In deze zaak vordert eiser, een eigenaar van een perceel, dat gedaagde, zijn buurman, de overhangende takken van zijn bomen verwijdert op grond van artikel 5:44 BW. Eiser heeft herhaaldelijk geprobeerd om gedaagde te bewegen de takken te snoeien, maar zonder resultaat. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van naburigheid, ondanks de scheiding door een vaart, en dat eiser het recht heeft om de takken te laten verwijderen. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat het verwijderen van de takken een vergunning vereist, die waarschijnlijk niet verleend zal worden. De rechtbank oordeelt dat gedaagde verplicht is om de takken te verwijderen, mits de vergunning wordt verkregen. Eiser moet 30% van de kosten voor de verwijdering dragen. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser toe, inclusief de verplichting voor gedaagde om een vergunning aan te vragen bij de gemeente Amsterdam. De kosten voor de procesvoering worden aan gedaagde opgelegd.