ECLI:NL:RBAMS:2021:5403

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
25 september 2021
Zaaknummer
AMS - 19 _ 6921
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd op grond van de Huisvestingswet voor toeristische verhuur en de rol van de functioneel dader

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. M.H.J. van Riessen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. N. Hamdach. De zaak betreft een boete die aan de eiser is opgelegd op basis van de Huisvestingswet, omdat hij zijn woning zonder vergunning aan toeristen verhuurde. De gemeente had op 19 juni 2019 een boete van € 20.500,- opgelegd, welke na bezwaar door de gemeente werd gehandhaafd. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 7 september 2021 heeft eiser verklaard dat hij de woning huurt als bedrijfswoning voor zijn restaurant en dat deze soms door medewerkers werd gebruikt. Hij ontkent betrokkenheid bij de toeristische verhuur en stelt dat hij de sleutel aan een persoon heeft gegeven om diens zus te helpen. De rechtbank oordeelt echter dat eiser als functioneel dader kan worden aangemerkt, omdat hij verantwoordelijk is voor het toezicht op de woning. De rechtbank stelt vast dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet op de hoogte was van de toeristische verhuur.

De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om de boete te matigen. Eiser is verantwoordelijk voor de woning die hij huurt en de gemeente heeft terecht de boete opgelegd. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/6921

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. M.H.J. van Riessen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. N. Hamdach).

Procesverloop

Met het besluit van 19 juni 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een boete opgelegd op grond van de Huisvestingswet.
Met het besluit van 21 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 7 september 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Aanleiding voor de procedure
1.1.
Eiser is huurder van de woning aan de [adres 1] in Amsterdam. In het kader van projectmatig onderzoek naar woonfraude heeft de gemeente onderzoek gedaan naar het feitelijk gebruik van de woning. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in het rapport op ambtsbelofte van 28 januari 2019. Eiser is huurder van de woning. Volgens de Basisregistratie Personen (Brp) staan er ten tijde van het onderzoek geen personen op het adres ingeschreven. Verder is gebleken dat de woning op www.airbnb.com wordt aangeboden.
1.2.
Op 25 januari 2019 hebben toezichthouders van de gemeente een bezoek gebracht aan de woning. Zij hebben drie toeristen uit Israël aangetroffen, die via www.airbnb.com voor vier nachten geboekt hebben. De toeristen hebben de sleutel uit een sleutelkastje gehaald naast de voordeur. Zij hebben de code van het kastje gekregen van de heer [de persoon 1] , de host. Er zijn geen persoonlijke spullen aangetroffen die duiden op vaste bewoning. De toezichthouders hebben in de woning één tweepersoonsbed, twee eenpersoonsbedden en een tweepersoonsslaapbank aangetroffen. De heer [de persoon 1] heeft verklaard dat hij verantwoordelijk is voor de toeristische verhuur op de [adres 1] en [adres 2] . De toezichthouders hebben eiser voor de deur aangetroffen. Eiser heeft toen verklaard dat de eigenaren niet weten dat hij de woning verhuurt aan toeristen.
2. De gemeente heeft eiser een voornemen bestuurlijke boete gestuurd waarna eiser een zienswijze heeft ingediend. Vervolgens heeft de gemeente eiser met het primaire besluit, gehandhaafd met het bestreden besluit, een boete opgelegd van € 20.500,- en ingevorderd. Volgens de gemeente heeft eiser de woning door deze zonder vergunning daarvoor te verhuren aan toeristen onttrokken aan de woonruimtevoorraad en daarmee de Huisvestingswet [1] overtreden. Eiser heeft de toeristische verhuur niet gemeld, er zijn geen persoonlijke spullen aangetroffen die wijzen op permanente bewoning door een hoofdbewoner en er staat niemand als zodanig ingeschreven in de Brp. De toeristische verhuur voldoet dus ook niet aan de voorwaarden voor vakantieverhuur. Gelet op eisers verklaring tegen de toezichthouders wordt eiser als feitelijk dader aangemerkt. De overtreding wordt ook aan eiser als functioneel dader toegerekend. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij niet wist of kon weten dat de woning aan toeristen werd verhuurd. Dat hij de sleutel aan [de persoon 1] gegeven zou hebben met de bedoeling diens zus te helpen, ontslaat eiser niet van de verantwoordelijkheid om zich te vergewissen van het rechtmatig gebruik van de woning. Er zijn geen omstandigheden op grond waarvan de boete gematigd of vernietigd moet worden.
3. Eiser voert in beroep aan dat hij niet betrokken is bij de toeristische verhuur. Hij huurt de woning als bedrijfswoning bij zijn restaurant. De woning werd in periodes gebruikt door medewerkers van het restaurant, maar stond ook periodes leeg. Twee dagen voor de inspectie, op 25 januari 2019, heeft eiser de sleutel aan [de persoon 1] gegeven, omdat deze een woning zocht voor zijn zus en haar twee kinderen. Eiser overlegt een verklaring hierover van [de persoon 2] van 20 oktober 2019. [de persoon 1] heeft verklaard dat hij verantwoordelijk is voor de toeristische verhuur. Onder die omstandigheden is het onredelijk dat eiser een boete heeft gekregen. Eiser heeft, geconfronteerd met de beschuldiging dat er toeristen waren aangetroffen, bedoeld te zeggen dat de eigenaren niet weten dat er aan toeristen was verhuurd. Niet dat hij daarbij actief betrokken was. Ook door de slechte beheersing van de Nederlandse taal is hierdoor verwarring ontstaan bij eiser.
Beoordeling door de rechtbank
4.1.
Eiser betwist niet dat de woning aan toeristen werd verhuurd, maar hij vindt dat [de persoon 1] daarvoor verantwoordelijk is en dat het daarom onredelijk is dat hij een boete heeft gekregen. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [2] is de overtreder degene die het desbetreffende wettelijke voorschrift daadwerkelijk heeft geschonden. Dat is in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek heeft verricht. Daarnaast kan in bepaalde gevallen degene die de overtreding niet zelf feitelijk heeft begaan, maar aan wie de handeling is toe te rekenen, voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden en als overtreder worden aangemerkt. Van de eigenaar van een pand die dat verhuurt, mag worden gevergd dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het verhuurde pand wordt gemaakt. Om niet verantwoordelijk te kunnen worden gehouden voor onrechtmatig gebruik van het door hem verhuurde pand dient de verhuurder aannemelijk te maken dat hij niet wist en niet kon weten dat het pand - in dit geval - voor verhuur aan toeristen werd gebruikt.
4.2.
Van eiser mocht dus verwacht worden dat hij toezicht houdt op de woning. Eisers restaurant bevindt zich onder de woning, voor de toegang tot de woning is een sleutelkluisje aangebracht en eiser heeft verklaard dat hij vier dagen per week aanwezig is in het restaurant. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het niet aannemelijk dat eiser in het geheel niet op de hoogte was van de toeristische verhuur. De gemeente kon eiser dan ook aanmerken als functioneel dader.
4.3.
De gemeente merkt eiser ook aan als feitelijk dader, omdat in het proces-verbaal staat dat eiser heeft verklaard dat de eigenaren niet weten dat hij de woning verhuurt aan toeristen. Op de zitting is gebleken dat eiser het Nederlands slecht beheerst. Het is daarom de vraag of op dit punt een zodanig gewicht aan het procesverbaal moet worden gehecht dat eiser als feitelijk dader aangemerkt kan worden. De rechtbank laat het antwoord op deze vraag in het midden omdat eiser ook als functioneel dader aangemerkt kan worden.
5.
5.1.
Eiser heeft nog aangevoerd dat hij door de eigenaar aansprakelijk is gesteld voor de boete die deze opgelegd heeft gekregen, zodat hij in feite dubbel bestraft wordt. De boete dient daarom volgens eiser gematigd te worden tot nihil.
5.2.
De gemeente heeft de hoogte van de boete gebaseerd op het gefixeerd boetestelsel in de Huisvestingsverordening. Op grond van artikel 5:46, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de gemeente van de boete af te wijken in bijzondere omstandigheden. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling [3] kunnen een verminderde verwijtbaarheid, een beperkte ernst van een overtreding en een geringe financiële draagkracht worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden die aanleiding kunnen geven een boete te matigen.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat er geen bijzondere omstandigheden aan de orde zijn die aanleiding geven de boete te matigen. De rechtbank ziet in het feit dat eiser door de eigenaar aansprakelijk is gesteld voor de boete die deze opgelegd heeft gekregen geen aanleiding om de boete te matigen. Eiser is als huurder verantwoordelijk voor de woning die hij huurt. De stelling dat hij daarnaast ook civielrechtelijk aansprakelijk moet worden geacht voor de aan de eigenaar van het pand op grond van diens eigen verantwoordelijkheid als eigenaar opgelegde boete, leidt niet zonder meer tot de conclusie dat dit in mindering moet worden gebracht op de onderhavige boete. De gemeente heeft erop gewezen dat gelet op de schaarste op de woningmarkt en de leefbaarheid binnen de gemeente Amsterdam woningonttrekking als een ernstige overtreding wordt gezien en dat zij daarom en lik-op-stuk-beleid voert.
Conclusie
6. De aangevoerde gronden leiden niet tot vernietiging van het bestreden besluit. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht is geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.F. Ferdinandusse, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse-Spoon, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 september 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het met deze uitspraak niet eens?

Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Artikel 21, aanhef en onder a.
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van 4 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3040.
3.Bijvoorbeeld de uitspraak van 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:317.