ECLI:NL:RBAMS:2021:5412

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
9331621
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en zorgovereenkomst: ontruiming van woning na beëindiging zorgverlening

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 augustus 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Philadelpia Zorg (eiseres) en een gedaagde, die in een zorgwoning verbleef. De zaak betreft een huurrechtelijke kwestie waarbij de zorgovereenkomst tussen partijen centraal staat. De eiseres vorderde ontruiming van de woning van de gedaagde, omdat deze zich niet hield aan de zorgovereenkomst en de begeleiding weigerde. De gedaagde had een zorgovereenkomst met Philadelpia, die was gekoppeld aan de huur van de woning. De rechtbank oordeelde dat de zorgovereenkomst en de huurovereenkomst onlosmakelijk met elkaar verbonden waren. De gedaagde had vanaf januari 2020 stelselmatig zorg geweigerd, wat leidde tot de beëindiging van de zorgovereenkomst per 1 juli 2021. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde zich niet kon beroepen op huurbescherming, omdat de huurovereenkomst eindigde met de zorgovereenkomst. De rechtbank oordeelde dat het belang van Philadelpia om de woning te kunnen aanbieden aan andere zorgbehoevenden zwaarder woog dan het belang van de gedaagde om in de woning te blijven. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, en de gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9331621 KK EXPL 21-501
vonnis van: 11 augustus 2021
func.: 569

vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e

de stichting Stichting Philadelpia Zorg

gevestigd te Amersfoort
eiseres
nader te noemen: Philadelpia
gemachtigde: mr. M. Cohen
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. L.A. Fischer.
Bij dagvaarding van 14 juli 2021, met producties, heeft Philadelpia een voorziening gevorderd.
Namens Philadelpia zijn verschenen de dames [naam 1] , [naam 2] en mr. M. Uipkes vergezeld door de gemachtigde. Namens [gedaagde] is de gemachtigde verschenen. Partijen hebben voorafgaande aan de zitting stukken in het geding gebracht. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht, mede aan de hand van overgelegde pleitnota’s. Alle stukken zijn aan het procesdossier toegevoegd. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.
Philadelpia is een stichting die zich richt op het ondersteunen van mensen met een verstandelijke beperking.
1.2.
De door Philadelpia verleende zorg wordt aangeboden via zorgwoningen. Philadelpia huurt deze zorgwoningen van Woningcorporatie De Alliantie.
1.3.
Philadelpia en [gedaagde] zijn op 2 oktober 2017 een zorgovereenkomst aangegaan waarbij [gedaagde] in oktober 2017 de woning heeft betrokken aan het adres [adres] . De zorgvraag bestond uit begeleiding bij zelfstandig wonen en bij de opvoeding van de zoon van [gedaagde] , [minderjarige] , geboren [geboortedatum] 2016. De zorg voor [gedaagde] is gefinancierd op grond van de Wmo. De zorg voor [minderjarige] is gefinancierd op grond van de Jeugdwet. De zorg bestond aanvankelijk uit dagelijkse begeleiding en uiteindelijk uit twee keer een begeleidingsuur per week. In de zorgovereenkomst is opgenomen:
‘Worden de diensten verricht op basis van Wmo, Jeugdwet of “Beschermd wonen overige regelgeving’, dan is de duur van deze overeenkomst gelijk aan de duur van de samenwerking tussen Philadelpia en de betrokken gemeente’
1.4.
In verband met de invoering van het beleid “Scheiden Wonen en Zorg” is Philadelpia met [gedaagde] een aparte huurovereenkomst aangegaan op 1 oktober 2019. In de huurovereenkomst is opgenomen:
‘De Stichting Philadelpia Zorg huurt de betreffende woning van De Alliantie te Amsterdam ten behoeve van huisvesting van één of meer cliënten die zorg, ondersteuning en begeleiding ontvangen.De huurder heeft in zijn dagelijkse leven en woonsituatie zorg, begeleiding en ondersteuning nodig. Hij heeft hiertoe een individuele zorgverleningsovereenkomst met een zorgaanbieder gesloten.’Artikel 2(…) In zijn woonsituatie ontvangt de huurder zorg, ondersteuning en begeleiding. Het gehuurde wordt nadrukkelijk verhuurd in het kader van zorgverlening.
1.5.
Artikel 14 van de toepasselijke ‘Algemene Voorwaarden betreffende huur van woonruimte in het kader van zorgverlening’ luidt onder meer:
‘1. (…) de verhuurder het recht heeft de huurovereenkomst met onmiddellijke ingang tussentijds te beëindigen indien de huurder zijn zorgverleningsovereenkomst met de zorgaanbieder opzegt of deze door de zorgaanbieder, al dan niet wegens een dringende reden, wordt beëindigd.’
1.6.
[gedaagde] heeft zich meer en meer onttrokken aan de zorg en is afspraken met Philadelpia stelselmatig gaan afzeggen dan wel heeft de begeleidsters niet in de woning toegelaten.
1.7.
Philadelpia heeft [gedaagde] op 10 maart 2020 per brief meegedeeld:
‘De gemeente neemt tot 17 maart de tijd om (…) te beslissen of ze je een laatste kans geven. Gevolg kan zijn dat jouw indicatie niet wordt verlengd. Dat betekent dat jouw recht op de woning van Philadelpia vervalt. Je zal de woning dan moeten verlaten.De begeleiding heeft met jou besproken wat je kan verwachten als jouw indicatie door de gemeente niet verlengd wordt. Het is alsnog belangrijk om dit samen voor te bereiden. Onze volgende afspraak staat gepland op vrijdag 13 maart om 15:00.’
1.8.
De afspraak is door [gedaagde] afgezegd en per brief van dezelfde dag deelt Philadelpia aan [gedaagde] mee:
‘het is alsnog belangrijk om samen een plan te maken voor je woonplek als jouw indicatie niet wordt verlengd. Er is ook een plan nodig voor de begeleiding als jouw indicatie wel wordt verlengd.’
1.9.
Philadelpia heeft aan [gedaagde] op 17 april 2020, 22 juli 2020, 24 augustus 2020, 26 augustus 2020 en 31 augustus 2020 brieven gericht waarin onder meer de problematiek aan de orde is gekomen dat [gedaagde] zorg weigert, de zorgindicatie niet verlengd zal worden indien [gedaagde] zorg blijft weigeren en er een oplossing gezocht dient te worden indien de woning verlaten dient te worden. In de brief van 17 april 2020 is [gedaagde] erop gewezen dat zij om in aanmerking te komen voor een zogenaamde Omslagroute, een begeleidingstraject van twee jaar om uiteindelijk zelfstandig te wonen aan een aantal voorwaarden moet voldoen. Daarbij dient [gedaagde] in ieder geval 6 maanden begeleidbaar op te stellen, afspraken daaromtrent na te komen en inzage te geven in de dingen die goed gaan rondom haar en [minderjarige] ’s ontwikkeling.
1.10.
Philadelpia heeft per brief van 5 november 2020 aan [gedaagde] meegedeeld – kort gezegd – dat gelet op de weigering om begeleiding te ontvangen van Philadelpia de zorgovereenkomst en de huurovereenkomst worden beëindigd per 1 januari 2020 en dat zij de woning zal dienen te verlaten. Er is een melding gedaan aan Veilig Thuis. Veilig Thuis heeft aan Philadelpia meegedeeld dat [gedaagde] en haar zoontje onderdak kunnen vinden bij de ex-partner van [gedaagde] .
1.11.
Tussen Philadelpia en de (destijds) gemachtigde van [gedaagde] is gecorrespondeerd waarbij de gemachtigde van [gedaagde] op 19 november 2020 aan Philadelpia heeft meegedeeld verlenging te hebben aangevraagd van de indicatie ‘Beschermd wonen’, welke is afgewezen.
1.12.
Philadelpia heeft aan de (destijds) gemachtigde van [gedaagde] schriftelijk op 1 december 2020 meegedeeld dat gelet op de weigering van [gedaagde] om zorg te ontvangen de zorgovereenkomst per 1 januari 2020 wordt beëindigd, dat Philadelpia [gedaagde] tot 1 april 2021 de tijd wil geven om een nieuwe woning te vinden mits [gedaagde] de meegezonden bijlage ondertekent waarin is opgenomen dat zij voldoet aan de huurbetalingsverplichtingen en weer begeleiding van twee uur per week van Philadelpia zal ontvangen.
1.13.
Per e-mail van 14 december 2020 heeft Philadelpia aan de (destijds) gemachtigde van [gedaagde] meegedeeld dat na overleg met de gemeente besloten is de zorgindicatie te verlengen tot 1 april 2021 om zo [gedaagde] de gelegenheid te geven uit te stromen. Daarbij zal Philadelpia de begeleiding blijven aanbieden aan [gedaagde] en verwacht zij van [gedaagde] dat deze de begeleiding zal ontvangen.
1.14.
Per brief van 19 februari 2021 deelt Philadelpia aan [gedaagde] mee dat zij per 6 april 2021 de woning zal dienen te verlaten en dat de Omslagroute voor [gedaagde] geen optie meer is gelet op het niet voldoen aan de voorwaarden daarvan.
1.15.
[gedaagde] heeft de indicatie ‘Beschermd wonen’ bij de gemeente Amsterdam aangevraagd. Per besluit van 3 april 2021 heeft de gemeente Amsterdam dit verzoek ingewilligd tot en met 27 juni 2021.
1.16.
Per brief van 1 april 2021 heeft Philadelpia aan [gedaagde] meegedeeld de zorgverleningsovereenkomst en de huurovereenkomst met inachtneming van de opzegtermijn van drie maanden te beëindigen wegens het niet meewerken aan de zorgbegeleiding. [gedaagde] zal de woning vóór 1 juli 2021 dienen te verlaten.
1.17.
Op 17 juni 2021 heeft de Gemeente Amsterdam per brief aan [gedaagde] meegedeeld dat de verzocht indicatie ‘beschermd wonen’ is afgewezen en niet zal worden verlengd per 1 juli 2021. In het besluit is onder meer opgenomen:
‘Uit de registratie van uw zorgaanbieder Philadelpia blijkt dat u de intensieve ondersteuning niet accepteert. U werkt bovendien niet mee aan het zorgtraject. Ook uit onze informatie blijkt dat u de door ons aangeboden ondersteuning weigert en dat u niet meewerkt aan het zorgtraject hetgeen onlosmakelijk aan de voorziening Beschermd wonen is verbonden. Wij hebben naar aanleiding van een eerder bezwaar ambtshalve uw recht op Beschermd wonen verlengd omdat u hebt gesteld niet enkel gebruik te gaan maken van huisvesting maar ook de hierboven genoemde ondersteuning en dat u zou meewerken aan het zorgtraject. U hebt echter maanden zelfstandig gefunctioneerd zonder intensieve begeleiding omdat u de begeleiding structureel weigert.’
1.18.
[gedaagde] heeft geweigerd de woning te verlaten. De gemachtigde van [gedaagde] heeft zich in de correspondentie met Philadelpia op het standpunt gesteld dat [gedaagde] recht heeft op huurbescherming.

Vordering en verweer

2. Philadelpia vordert, na wijziging van eis ter zitting, dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot ontruiming van de woning gelegen aan het adres [adres] . Tevens vordert zij veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis tot de algehele voldoening.
3. Philadelpia stelt daartoe – kort gezegd – dat in de overeenkomsten tussen partijen het zorgelement overheerst. De zorgovereenkomst zou aanvankelijk eindigen per 1 januari 2021 maar is verlengd tot 1 april 2021 (1.13). Per brief van 1 april 2021 (1.16) is de overeenkomst vervolgens opgezegd tegen 1 juli 2021. Met het eindigen van de zorgovereenkomst eindigt ook de huurovereenkomst. [gedaagde] kan zich niet beroepen op huurbescherming. [gedaagde] mocht de woning huren onder de voorwaarde dat zij zich zou laten begeleiden. Voor Philadelpia is de begeleiding altijd een voorwaarde gebleven, zo volgt ook uit de correspondentie en de aanvullende afspraken die zij getracht heeft te maken met [gedaagde] . [gedaagde] heeft met ingang van in ieder geval januari 2020 begeleiding stelselmatig geweigerd. Als productie wordt bijgevoegd een bijlage waarin opgenomen de zorgweigeringen per afspraak van januari 2020 tot en met 27 november 2020. Daaruit volgt dat zij vrijwel constant zorg heeft geweigerd. Bij de gemeente Amsterdam bestaat een traject waarbij een zorgcliënt die klaar is voor uitstroom naar een zogenoemde ‘UMO- woning’ of ‘omklapwoning’ kan worden begeleid. Dat betreft een andere woning dan degene waar [gedaagde] nu in verblijft. Daarvoor is vereist dat [gedaagde] begeleiding accepteert en inzage geeft in de inkomsten. Dat heeft [gedaagde] geweigerd zodat dit geen optie meer is. Daarnaast kan [gedaagde] onderkomen krijgen bij haar ex partner, tevens vader van [minderjarige] , indien zij de woning moet verlaten. Het belang van Philadelpia om over de woning te beschikken is groter dan dat van [gedaagde] . Er is een wachtlijst van kwetsbare mensen die een zorgwoning nodig hebben en wel zorg willen ontvangen. Daarvoor moet het belang van [gedaagde] wijken.
4. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer en voert – kort gezegd – aan dat er sprake is van een gecombineerde overeenkomst waarin het woonelement overheerst. De bedoeling van partijen is daarop ook gericht. De bedoeling van [gedaagde] was dat zij zelfstandig met haar kind [minderjarige] kon wonen. De zorg die geboden is was ook niet gericht op het mogelijk maken van het zelfstandig wonen maar is instrumenteel geweest aan de woonwens. Gekozen is voor een zorgovereenkomst om het zelfstandig wonen mogelijk te maken en te financieren. De indicatie en de begeleiding zijn telkens verlengd, ook zonder inspraak van [gedaagde] . Deze zijn niet verlengd omdat [gedaagde] begeleiding nodig had maar omdat zij een woning nodig had. Het niet ondertekenen van de bijlage bij de brief van 19 november 2020 en het uitblijven van consequenties wijst daar ook op. Tevens is de zorgovereenkomst beëindigd per 1 januari 2021 zodat vanaf dat moment zeker het woonelement overheerst. Gelet op het voorgaande heeft [gedaagde] recht op huurbescherming en dient zij in de woning te blijven. Indien zij geen huurbescherming geniet dan dient de belangenafweging alsnog in het voordeel van [gedaagde] uit te vallen. Het betreft een kwetsbare vrouw met een verleden van misbruik en huiselijk geweld.

Beoordeling

5. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van Philadelpia in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het volgende is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
6. De overeenkomst tussen partijen kwalificeert als een gemengde overeenkomst als bedoeld in artikel 6:215 Burgerlijk Wetboek. Daarbij staat voorop wat de bedoeling van partijen is geweest bij aanvang van de overeenkomst en ook of zij nadien invulling zijn blijven geven aan die bedoeling. Vooropgesteld is dat partijen eerst een zorgovereenkomst hebben gesloten waarin de zorg onlosmakelijk is gekoppeld aan de woning in die zin dat bij beëindiging van de zorg de overeenkomst, inclusief het recht de woning te bewonen, eindigt. Enkel vanwege de invoering van “Scheiden Wonen en Zorg” is nadien een huurovereenkomst tussen partijen gesloten. Artikel 2 van de huurovereenkomst en artikel 4 van de toepasselijke algemene voorwaarden laten geen andere interpretatie toe dan dat het zorgelement overheersend is. Dat de bedoeling van, in ieder geval Philadelpia, daarop was gericht, is voldoende aannemelijk. Het ondertekenen van de overeenkomst door [gedaagde] bindt haar ook daaraan. Verder heeft [gedaagde] ook in de eerste jaren daadwerkelijk zorg ontvangen. Daarnaast heeft ook [gedaagde] aanvragen gedaan tot ‘Beschermd wonen’ waarbij begeleiding en zorg onlosmakelijk zijn verbonden met de beschermde status. Dat zij dit enkel heeft gedaan om een woning te behouden is goed voorstelbaar maar dat kan niet aan Philadelpia worden tegengeworpen.
7. Uit de hierboven opgenomen correspondentie en gelet op hetgeen ter zitting hierover van de zijde van Philadelpia is gesteld komt naar voren dat voor Philadelpia de zorgverlening altijd voorop heeft gestaan. Steeds heeft zij getracht om [gedaagde] te bewegen om begeleiding te accepteren en steeds heeft zij ook duidelijk gemaakt aan [gedaagde] dat het weigeren van zorg de ultieme consequentie zal hebben dat [gedaagde] de woning zal verliezen. Dat [gedaagde] de bijlage bij de brief van 1 december 2020 niet heeft ondertekend leidt niet tot een ander oordeel. Dat [gedaagde] vanaf medio 2019 stelselmatig begeleiding is gaan weigeren en dus ook niet meer ontvangt kan niet tot het oordeel leiden dat het zorgelement niet overheerst in de overeenkomst tussen partijen.
8. Daarbij is voldoende aannemelijk dat Philadelpia zich voldoende heeft ingespannen om te trachten om [gedaagde] te begeleiden naar een volgende woning/opvangplek door een melding te doen bij Veilig Thuis en door aan te bieden te helpen bij het vinden van een woning via Woningnet en ten slotte door erop te wijzen dat [gedaagde] begeleiding diende te ontvangen om in aanmerking te komen voor een omklapwoning via de gemeente om zo te kunnen uitstromen naar een volgende woning.
9. Dat betekent dat [gedaagde] zich niet kan beroepen op huurbescherming ongeacht of de zorgovereenkomst is geëindigd per 1 januari 2020 of na verlenging daarvan per 1 juli 2021. De huurovereenkomst is in elk geval geëindigd per 1 juli 2021 zodat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verblijft.
10. Het belang van Philadelpia om over de woning te beschikken is groter dan dat van [gedaagde] om in de woning te blijven. Philadelpia heeft voldoende geduld betracht en heeft [gedaagde] voldoende voorbereid op een vertrek waarbij zij gepoogd heeft om [gedaagde] daarin te begeleiden. Philadelpia beschikt over een aantal zorgwoningen via De Alliantie en heeft een evident belang bij het kunnen aanbieden van zorg aan zorgbehoevenden via deze woningen. Daarbij laat de kantonrechter meewegen dat niet bestreden is dat er een wachtlijst van zorgbehoevenden is. Gelet daarop is de vordering tot ontruiming toewijsbaar als hierna te melden.
11. Bij deze uitkomst wordt [gedaagde] veroordeeld in de kosten van de procedure gevallen aan de zijde van Philadelpia.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde aan het adres [adres] te ontruimen en ter beschikking van Philadelpia te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. jo. 444 Rv bepaalde;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Philadelpia begroot op:
exploot € 98,52
salaris € 498,00
griffierecht € 126,00
-----------------
totaal € 722,52
voor zover van toepassing, inclusief btw en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis tot de algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis tot de algehele voldoening.
één en ander, voor zover van toepassing, inclusief BTW;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.