ECLI:NL:RBAMS:2021:5397

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 september 2021
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
C/13/706670 / JE RK 21-715
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot meerderjarigverklaring van een minderjarige in het kader van de bevalling van een ongeboren vrucht

In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 september 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming Amsterdam om een minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2004, meerderjarig te verklaren. De minderjarige is momenteel 17 jaar oud en is onder toezicht gesteld tot 13 januari 2022, met een machtiging tot uithuisplaatsing tot 1 december 2021. De minderjarige is in verwachting van een meisje, met een verwachte geboortedatum van [geboortedatum] 2021. De Raad heeft verzocht om de minderjarige meerderjarig te verklaren om een gezagsvacuüm te voorkomen, aangezien zij bij de geboorte van haar kind nog minderjarig zal zijn. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de minderjarige, haar moeder, de biologische vader en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige in staat is om verantwoordelijkheid te dragen voor haar kind en dat het in het belang van zowel de minderjarige als de ongeboren vrucht is dat zij meerderjarig wordt verklaard. De kinderrechter heeft ook geoordeeld dat de ongeboren vrucht onder toezicht van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering moet worden gesteld voor de duur van zes maanden na de geboorte. De kinderrechter heeft het verzoek tot meerderjarigverklaring toegewezen, met ingang van het moment dat de minderjarige bevalt van haar ongeboren vrucht. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat er een veilige opvoedingsomgeving is voor de baby en dat de minderjarige de kans moet krijgen om haar rol als moeder direct na de geboorte op te pakken. De Raad en de GI hebben aangegeven de verzoeken te steunen, en de minderjarige heeft verklaard in te stemmen met het verzoek om meerderjarig te worden verklaard. De kinderrechter heeft de zaak aangehouden voor verdere beoordeling van de ondertoezichtstelling na zes maanden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Amsterdam
Zaakgegevens:
C/13/706670 / JE RK 21-715 (ots)
C/13/706702 / FA RK 21-5469 (meerderjarigheidsverklaring)
datum uitspraak: 13 september 2021

beschikking

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING AMSTERDAM, hierna te noemen de Raad,

gevestigd te Amsterdam,
betreffende

de ongeboren vrucht

uit de aanstaande moeder [minderjarige] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004,
hierna te noemen de minderjarige,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. K.R. Koopman,
met als belanghebbende

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,

hierna te noemen de GI,
gevestigd te Amsterdam.

Het procesverloop

In beide zaken:
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek tot meerderjarig verklaren met bijlagen (waaronder de schriftelijke instemming van de minderjarige) van de Raad van 31 augustus 2021, ingekomen bij de griffie op 6 september 2021;
- het verzoek tot ondertoezichtstelling met bijlagen van de Raad van 31 augustus 2021, ingekomen bij de griffie op 31 augustus 2021.
Op 13 september 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige, vergezeld van haar advocaat,
- de moeder van de minderjarige,
- de heer [vader] , biologische vader van de ongeboren vrucht,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mevrouw [naam 1]
- een vertegenwoordigster van de GI, mevrouw [naam 2] en mevrouw [naam 3] .

De feiten

De minderjarige, thans 17 jaar, is onder toezicht gesteld tot 13 januari 2022. Tevens is er een machtiging uithuisplaatsing tot 1 december 2021. Moeder verbleef van 2 november 2020 tot 1 juli 2021 bij Cosmozorg. Sinds 1 juli 2021verblijft zij binnen haar netwerk (overgroot tante m.z., tante [naam 4] ).
De moeder van de minderjarige heeft het ouderlijk gezag over de minderjarige.
De minderjarige is thans in verwachting van een meisje en de verwachte geboortedatum is [geboortedatum] 2021.

De verzoeken

De Raad heeft op grond van artikel 1:253ha Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht de minderjarige meerderjarig te verklaren en voorts heeft de Raad verzocht de ongeboren vrucht van de minderjarige onder toezicht te stellen voor de duur van twaalf maanden.

Het standpunt van belanghebbenden

Op het moment dat de minderjarige van haar dochter bevalt is zij nog minderjarig, waardoor een gezagsvacuüm ontstaat. Er is onderzoek gedaan naar een voogdijmaatregel, maar alle opties zijn suboptimaal zoals uiteengezet in de stukken. Daarnaast is uit het onderzoek gebleken dat de minderjarige haar verantwoordelijkheid neemt en in staat wordt geacht om in samenwerking met de hulpverlening de verantwoordelijkheid voor haar kind te dragen en verantwoordelijke beslissingen te nemen over haar kind. Om die reden acht de Raad het meerderjarig verklaren van de minderjarige het meest in het belang van zowel de minderjarige als de ongeboren vrucht om het aanstaande gezagsvacuüm te voorkomen. Door de meerderjarigheidsverklaring zal de minderjarige het gezag over het kindje krijgen vanaf de geboorte. De Raad acht haar daartoe in staat. Tevens verwacht de Raad dat als de minderjarige meerderjarig wordt verklaard zij als moeder meer vertrouwen en meer motivatie krijgt om met hulpverleners ten behoeve van haar kind te werken. De Raad vindt namelijk dat de ongeboren vrucht onder toezicht gesteld dient te worden vanaf de geboorte, omdat de moeder nog geen stabiele woonplek heeft en de minderjarige nog onvoldoende is behandeld voor haar emotieregulatieproblematiek. De eerste negen maanden na een geboorte zijn voor de hechting heel belangrijk. Het is van belang dat de minderjarige hierin begeleid zal worden gelet op wat er allemaal op haar af zal komen als jonge moeder. Ook de praktische zaken dienen goed geregeld te worden. Moeder heeft per slot een belaste voorgeschiedenis en staat zelf nog onder toezicht.
De GI voert aan dat de minderjarige was aangemeld voor een woongroep van Altra voor jonge moeders, maar dat is niet geschikt gebleken. Er is nu bij Timon een spoedscreening aangevraagd voor een plaatsing bij twee pleeggezinnen. De gezinsmanager is als zzp-er werkzaam voor de GI en is ook binnen haar eigen netwerk op zoek naar een geschikte woonplek. De minderjarige is goed te begeleiden en aan te spreken. De GI staat achter de verzoeken van de Raad.
De minderjarige verklaart ter zitting dat het heel goed gaat met de zwangerschap. Haar school gaat ook goed. Zij kan haar examens afronden voor de bevalling en kan dan met verlof van haar opleiding. Zij kan - als dat nodig is - bij haar overgroot tante blijven, maar liever zou zij op zichzelf wonen. Zij heeft een relatie met de biologische vader. Zij stemt in met het verzoek van de Raad om haar meerderjarig te verklaren.
De advocaat van de minderjarige bepleit een kortere ondertoezichtstelling dan verzocht en subsidiair het overig deel van de verzochte ondertoezichtstelling aan te houden. Daarnaast bepleit zij de minderjarige meerderjarig te verklaren zodat de minderjarige dan ook het gezag over het kindje kan krijgen.
De moeder van de minderjarige en de biologische vader verklaren ter zitting dat zij vertrouwen in de minderjarige hebben en dat zij heel zorgzaam is. Zij kunnen zich vinden in de verzoeken. De biologische vader wil en zal zijn rol als vader pakken en de minderjarige ondersteunen.
De Raad en de GI verzetten zich niet tegen een nader toetsmoment bij het verzoek tot ondertoezichtstelling.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat op het moment dat de minderjarige bevalt een gezagsvacuüm zal ontstaan. Dit gezagsvacuüm kan worden voorkomen door ofwel een voogdijmaatregel ofwel een meerderjarigheidsverklaring van de minderjarige. De kinderrechter acht het gelet op alle mogelijkheden die zijn onderzocht in het belang van zowel de minderjarige als de ongeboren vrucht dat het gezag over de ongeboren vrucht door de minderjarige zal worden uitgeoefend. Zij heeft laten zien dat zij naar alle verwachting die verantwoordelijkheid zal kunnen dragen. Zij dient dan ook de kans te krijgen om haar moederrol direct vanaf de geboorte op te pakken. Daar komt bij dat zij over een half jaar ook meerderjarig zal zijn. Wel acht de kinderrechter het voor nu van belang dat de ongeboren vrucht onder toezicht van de GI zal worden gesteld. De minderjarige ontwikkelt zich nu als een verantwoordelijke, aanstaande moeder, maar is jong en heeft op momenten zelf een instabiele jeugd gehad. Ook nu is er nog onzekerheid over de huisvesting. Het valt niet te voorspellen hoe de minderjarige om zal gaan met alle nieuwe ontwikkelingen die op haar afkomen. Ook heeft zij niet altijd opengestaan voor de hulpverlening. Dat gaat nu goed, maar ook dat is niet te voorzien. Het is in het belang van de ontwikkeling van de ongeboren vrucht dat er een kader is waarbinnen de hulpverlening de minderjarige kan ondersteunen waar nodig. Het is echter te vroeg om nu al te kunnen oordelen dat een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden noodzakelijk is. Er dient de komende zes maanden gekeken te worden hoe de ontwikkeling van de ongeboren vrucht en de rol van moeder en ook de biologische vader daarbij verloopt. Over zes maanden kan dan gekeken worden of langere duur van de ondertoezichtstelling nodig zal zijn.
In die periode dient aan de volgende doelen gewerkt te worden:
- en dient een veilige situatie te zijn voor de baby, een veilige en voorspelbare opvoedingsomgeving waar een veilige hechting tussen minderjarige en haar baby tot stand kan komen met een beschikbare opvoeder, waarbij er voldoende responsief op de baby wordt gereageerd.
- er dient zicht te komen op de mogelijkheden en beperkingen van de minderjarige, het opvoedershandelen, de ouder- kind interactie en de mate van responsiviteit en sensitiviteit vanuit de minderjarige;
- de minderjarige werkt mee aan behandeling voor haar emotieregulatie.
Artikel 1:253ha lid 3 BW bepaalt dat het verzoek tot meerderjarigverklaring kan worden gedaan vóór de bevalling van de vrouw, doch dat in dat geval op het verzoek niet eerder wordt beslist dan na de bevalling. Deze bepaling leidt tot praktische bezwaren, omdat onduidelijk zal zijn wanneer de bevalling precies zal plaatsvinden. Er zal bij een strikte uitleg van deze bepaling alsnog sprake zijn van een gezagsvacuüm indien de minderjarige op dat moment nog niet meerderjarig is verklaard. Dat is niet in het belang van de ongeboren vrucht en de minderjarige. De verwachting is dat de minderjarige binnen nu en anderhalve maand zal bevallen. Er zijn geen aanwijzingen om te verwachten dat de situatie op dat moment dusdanig anders zal zijn dat dit tot een ander oordeel zal leiden. De kinderrechter is daarom gelet op voornoemde belangen van oordeel dat er geen bezwaren bestaan om reeds nu op het verzoek te beslissen waarbij de constructie van artikel 1:431 lid 2 BW (jo artikel 1:434 lid 2) wordt toegepast zodat de rechtbank de meerderjarigverklaring zal laten ingaan op het tijdstip waarop de minderjarige moeder zal zijn geworden. De minderjarige zal dan van rechtswege het gezag krijgen over haar kind.
De kinderrechter zal aldus het verzoek tot meerderjarig verklaren van de minderjarige toewijzen vanaf het moment dat de minderjarige is bevallen van de nu nog ongeboren vrucht en het verzoek tot ondertoezichtstelling van de ongeboren vrucht toewijzen voor de duur van zes maanden, onder aanhouding van de verzochte resterende termijn.

De beslissing

De kinderrechter:
In de zaak met nummer C/13/706702 / FA RK 21-5469
- verklaart
[minderjarige] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004, meerderjarig met ingang van het tijdstip dat zij is bevallen van haar thans ongeboren vrucht;
In de zaak met nummer C/13/706670 / JE RK 21-715 (ots)
- stelt de ongeboren vrucht onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, [locatie] met ingang vanaf het moment dat zij geboren is tot 13 maart 2022, onder aanhouding van het overige verzochte;
- geeft aan de Raad de opdracht om
uiterlijk 1 maart 2022de rechtbank en belanghebbenden te laten weten of zij het overige deel van de verzochte ondertoezichtstelling handhaaft dan wel intrekt;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van der Kaay, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. P.J. Penders als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 september 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam