ECLI:NL:RBAMS:2021:5480

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 september 2021
Publicatiedatum
29 september 2021
Zaaknummer
1307188321
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overval op telefoonwinkel met gedeeltelijk voorwaardelijke jeugddetentie en bijzondere voorwaarden

Op 2 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die samen met een ander een overval heeft gepleegd op een telefoonwinkel in Amsterdam op 13 maart 2021. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld, waarbij een grote hoeveelheid telefoons en Airpods werd gestolen. Tijdens de overval werden de winkelmedewerkers bedreigd met een mes en een hamer. De rechtbank heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, alsook van de verklaringen van de verdachte, zijn raadsvrouw en verschillende betrokkenen, waaronder de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdbescherming Brabant.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft geoordeeld dat er geen rechtvaardigingsgronden zijn voor zijn handelen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd, het feit dat hij first offender is, en de psychologische rapporten die wijzen op gedragsstoornissen en een posttraumatische-stressstoornis. De rechtbank heeft besloten om een jeugddetentie op te leggen van 187 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder verplichte begeleiding en behandeling, om recidive te voorkomen en de ontwikkeling van de verdachte te bevorderen. De rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien de ernst van het feit en het risico op herhaling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.071883.21
Datum (mondelinge) uitspraak: 2 september 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
wonende op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 2 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Modder en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B.M.A. Kersten, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door mevrouw [persoon 3] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad), mevrouw [persoon 1] , namens Jeugdbescherming Brabant [plaats] (hierna: JBB [plaats] de heer [persoon 2] , coach bij [instelling] , de moeder van verdachte en de heer [slachtoffer 1] , slachtoffer, naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1.
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 13 maart 2021 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan een diefstal met (bedreiging met) geweld dan wel afpersing samen met een ander van 24, althans één of meer, Samsung telefoon(s) en/of 34, althans één of meer Iphone(s) en/of, althans één of meer telefoons en/of 9, althans één of meer Airpods, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toehorende aan het winkelbedrijf Vodafone (gevestigd in de [straatnaam] ).
2.2.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4. Waardering van het bewijs

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 13 maart 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van
- 24 Samsung telefoons en
- 34 iPhones en
- 9 Airpods,
die aan het winkelbedrijf Vodafone (gevestigd in de [straatnaam] ) toebehoorden, door opzettelijk dreigend en/of gewelddadig
- zich voorzien van een mes en een (klauw)hamer naar het winkelbedrijf Vodafone (gevestigd aan de [straatnaam] ) te begeven en
- vervolgens voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] een mes en een (klauw)hamer,
te tonen en voor te houden en
- voornoemde [slachtoffer 2] onder bedreiging van een mes naar de achterzijde en de kluis van het winkelbedrijf Vodafone te dwingen te gaan en
- voornoemde [slachtoffer 2] onder bedreiging van een mes te dwingen de kluis van het winkelbedrijf Vodafone te openen en
- voornoemde [slachtoffer 2] onder bedreiging van een mes te dwingen voornoemde telefoons en Airpods uit die kluis te pakken en in hun meegebrachte tassen te stoppen en
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] onder bedreiging met een (klauw)hamer op zijn knieën te dwingen te gaan zitten en/of zijn/hun hoofd(en) te buigen en
- een (klauw)hamer in de rug van voornoemde [slachtoffer 1] te duwen en te houden en
- daarbij voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen: “Hou je mond” en “Blijf stil zitten” en “Beweeg niet ” en “iPhones pakken” en “iPhones alle, ook de Airpods” en “Kluis open” en “Hoofd bukken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 300 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 173 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren waarbij als bijzondere voorwaarden dienen te worden opgelegd dat verdachte
meewerkt aan behandeling van zijn problematiek, meewerkt aan een eventueel beschermd wonen traject, blijft meewerken aan de begeleiding van de coach van [instelling] , meewerkt aan het verkrijgen van een dagbesteding, meewerkt aan het volgen van scholing en zich houdt aan de huisregels en veiligheidsafspraken thuis, waarbij verdachte toezicht en begeleiding krijgt van JBB [plaats] . Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht en de begeleiding dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd en voorts met de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten als het onderhavige worden opgelegd.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met een ander een T-Mobile Shop overvallen en daarbij een grote hoeveelheid telefoons van Samsung en Apple en koptelefoons (Airpods) buitgemaakt. Verdachte en de medeverdachte hebben hierbij de drie winkelmedewerkers met een mes en hamer en verbaal bedreigd. Winkelmedewerker [slachtoffer 2] moest van de medeverdachte onder de dreiging van een mes de telefoons en koptelefoons uit de kluis halen en in twee tassen doen, terwijl verdachte de winkelmedewerkers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] in de winkel onder de dreiging van een hamer in bedwang hield en [slachtoffer 1] met een hamer tegen zijn rug duwde. Nadat de medeverdachte met de twee gevulde tassen uit de kluisruimte was gekomen, renden verdachte en de medeverdachte ieder met een tas de winkel uit.
Dit is een ernstig feit dat de rechtbank verdachte aanrekent. Deze gebeurtenis zal een zekere impact op de slachtoffers daarvan hebben (gehad). De ervaring leert dat slachtoffers die met een soortgelijk feit als het onderhavige worden geconfronteerd psychisch nadelige gevolgen daarvan kunnen ondervinden die langere tijd aanwezig kunnen blijven. Slachtoffer [slachtoffer 1] heeft op de terechtzitting van 2 september 2021 verklaard dat het feit dat de winkel werd overvallen hem ernstig deed schrikken, dat hij als gevolg van de overval drie à vier maanden behandeling van een psycholoog nodig had en dat hij pas recentelijk met de behandeling is gestopt.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
van 29 juli 2021 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van een Psychologisch Pro Justitia rapport opgemaakt door mevrouw K. Oostra, MSc, GZ-psycholoog/gerechtelijk deskundige NRGD, op 15 juni 2021, waarin is vermeld dat er bij verdachte sprake is van een posttraumatische-stressstoornis (PTSS), een oppositionele-opstandige gedragsstoornis en een normoverschrijdende gedragsstoornis. Voorts is er sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling (met antisociale trekken). De gedragsproblemen bestaan sinds langere tijd en ook ten tijde van het ten laste gelegde feit was hiervan sprake. De deskundige acht het zeer aannemelijk dat de genoemde stoornissen hebben doorgewerkt in het ten laste gelegde gezien de aard van de problematiek. Samenhangend met de gedragsstoornissen is verdachte vooral gericht op zijn eigen behoeften en sneller geneigd tot het overschrijden van (andermans) grenzen. Hij heeft een impulsieve gedragshouding, zijn gewetensontwikkeling is beperkt ontwikkeld en hij houdt hierbij weinig rekening met de gevolgen van zijn gedrag voor anderen. Hij beschikt over beperkt empathisch vermogen, heeft weinig probleembesef en neemt weinig tot geen verantwoordelijkheid voor zijn eigen gedrag, waarbij hij nauwelijks sturing en structuur vanuit zijn omgeving accepteert, aldus de deskundige. De posttraumatische-stressstoornis maakt dat verdachte in zijn algeheel functioneren onder druk staat, waardoor hij nog minder in staat is om juiste keuzes te maken. De psycholoog meent dat verdachte door de genoemde problematiek en de psychische stoornissen in het algemeen minder goed in staat is tot het maken van afgewogen keuzen en zijn gedrag op basis hiervan bij te sturen. Op basis hiervan adviseert zij het ten laste gelegde in een verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Ten aanzien van het risico op recidive heeft de deskundige vermeld dat de posttraumatische-stressstoornis maakt dat het sociaal-emotioneel functioneren van verdachte ernstig onder druk staat, waardoor hij kwetsbaar is in zijn functioneren en sneller verkeerde keuzen maakt. Dit wordt versterkt door de gedragsstoornissen, die onder andere verwijzen naar een hogere mate van grensoverschrijdend en antisociaal gedrag. De gebrekkige gewetensontwikkeling maakt dat verdachte nog minder rem heeft op zijn gedrag. Hierdoor neemt het risico op recidive toe.
De deskundige adviseert verdachte verplichte begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen waarbij als bijzondere voorwaarden worden opgelegd dat verdachte moet meewerken aan behandeling door een instelling zoals [naam instelling] en aan het traject van SDWW en moet meewerken aan een eventuele uithuisplaatsing.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 9 augustus 2021 waarin de Raad heeft vermeld dat het nodig is dat verdachte begeleiding en behandeling krijgt, teneinde het risico op toekomstig grensoverschrijdend gedrag en recidive te verminderen. De Raad heeft voorts vermeld dat uit het onderzoek van de Raad en de bevindingen uit het persoonlijkheidsonderzoek meerdere risicofactoren naar voren komen die maken dat de kans op herhaling groot is wanneer er niets gebeurt. In het onderzoek van de Raad komt naar voren dat met name binnen de domeinen vrije tijd, relaties, attitude en vaardigheden veel risicofactoren aanwezig zijn. De Raad adviseert verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat hij zich gedurende een door de gecertificeerde instelling, te weten Jeugdbescherming Brabant, gevestigd [in plaats] te bepalen periode en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen, zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht (maximaal tot het einde van de proeftijd), dat hij zal meewerken aan de geadviseerde hulpverlening vanuit het persoonlijkheidsonderzoek, te weten forensische ambulante hulpverlening vanuit [naam instelling] , dat hij zal meewerken aan een traject beschermd/begeleid wonen indien dit aan de orde is, dat hij zal meewerken aan de hulpverlening vanuit de coach van [instelling] , dat hij zal meewerken aan het vinden en behouden van een positieve dagbesteding, waaronder werken bij [naam werkplaats] (vijf dagen per week) en indien daar sprake van is het volgen van onderwijs en dat hij zal meewerken aan de veiligheidsafspraken, dan wel huisregels opgesteld door de Jeugdbescherming Brabant, waarbij aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant (JBB) te [plaats] opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ter zitting van 2 september 2021 heeft de Raad voornoemd advies gehandhaafd.
Ter zitting heeft JBB [plaats] verklaard dat verdachte een kwetsbare jongen is die forensische ambulante hulpverlening nodig heeft. JBB [plaats] is bezig om de inzet van [naam instelling] hiervoor te regelen. De reclasseringsmedewerker is blij met de inzet van verdachte ten aanzien van de hulpverlening nadat het bevel tot voorlopige hechtenis voor de tweede maal is geschorst alsook met de band die hij met zijn coach aan het creëren is. De dagbesteding is positief en ziet kansen voor hem. Hij staat open voor hulp, maar zal wel zijn taken actiever moeten uitvoeren en een tandje moeten bijzetten. Op dit moment is schoolgang nog geen optie, maar als verdachte blijft meewerken met de hulpverlening is schoolgang in de toekomst een mogelijkheid.
Ter zitting heeft de coach van [instelling] verklaard dat hij verdachte vier keer per week ziet en begeleidt. Verdachte is open en werkt mee aan deze begeleiding. Hij houdt zich aan de afspraken en luistert naar de adviezen. De coach ziet een stijgende lijn.. De trajecten die verdachte nu volgt zijn meerjarige trajecten. De coach is positief gestemd en is bereid om de uitdaging met verdachte aan te gaan.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, met, zoals hiervoor is overwogen, de oriëntatiepunten, het feit dat verdachte first offender is, zijn persoon en persoonlijke omstandigheden zoals die blijken uit voornoemde rapporten en hetgeen door betrokkenen ter zitting naar voren is gebracht.
De rechtbank ziet in de minderjarigheid van verdachte, het feit dat hij het tenlastegelegde heeft bekend, dat hij verminderd toerekeningsvatbaar is, dat hij open staat voor hulpverlening en dat hij daarmee laat zien in de toekomst andere (positieve) keuzes te willen maken, aanleiding om af te wijken van de strafeis van de officier van justitie. In zijn voordeel weegt de rechtbank ook mee dat verdachte op de zitting zijn excuses heeft gemaakt aan slachtoffer [slachtoffer 1] en heeft aangegeven dat hij bereid is met hem in gesprek te gaan over wat er is gebeurd.
De rechtbank zal verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen die gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Dit betekent dat hij geen tijd in detentie meer hoeft door te brengen. De rechtbank zal hem daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee maanden opleggen, teneinde recidive te voorkomen en het opleggen van bijzondere voorwaarden, die de rechtbank in het belang van de ontwikkeling van verdachte acht, mogelijk te maken. De rechtbank ziet dat de coach van [instelling] een goede impact heeft op verdachte en benadrukt het belang dat deze coaching wordt doorgezet. Tezamen genomen betekent dit dat verdachte een jeugddetentie voor de duur van 187 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk zal worden opgelegd met daaraan verbonden een proeftijd van 2 jaar.
De rechtbank zal bevelen dat de opgelegde bijzondere voorwaarden en het toezicht en de begeleiding dadelijk uitvoerbaar zijn, nu verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en er, blijkens het Raadsrapport en het Pro Justitia rapport, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat hij wederom een dergelijk misdrijf zal begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart
het bewezenestrafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
187 (honderdzeven en tachtig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot
60 (zestig) dagen,nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden.
Stelt de proeftijd vast op
2(
twee) jarenonder
de algemene voorwaardedat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder
de bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant in [plaats] te bepalen periode en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden
bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk
acht;
- zal meewerken aan de geadviseerde hulpverlening van uit het
persoonlijkheidsonderzoek, te weten forensische ambulante hulpverlening vanuit
[naam instelling] dan wel een soortgelijke instelling;
- zal meewerken aan de hulpverlening vanuit de coach van [instelling] ;
- zal meewerken aan het vinden en behouden van een positieve dagbesteding, thans [naam werkplaats] , en/of het volgen van onderwijs;
- zal meewerken aan een traject beschermd/begeleid wonen indien de professionals vinden dat dat nodig is.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Geeft Jeugdbescherming Brabant te [plaats] opdracht toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.M. Marseille, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. I.M. Nusselder en L.Z. Achouak el Idrissi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. W.J.A. van der Velde, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 september 2021.
[..]