ECLI:NL:RBAMS:2021:5481

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 september 2021
Publicatiedatum
29 september 2021
Zaaknummer
1320774121
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetheling van een snorfiets met bijzondere voorwaarden en voorwaardelijke werkstraf

Op 2 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van een snorfiets. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een besloten terechtzitting, waarbij de officier van justitie, mr. M. Modder, en de raadsman van de verdachte, mr. R.A. Bruinsma, aanwezig waren. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de verklaringen van verschillende betrokkenen, waaronder vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdbescherming Regio Amsterdam.

De verdachte is beschuldigd van het voorhanden hebben van een snorfiets, waarvan hij wist dat deze door misdrijf was verkregen, in de periode van 26 juli tot en met 2 augustus 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na het waarderen van het bewijs heeft de rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.

De rechtbank heeft besloten om de verdachte een voorwaardelijke werkstraf van 40 uur op te leggen, met een proeftijd van 2 jaar, en bijzondere voorwaarden, waaronder het meewerken aan begeleiding door het Forensisch Jeugdteam en het naleven van afspraken met de IFA-coach. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en eerdere veroordelingen. De beslissing is in overeenstemming met de Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting Jeugd en beoogt de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.207741.21
Datum uitspraak: 2 september 2021
Verkort (mondeling) vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2003,
wonende op het adres [adres]

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de besloten terechtzitting van 2 september 2021. De rechtbank heeft de onderhavige zaak, gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de zaak met parketnummer 13/309031-20 tegen verdachte in welke zaak bij afzonderlijk vonnis uitspraak is gedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Modder en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.A. Bruinsma, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door mevrouw [persoon 1], namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), mevrouw [persoon 2], namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA), mevrouw [persoon 3], coach werkzaam bij Intensieve Forensische Aanpak (hierna: IFA-coach) en door de moeder van verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1.
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan heling van een snorfiets in de periode van 26 juli 2021 tot en met 2 augustus 2021 te Amsterdam.
2.2.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 2 augustus 2021 te Amsterdam een snorfiets voorzien van kenteken [kenteken] voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld. De officier van justitie heeft voor dit feit en het onder 4 tenlastegelegde strafbare feit in de zaak met parketnummer 13/309031-20, te weten het dragen van een wapen (mes) van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie en ten aanzien van welke zaak de officier van justitie voeging heeft verzocht, gevorderd dat verdachte een jeugddetentie voor de duur van 56 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 15 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren wordt opgelegd. De officier van justitie heeft gevorderd dat daarbij als bijzondere voorwaarden worden opgelegd dat verdachte dient mee te werken aan de begeleiding van het Forensisch Jeugdteam met vaste wekelijkse afspraken, dat hij op [verblijfadres] dient te verblijven en dat hij zich houdt aan de regels en afspraken daar, dat hij meewerkt aan de begeleiding van IFA met een vaste wekelijkse afspraak, dat hij meewerkt aan een dagbesteding en/of schoolgang en dat het hem wordt verboden op welke wijze dan ook contact te hebben met [persoon 4], geboren op [geboortedag 2] 2000, [persoon 5], geboren op [geboortedag 3] 2001, en [persoon 6], geboren op [geboortedag 4] 1999.
Verdachte was meerderjarig op het moment dat hij het onderhavige feit heeft gepleegd. Op grond van de persoonlijkheid van de verdachte ziet de rechtbank aanleiding om het minderjarigenstrafrecht toe te passen. De rechtbank slaat bij de strafoplegging acht op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting Jeugd.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op een snorfiets gereden terwijl hij wist dat die snorfiets was gestolen. Verdachte heeft dit ook bekend. Dit is een ergerlijk feit en door zo te handelen heeft hij meegewerkt aan het in stand houden van een markt in gestolen goederen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
van 6 augustus 2021 waaruit blijkt dat verdachte eerder meermalen is veroordeeld, onder andere voor het plegen van een soortgelijk feit als het onderhavige en andere vermogensdelicten.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van een evaluatie van JBRA van 27 augustus 2021 welke is gebaseerd op de verdenking in de zaak met onderhavig parketnummer en de verdenkingen in zaak met parketnummer 13/309031-20. JBRA adviseert om verdachte in geval van een strafoplegging de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten:
- het meewerken aan de behandeling vanuit het Forensisch Jeugdteam, er is een vaste afspraak;
- het verblijven bij [verblijfadres] en het zich hier houden aan de regels en afspraken;
- het meewerken aan het IFA traject en er is wekelijks contact en een afspraak met de IFA coach;
- naar school en dagbesteding gaan volgens rooster;
- een contactverbod met de medeverdachten, met uitzondering van [medeverdachte] omdat hij familie van verdachte is.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van een strafadvies van de Raad van 1 september 2021 welk advies is gebaseerd op de verdenking in de zaak met onderhavig parketnummer en de verdenkingen in zaak met parketnummer 13/309031-20. De Raad adviseert verdachte een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met bijzondere voorwaarden overeenkomstig de bijzondere voorwaarden in het advies van JBRA.
Ter zitting van 2 september 2021 heeft de Raad verklaard achter het advies van JBRA betreffende de bijzondere voorwaarden te staan.
JBRA heeft ter zitting haar advies gehandhaafd en aanvullend verklaard dat verdachte open en prettig is in het contact. Zijn verblijf op [verblijfadres] lijkt nu rustiger te verlopen. Voor wat betreft de behandeling en begeleiding van verdachte is het van belang dat hij vaste begeleiders heeft, dat hij niet als persoon wordt afgewezen, dat hij vertrouwen krijgt in de hulpverlening en dat hij grenzen leert.
De IFA-coach heeft ter zitting verklaard dat verdachte positieve stappen zet en dat dat met vallen en opstaan gaat. Positief is dat hij open staat voor hulp en dat hij wil stoppen met blowen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, en zoals hiervoor is overwogen de oriëntatiepunten, het feit dat verdachte eerder meermalen voor het plegen van vermogensmisdrijven, waaronder ook heling, is veroordeeld, zijn persoon en persoonlijke omstandigheden zoals die blijken uit de schriftelijke adviezen van de Raad en JBRA en hetgeen door betrokkenen ter zitting naar voren is gebracht.
De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om verdachte een werkstraf op te leggen. Deze werkstraf zal geheel voorwaardelijk worden opgelegd en beoogt verdachte te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen en het opleggen van bijzondere voorwaarden, die de rechtbank in het belang van de ontwikkeling van verdachte acht, mogelijk te maken. De rechtbank zal een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uur opleggen met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank wijkt met deze strafoplegging af van de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, de onderhavige zaak niet voegt met de zaak met parketnummer 13/309031-20 en in die zaak bij afzonderlijk vonnis heeft beslist.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77c, 77g, 77m, 77n, 787x, 77y, 77z en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzetheling.
Verklaart
het bewezenestrafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van

40 (veertig) uren.

Beveelt dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden.
Beveelt dat, als de verdachte de voorwaardelijke taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen.
Stelt de proeftijd vast op
2 (twee) jarenonder
de algemene voorwaardedat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder
de bijzondere voorwaardendat de veroordeelde gedurende een periode die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd:
- zich zal melden bij Jeugdbescherming Regio Amsterdam, gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode en tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- meewerkt aan de behandeling vanuit het Forensisch Jeugdteam met, als dat nodig wordt geacht, vaste afspraken;
- verblijft bij [verblijfadres] en zich hier houdt aan de regels en afspraken;
- meewerkt aan de begeleiding door de IFA-coach met, als dat nodig wordt geacht, vaste afspraken;
- naar school en/of dagbesteding gaat volgens rooster;
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [persoon 4], geboren op [geboortedag 2] 2000, [persoon 5], geboren op
[geboortedag 3] 2001, en [persoon 6], geboren op [geboortedag 2] 1999, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Regio Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.M. Marseille, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. I.M. Nusselder en L.Z. Achouak el Idrissi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. W.J.A. van der Velde, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 september 2021.
[...]