds uitgaat van een dermate ernstige dreiging dat het gerechtvaardigd is om het pand gesloten te houden. Dit geldt temeer omdat verzoekster het pand nu enkel zal kunnen onderhouden en niet als hotel zal kunnen uitbaten. Onder deze omstandigheden kunnen de vermoedens van de politie dat de incidenten in 2018 en 2019 op het hotel gericht waren en de zorgen van de buurtbewoners, hoe invoelbaar deze ook zijn, niet langer de doorslag geven.
9. Gelet op de gebrekkige motivering van het bestreden besluit en het belang van verzoekster om toegang te hebben tot haar pand ten behoeve van onderhoud, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toe. De voorzieningenrechter treft de voorlopige voorziening dat de sluiting van het pand aan de [adres] wordt opgeheven tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
10. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
11. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 748,- en een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.496,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • schorst het bestreden besluit en bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de sluiting van het pand aan de [adres] wordt opgeheven tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan verzoekster te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.P. van Straelen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Die voorlopige voorziening is geregistreerd onder zaaknummer AMS 21/4144 en de uitspraak in die zaak is gedaan bij aparte uitspraak van 29 september 2021.
2.Gepubliceerd in het Gemeenteblad van 5 december 2019, nr. 295446.
3.Verweerder heeft deze aanwijzing gedaan op grond van artikel 2.16A van de APV.
4.Gepubliceerd in het Gemeenteblad van 7 mei 2020, nr. 115757.