In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 9 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Nobillon Vastgoed B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam over de afwijzing van een omgevingsvergunning. Nobillon had op 5 maart 2019 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het wijzigen van de indeling van de eerste verdieping en het realiseren van een aanbouw op de begane grond van een pand dat deel uitmaakt van een als gemeentelijk monument aangewezen bouwblok. Het college heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat de uitbreiding de monumentale waarde van het pand en de opzet van het complex zou aantasten.
Nobillon heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. In een eerdere uitspraak van de rechtbank op 19 november 2020 werd het beroep van Nobillon gegrond verklaard, en het college werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Echter, het college heeft in een nieuw besluit van 3 maart 2021 wederom de afwijzing gehandhaafd, wat leidde tot een nieuw beroep van Nobillon.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het college ten onrechte de omgevingsvergunning had afgewezen. De rechter concludeerde dat de uitbreiding niet in strijd was met het bestemmingsplan en dat de monumentale waarde van het pand niet werd aangetast door de voorgestelde uitbreiding. De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen. Tevens werd het college veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan Nobillon.