In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. M.H.J. van Riessen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. N. Hamdach. De zaak betreft een boete die aan de eiser is opgelegd op basis van de Huisvestingswet, omdat hij zijn woning zonder vergunning aan toeristen verhuurde. De gemeente had op 19 juni 2019 een boete van € 20.500,- opgelegd, welke na bezwaar door de gemeente werd gehandhaafd. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 7 september 2021 heeft eiser verklaard dat hij de woning huurt als bedrijfswoning voor zijn restaurant en dat deze soms door medewerkers werd gebruikt. Hij ontkent betrokkenheid bij de toeristische verhuur en stelt dat hij de sleutel aan een persoon heeft gegeven om diens zus te helpen. De rechtbank oordeelt echter dat eiser als functioneel dader kan worden aangemerkt, omdat hij verantwoordelijk is voor het toezicht op de woning. De rechtbank stelt vast dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet op de hoogte was van de toeristische verhuur.
De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om de boete te matigen. Eiser is verantwoordelijk voor de woning die hij huurt en de gemeente heeft terecht de boete opgelegd. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen.