Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De beoordeling
tijdenshet huwelijk is verworven. Iedere echtgenoot is rechthebbende op de helft van de aan de andere echtgenoot toebehorende nettowaarde van diens verwervingen (artikel 236 TBW).
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 september 2021 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, beiden met een Turkse achtergrond. De vrouw, die zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit bezit, heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken op basis van Nederlands recht, terwijl de man, die enkel de Turkse nationaliteit heeft, aanvoert dat het Turkse recht van toepassing is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw op het moment van indiening van het verzoekschrift haar gewone verblijfplaats in Nederland had en daar al meer dan zes maanden woonde, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding. De rechtbank heeft geoordeeld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen.
Daarnaast heeft de man verzocht om teruggave van sieraden en muntstukken die hij aan de vrouw had gegeven tijdens de verloving. De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd en gesteld dat deze goederen tot haar persoonlijk vermogen behoren volgens het Turkse recht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man geen recht heeft op teruggave van deze goederen, omdat deze voor het huwelijk zijn verkregen en derhalve niet onderhevig zijn aan financiële afrekening. Het beroep van de man op ongerechtvaardigde verrijking is afgewezen, omdat het huwelijk inmiddels heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en het verzoek van de man afgewezen.