ECLI:NL:RBAMS:2021:5414

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
C/13/688745 / HA ZA 20-864
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot verwijderen van overhangende takken en aanvragen van vergunning

In deze zaak vordert eiser, een eigenaar van een perceel, dat gedaagde, zijn buurman, de overhangende takken van zijn bomen verwijdert op grond van artikel 5:44 BW. Eiser heeft herhaaldelijk geprobeerd om gedaagde te bewegen de takken te snoeien, maar zonder resultaat. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van naburigheid, ondanks de scheiding door een vaart, en dat eiser het recht heeft om de takken te laten verwijderen. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat het verwijderen van de takken een vergunning vereist, die waarschijnlijk niet verleend zal worden. De rechtbank oordeelt dat gedaagde verplicht is om de takken te verwijderen, mits de vergunning wordt verkregen. Eiser moet 30% van de kosten voor de verwijdering dragen. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser toe, inclusief de verplichting voor gedaagde om een vergunning aan te vragen bij de gemeente Amsterdam. De kosten voor de procesvoering worden aan gedaagde opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/688745 / HA ZA 20-864
Vonnis van 18 augustus 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. A.W. Brantjes te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.J. Engelsma te Amsterdam.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 augustus 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 24 februari 2021 waarin een descente en een mondelinge behandeling is bepaald;
  • het proces-verbaal van de descente en aansluitend de mondelinge behandeling, gehouden op 18 juni 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn (achter)buren van elkaar. [eiser] is eigenaar van het perceel aan de [adres 1] . [gedaagde] is eigenaar van het perceel aan de [adres 2] . De ligging van de percelen volgt uit de kadastrale kaart zoals overgelegd door [eiser] . Perceelnummer [nummer 1] is van [eiser] en perceelnummer [nummer 2] is van [gedaagde] (beide nummers zijn geel onderstreept door de rechtbank):
2.2.
Op de scheidslijn van de percelen [eiser] en [gedaagde] bevindt zich een vaart waaraan de achtertuinen van beide percelen grenzen. Aan de achterzijde van de tuin van [gedaagde] , langs de vaart, bevindt zich een rij bomen. De takken van deze bomen hangen over (de vaart en) de tuin van [eiser] . In verband met de hoogte van een deel van de overhangende takken is het voor [eiser] noch voor [gedaagde] mogelijk om deze eigenhandig te verwijderen.
2.3.
Op 23 april 2019 heeft de rechtsbijstandsverzekeraar van [eiser] [gedaagde] aangemaand om de overhangende takken terug te snoeien op grond van artikel 5:44 BW. In reactie heeft de gemachtigde van [gedaagde] bij brief van 3 mei 219 laten weten geen noodzaak te zien de overhangende takken te snoeien, dat de bomen periodiek gecontroleerd worden en voor zover nodig gesnoeid worden, en dat geen bezwaar bestaat als [eiser] de takken zelf verwijdert. Nadien heeft [eiser] [gedaagde] opnieuw gesommeerd en heeft [gedaagde] gereageerd, zonder dat dit tot een oplossing heeft geleid.
2.4.
[eiser] heeft een offerte aangevraagd bij hovenier [naam] voor het snoeien van de overhangende takken. [naam] heeft de werkzaamheden begroot op € 2.843,50 inclusief btw.
2.5.
In februari 2020 heeft [gedaagde] de laag overhangende takken laten verwijderen, met uitzondering van twee takken.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis wordt veroordeeld tot:
het verwijderen en het verwijderd houden van alle overhangende takken op het perceel bij [eiser] op eigen kosten, binnen zes weken na wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom;
voor zover het gevorderde onder a. niet kan worden toegewezen gelet op een mogelijk benodigde vergunning, [gedaagde] tevens te veroordelen om binnen vijf dagen na wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom, over te gaan tot i) het op eigen kosten indienen van een deugdelijke aanvraag van een vergunning bij de gemeente Amsterdam voor het verwijderen van alle overhangende takken, dan wel ii) het afgeven van een volwaardige machtiging aan [eiser] om op kosten van [gedaagde] voornoemde vergunning aan te vragen, dan wel iii) het geven van een schriftelijke en expliciete toestemming aan [eiser] om op kosten van [gedaagde] voornoemde vergunning aan te vragen, waarbij in alle gevallen onder i) tot en met iii) het gevorderde onder a. ingaat binnen vijf dagen na het verkrijgen van de voornoemde vergunning;
indien de gemeente Amsterdam geen vergunning verleent na een eventuele aanvraag daartoe, het verwijderen en het verwijderd houden van het vergunningvrije deel van de overhangende takken op het perceel bij [eiser] op eigen kosten, binnen twee weken na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom;
betaling van de proceskosten met nakosten.
3.2.
[eiser] legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag. [eiser] heeft sinds 2016 geprobeerd om [gedaagde] ertoe te bewegen om de overhangende takken te snoeien, omdat [eiser] ernstige overlast ondervindt van deze takken. De overhangende takken ontnemen het zonlicht op zijn tuin en in zijn woning en belemmeren de groei van de beplanting op zijn perceel. [gedaagde] heeft hier geen gehoor aan gegeven, althans onvoldoende. [eiser] is daarom op grond van artikel 5:44 BW gerechtigd om de takken zelf te verwijderen. Voor het snoeien is echter waarschijnlijk een gemeentelijke vergunning nodig die [gedaagde] moet aanvragen, althans die namens hem of met toestemming van hem moet worden aangevraagd. [gedaagde] wil zijn medewerking hier niet aan verlenen. Bovendien wil [gedaagde] de kosten voor het verwijderen van de overhangende takken niet voldoen. Daarom vordert [eiser] dat [gedaagde] op grond van artikel 5:44 BW de overhangende takken verwijdert en verwijderd houdt op zijn eigen kosten. [gedaagde] is hier ook toe gehouden op grond van artikel 5:37 BW, omdat sprake is van onrechtmatige hinder.
3.3.
[gedaagde] voert – samengevat – het volgende verweer. Hij betwist dat artikel 5:44 BW een grondslag vormt voor de vorderingen van [eiser] . Dit artikel biedt geen grondslag om de eigenaar van bomen met overhangende takken te veroordelen die takken te verwijderen op zijn kosten. Het verwijderen van de overhangende takken zou voorts betekenen dat de kruinen van de betreffende bomen moeten worden gekapt. Daarvoor zal waarschijnlijk geen vergunning worden verleend. Toewijzing van de vorderingen zou ook kosten met zich mee brengen voor [gedaagde] . Voorgaande weegt niet op tegen het belang dat [eiser] heeft bij het verwijderen van de overhangende takken.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 5:44 BW kan de eigenaar van een erf de beplantingen van zijn nabuur die over zijn erf hangen wegsnijden, als de nabuur nalaat het overhangende te verwijderen ondanks aanmaning daartoe van de eigenaar.
naburigheid
4.2.
[gedaagde] heeft in de eerste plaats betwist dat partijen naburen zijn omdat de percelen van partijen worden gescheiden door een vaart. Daar gaat de rechtbank niet in mee. Voor nabuurschap hoeven de erven niet aan elkaar te grenzen. Voldoende is een zekere naburigheid, ten gevolge waarvan het ene erf invloed uitoefent op het andere. Daar is in dit geval sprake van, aangezien de tuinen van partijen slechts worden gescheiden door een vaart en er takken van bomen uit de tuin [gedaagde] over de tuin van [eiser] hangen, hetgeen tussen partijen niet in geschil is. Artikel 5:44 vindt in zoverre dus toepassing.
verplichting tot verwijderen
4.3.
[eiser] heeft [gedaagde] gesommeerd de in geschil zijnde overhangende takken te verwijderen (zie 2.3). Vast staat dat na snoeiwerkzaamheden (zie 2.5) de hoog overhangende takken en twee lagere overhangende takken (hierna: takken) niet zijn verwijderd door [gedaagde] . [eiser] komt daarom in beginsel het recht toe de takken zelf weg te snijden, hetgeen [gedaagde] ook niet betwist. [eiser] stelt echter dat artikel 5:44 BW ook een verplichting voor [gedaagde] oplevert om – op zijn kosten – de takken te (laten) verwijderen. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Anders dan [gedaagde] betoogt, heeft [eiser] de mogelijkheid om in rechte verwijdering van de takken te vorderen van [gedaagde] . Dit volgt uit de ratio van artikel 5:44 BW (dat een vorm van eigenrichting toestaat als de eigenaar van de bomen na aanmaning niet snoeit) in samenhang met artikel 5:21 BW, wat [eiser] de bevoegdheid geeft als eigenaar van zijn perceel ook de ruimte daarboven te (kunnen) gebruiken. [gedaagde] heeft nog aangevoerd dat artikel 5:44 BW niet geldt voor takken die zo hoog hangen dat de buurman daar zelf niet bij kan, zoals in dit geval. De rechtbank volgt dit betoog van [gedaagde] niet. Uit artikel 5:44 BW zelf en de toelichting daarop volgt geen beperking wat betreft de hoogte van de overhangende beplanting.
misbruik van recht
4.4.
De bevoegdheid om in rechte verwijdering van de takken te vorderen komt [eiser] niet toe als hij daarmee misbruik van recht maakt. Dat is onder meer het geval als [eiser] zijn bevoegdheid gebruikt voor een ander doel dan waartoe zij is verleend of wanneer [eiser] in redelijkheid niet tot de uitoefening van zijn bevoegdheid kan komen, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij die uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad (artikel 3:13 lid 2 BW). Van misbruik van recht is in dit geval niet gebleken en daartoe geldt het volgende.
4.5.
[eiser] heeft gesteld dat zijn belang erin is gelegen dat de takken worden verwijderd, zodat hij meer zonlicht in zijn tuin heeft, zonnepanelen op zijn dak mogelijk worden en hij geen last meer heeft van het afval van de takken in zijn tuin. [gedaagde] heeft betwist dat de takken het doorlaten van licht verhinderen, maar tijdens de descente heeft de rechtbank geconstateerd dat de takken over de gehele breedte van de tuin van [eiser] hangen, en daarmee – afhankelijk van het moment van het jaar en tijdstip op de dag in verband met de stand van de zon – in meerdere of mindere mate zorgen voor minder licht in de tuin van [eiser] .
4.6.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de takken niet kunnen worden verwijderd zonder beschadiging van de kruinen van de bomen en dat om die reden ook geen vergunning zal worden verleend door de gemeente. Voorts heeft [gedaagde] aangevoerd dat de bomen deel uitmaken van een “beschermd dorpsgezicht” en daarom niet gekapt mogen worden. [eiser] heeft dit laatste betwist en [gedaagde] heeft nagelaten dit nader te onderbouwen. Ter zitting heeft [gedaagde] verder verklaard dat hij geen problemen heeft met het snoeien van de bomen als daarvoor een vergunning wordt verleend en [eiser] de kosten daarvan draagt. De rechtbank begrijpt daaruit dat het belang van [gedaagde] er met name in is gelegen niet te worden veroordeeld in de kosten van de verwijdering.
4.7.
Alles afwegend is bij deze stand van zaken geen sprake van een dusdanige onevenredigheid tussen de belangen van [eiser] en [gedaagde] dat het in rechte vorderen dat [gedaagde] de takken verwijderd misbruik van recht oplevert. Wel heeft [gedaagde] een rechtens te respecteren belang dat het snoeien op een zorgvuldige en evenwichtige manier plaatsvindt om schade aan de (kruinen van) de bomen te voorkomen, maar nu [gedaagde] als eigenaar het snoeien kan laten uitvoeren staat dit belang niet in de weg aan toewijzing van de vordering van [eiser] .
kosten
4.8.
Ter zitting is gebleken dat het antwoord op de vraag wie de kosten moet dragen voor verwijdering van de takken een belangrijk twistpunt is tussen partijen. De kosten van verwijdering worden in de offerte van hovenier [naam] begroot op € 2.843,50. Omdat [eiser] heeft gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld de verwijdering van de takken op eigen kosten te laten plaatsvinden is dit twistpunt onderdeel van het geschil.
4.9.
Voor zover [eiser] stelt dat van [gedaagde] de kosten geheel moet dragen op grond van onrechtmatige hinder (artikel 5:37 BW) geldt dat onrechtmatige hinder niet is komen vast te staan. Het had, gelet op de betwisting door [gedaagde] , op de weg van [eiser] gelegen om nader te onderbouwen dat de takken dermate veel zonlicht ontnemen aan zijn tuin en woning, of dat het afval van de bomen in zijn tuin zodanig is, dat sprake is van onrechtmatige hinder. Dat heeft [eiser] nagelaten.
4.10.
Artikel 5:44 BW geeft geen uitsluitsel over de vraag wie de kosten moet dragen. De rechtbank begrijpt uit de stellingen van partijen ter zitting dat zij bereid zijn ieder een gedeelte van de kosten te voldoen, maar dat zij het niet eens kunnen worden over de verdeling. De rechtbank ziet daarin aanleiding om de kosten voor verwijdering van de takken tussen partijen te verdelen, in die zin [eiser] 30% dient bij te dragen aan de kosten voor verwijdering. Dit zal in de beslissing worden opgenomen.
vergunning
4.11.
Uit de stellingen van partijen volgt tot slot dat partijen het erover eens zijn dat voor het snoeien van de hoge overhangende takken (waarschijnlijk) een vergunning van de gemeente nodig is op grond van de Bomenverordening van de gemeente Amsterdam en dat [gedaagde] deze als eigenaar dient aan te vragen. De rechtbank zal hier in het dictum rekening mee houden, in zoverre dat de verplichting tot het verwijderen van de takken niet eerder ingaat dan zes weken nadat deze vergunning is verkregen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat een vergunning volgens de specialisten ‘bij voorbaat kansloos is’, maar die stelling is niet onderbouwd en [gedaagde] heeft ter zitting toegegeven dat het ook altijd verschilt per boom.
4.12.
[eiser] heeft onder 3.1 sub b gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld een vergunning aan te vragen. Deze vordering, met de variant onder (i), zal als onvoldoende betwist worden toegewezen op een termijn van 4 weken na datum vonnis. De kosten voor het aanvragen van een vergunning dient [gedaagde] zelf te voldoen, nu hij als eigenaar van de bomen de vergunning moet aanvragen.
4.13.
Voor het geval de vergunning wordt geweigerd heeft [eiser] onder 3.1 sub c gevorderd dat gesnoeid wordt tot zover dat zonder vergunning (vergunningvrij) is toegestaan. De rechtbank zal deze vordering toewijzen, nu niet is gebleken dat [gedaagde] bij het snoeien in februari 2020 al de gehele vergunningvrije ruimte heeft toegepast.
conclusie
4.14.
De rechtbank zal de vorderingen onder 3.1 sub a, b en c toewijzen zoals hiervoor toegelicht. De gevorderde dwangsommen worden beperkt en gemaximeerd zoals hierna vermeld.
proceskosten en nakosten
4.15.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 100,89
- griffierecht € 304,00
- salaris advocaat
€ 1.689,00(3,0 punten × tarief € 563,00)
Totaal € 2.093,89
4.16.
De nakosten worden begroot en toegewezen als na te melden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot verwijdering en het verwijderd houden van alle overhangende takken van zijn bomen boven het perceel van [eiser] voor zover de vergunning als hierna bedoeld dat toestaat, waarbij [eiser] voor 30% zal bijdragen in de daarmee gepaard gaande verwijderingskosten, binnen zes weken nadat genoemde vergunning is verleend, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot het op eigen kosten indienen van een deugdelijke aanvraag voor een vergunning op grond van de Bomenverordening van de gemeente Amsterdam voor het verwijderen van alle overhangende takken van zijn bomen boven het perceel van [eiser] , binnen vier weken na het wijzen van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] , indien de gemeente Amsterdam de vergunning als hiervoor bedoeld afwijst, tot verwijdering en het verwijderd houden van het vergunningvrije deel van de overhangende takken van zijn bomen boven het perceel van [eiser] , waarbij [eiser] voor 30% zal bijdragen in de daarmee gepaard gaande verwijderingskosten, binnen zes weken nadat genoemde vergunning is afgewezen, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet,
5.4.
bepaalt dat de dwangsommen zoals vermeld in 5.1, 5.2 en 5.3 tezamen nooit meer zullen bedragen dan € 5.000,00,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 2.093,89,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan de betalingsverplichting uit dit vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.S. Kalff, rechter, bijgestaan door mr. T. Kok, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2021. [1]

Voetnoten

1.type: