ECLI:NL:RBAMS:2021:5373

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
13/751780-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Frankrijk

Op 23 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Frankrijk op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 21 juli 2021 en betreft strafbare feiten die naar Frans recht zijn gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft. Tijdens de openbare zitting op 9 september 2021 is de vordering behandeld, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.J. Polman.

De rechtbank heeft de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 van de Overleveringswet (OLW) niet van toepassing geacht, ondanks het verzoek van de raadsman om de overlevering te weigeren. De rechtbank oordeelde dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd, maar dat dit onvoldoende aanleiding biedt om de weigeringsgrond toe te passen. De officier van justitie heeft argumenten aangevoerd om de overlevering toe te staan, waaronder het feit dat het bewijs grotendeels in Frankrijk is verzameld en dat de Franse autoriteiten de vervolging hebben ingesteld.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon aan Frankrijk toegestaan. De uitspraak is gedaan door mr. A.K. Glerum, voorzitter, en mrs. C. Huizing-Bruil en J.H. Beestman, rechters, in aanwezigheid van griffier R. Rog. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751780-21
RK nummer: 21/4049
Datum uitspraak: 23 september 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 21 juli 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 juli 2021 door
the prosecutor’s office at the Pontoise court of first instance – organised crime department(Frankrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 9 september 2021. Het verhoor heeft middels een telehoorverbinding plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.J. Polman, advocaat te Rotterdam.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
arrest warrant dated September 28th 2020, issued by the vice-president in charge of investigation at the Pontoise Court of First Instance, public prosecutor’s office no. 19290000041, investigation reference no.JICABJ1119000031.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Frans recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar Frans recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, als hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
deputy public prosecutorin Pontoise heeft per e-mail van 29 juli 2021 de volgende garantie gegeven:
In case he is sentenced to a custodial sentence by a final judgement, he would be entitled to
serve his prison term in the Netherlands pursuant to the provisions of Council Framework Decision 2008/909/JHA of Novembre 27th. 2008 on the application of the principle of mutual recognition to judgements in criminal matters imposing custodial sentences or measures involving deprivation of liberty for the purpose of their enforcement in the European Union.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB heeft betrekking op strafbare feiten die geacht worden geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd.
Op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW kan de rechtbank de overlevering in die situatie weigeren.
De raadsman van de opgeëiste persoon heeft de rechtbank verzocht de overlevering op grond van dit artikel te weigeren. Daartoe is aangevoerd, kort samengevat, dat het bewijs grotendeels in Nederland is verzameld en onduidelijk is voor welke markt de verdovende middelen bestemd waren. Bovendien is de Nederlandse rechtsorde mede aangetast en niet is onderzocht of vervolging in Nederland mogelijk is, dan wel of daartoe de bereidheid bestaat.
De officier van justitie heeft de rechtbank in overweging gegeven om af te zien van toepassing van de weigeringsgrond en heeft daartoe de volgende argumenten aangevoerd:
  • het onderzoek is aangevangen in Frankrijk en een medeverdachte is al in Frankrijk aangehouden;
  • hoewel meerdere landen voor deze feiten zouden kunnen vervolgen, hebben de Franse autoriteiten kenbaar gemaakt de vervolging in te willen stellen met het uitvaardigen van het EAB;
  • het bewijs bevindt zich grotendeels in Frankrijk;
  • voor zover bewijs in Nederland is verzameld, is dat gebeurd op basis van een bij EOB gedaan verzoek van de Franse autoriteiten;
  • de Franse rechtsorde is door deze handel in verdovende middelen geschaad;
  • het OM is op dit moment niet voornemens, ook niet na een verzoek van de opgeëiste persoon, de vervolging van de feiten uit het EAB zelf ter hand te nemen.
De rechtbank stelt voorop dat:
  • aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en toepassing van een facultatieve weigeringsgrond de uitzondering dient te zijn;
  • de weigeringsgrond ertoe strekt te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Gelet op alle door de officier van justitie aangevoerde argumenten vormt daarom het gegeven dat de feiten worden geacht geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen. Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Het verweer ziet immers op de handelingen die zijn uitgevoerd in het kader van het EOB. Dit betreft een andere procedure dan het EAB en dient daarom anders te worden getoetst.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van [naam opgeëiste persoon] aan
the prosecutor’s office at the Pontoise court of first instance – organised crime department(Frankrijk).
Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. C. Huizing-Bruil en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 23 september 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.