ECLI:NL:RBAMS:2021:5482

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 september 2021
Publicatiedatum
29 september 2021
Zaaknummer
1330903120
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het dragen van een wapen van categorie IV onder de Wet wapens en munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 september 2021 uitspraak gedaan in een jeugdstrafrechtelijke kwestie. De verdachte, geboren in 2003, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van verschillende wapens, waaronder een keukenmes van categorie IV, op 4 december 2020 in Amsterdam. Tijdens de zitting heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. M. Modder, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. R.A. Bruinsma, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlasteleggingen met betrekking tot de vuurwapens en munitie, en sprak de verdachte vrij van deze punten. Echter, de rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte het keukenmes had gedragen, wat in strijd was met de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zijn eerdere veroordelingen en de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdbescherming Regio Amsterdam. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 25 dagen, met aftrek van voorarrest, en werden er bijzondere voorwaarden opgelegd voor zijn begeleiding en behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.309031.20
Datum uitspraak: 2 september 2021
Verkort (mondeling) vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2003,
wonende op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 2 september 2021. De rechtbank heeft de onderhavige zaak, gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de zaak met parketnummer 13/207741-21 tegen verdachte in welke zaak bij afzonderlijk vonnis uitspraak is gedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Modder en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.A. Bruinsma, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door mevrouw [persoon 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), mevrouw
[persoon 2] , namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA), mevrouw [persoon 3] , coach werkzaam bij Intensieve Forensische Aanpak (hierna: IFA-coach) en door de moeder van verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1.
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. medeplegen van) het voorhanden hebben van twee vuurwapens van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie op 4 december 2020 te Amsterdam;
2. ( medeplegen van) het voorhanden hebben van een stroomstootwapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie op 4 december 2020 te Amsterdam;
3. ( medeplegen van) het voorhanden hebben van munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie op 4 december 2020 te Amsterdam;
4. het voorhanden hebben van een (keuken)mes van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie op 4 december 2020 te Amsterdam.
2.2.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
De rechtbank acht - met de officier van justitie en de raadsman - niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 2 en 3 is ten laste gelegd. Op grond van het dossier en het ter zitting verhandelde is er onvoldoende wettig bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring van het medeplegen van het voorhanden hebben van de vuurwapens en munitie te komen. Gelet op het voorgaande dient verdachte van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
4.2.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
op 4 december 2020 te Amsterdam, een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een keukenmes zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir verzocht verdachte vrij te spreken van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten.
De officier van justitie heeft verder gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar onder 4 bewezen geachte feit zal worden veroordeeld. Zij heeft voor dit feit en het strafbare feit ten laste gelegd onder parketnummer 13/207741-21, te weten opzetheling en ten aanzien waarvan de officier van justitie voeging heeft verzocht, gevorderd dat verdachte een jeugddetentie voor de duur van 56 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 15 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren wordt opgelegd. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat verdachte de volgende bijzondere voorwaarden worden opgelegd: verdachte dient mee te werken aan de begeleiding van het Forensisch Jeugdteam met vaste wekelijkse afspraken, verdachte dient bij [verblijfadres] te verblijven en zich aldaar te houden aan de regels en afspraken, verdachte dient mee te werken aan de begeleiding van IFA met vaste wekelijkse afspraak, verdachte dient mee te werken aan een dagbesteding en/of schoolgang en het is verdachte verboden op welke wijze dan ook contact te hebben met [persoon 4], geboren op [geboortedag 2] 2000, [persoon 5], geboren op [geboortedag 3] 2001, en [persoon 6], geboren op [geboortedag 4] 1999.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte was uitgenodigd om bij een shoot van een (drill)rappclip in de kelder van een flat aanwezig te zijn. Naar aanleiding van een melding hierover is verdachte vervolgens in de hal van die flat aangehouden. Hij droeg een keukenmes met een lemmet van ongeveer 14 centimeter in zijn broekband. Verdachte heeft hiermee gehandeld in strijd met de Wet wapens en munitie gezien de omstandigheden waaronder hij het mes bij zich droeg. Het dragen van een mes in de openbaarheid heeft een gevaarzettend karakter. Dit rekent de rechtbank hem aan, te meer het een feit van algemene bekendheid is dat in drillrappvideo’s wapens, geld en geweld worden verheerlijkt en dat dergelijke video’s kunnen leiden tot ernstige geweldsmisdrijven.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
van 6 augustus 2021 waaruit blijkt dat verdachte op 27 november 2017 door de kinderrechter is veroordeeld tot een gedeeltelijk voorwaardelijke werkstraf wegens een straatroof, openlijk geweld en opzetheling en op 28 maart 2019 door de meervoudige kamer is veroordeeld tot een gedeeltelijk voorwaardelijke jeugddetentie en een leerstraf wegens een straatroof en een diefstal samen met een ander.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van een strafadvies van de Raad van 1 september 2021 waarin de Raad adviseert verdachte een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met bijzondere voorwaarden en een evaluatie van JBRA van 27 augustus 2021 waarin JBRA adviseert om verdachte de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen.
- het meewerken aan de behandeling vanuit het Forensisch Jeugdteam, er is een vaste afspraak;
- het verblijven bij [verblijfadres] en het zich hier houden aan de regels en afspraken;
- het meewerken aan het IFA traject en er is wekelijks contact en een afspraak met de IFA coach;
- naar school en dagbesteding gaan volgens rooster;
- een contactverbod met de medeverdachten, met uitzondering van [medeverdachte] omdat hij familie van verdachte is.
Ter zitting van 2 september 2021 hebben de Raad en JBRA gepersisteerd bij het gegeven schriftelijke advies. JBRA heeft verder verklaard dat verdachte open en prettig is in het contact. Zijn verblijf op [verblijfadres] lijkt nu rustiger te verlopen. Voor wat betreft de behandeling en begeleiding van verdachte is het van belang dat hij vaste begeleiders heeft, dat hij niet als persoon wordt afgewezen en dat hij vertrouwen krijgt in de hulpverlening en dat hij grenzen leert.
De IFA-coach heeft op de zitting verklaard dat verdachte positieve stappen zet en dat dat met vallen en opstaan gaat, dat het positief is dat hij open staat voor hulp en dat hij wil stoppen met blowen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, de omstandigheden waaronder het feit heeft plaatsgevonden, de hiervoor genoemde oriëntatiepunten, het feit dat verdachte eerder meermalen is veroordeeld, waaronder ook een misdrijf met een geweldsaspect, zijn persoon en persoonlijke omstandigheden zoals die blijken uit voornoemde rapporten en hetgeen door betrokkenen ter zitting naar voren is gebracht. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om verdachte een jeugddetentie voor de duur van 25 dagen met aftrek van voorarrest op te leggen. De rechtbank acht deze straf passend en geboden. Deze straf brengt met zich dat verdachte geen tijd in detentie meer hoeft door te brengen.
De straf die de rechtbank verdachte oplegt wijkt af van de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, de onderhavige zaak niet voegt met de zaak met parketnummer 13/207741-21 en in die zaak bij afzonderlijk vonnis heeft beslist. In die zaak heeft de rechtbank in het belang van de ontwikkeling van verdachte de bijzondere voorwaarden opgelegd, zoals geadviseerd door JBRA en de Raad en gevorderd door de officier van justitie.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77i van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart
het bewezenestrafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
25 (vijfentwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.M. Marseille, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. I.M. Nusselder en L.Z. Achouak el Idrissi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. W.J.A. van der Velde, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 september 2021.
[...]