Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[eiser 7],
[eiser 8],
1.De procedure
2.De feiten
4.De beoordeling
1.016,00
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit verschillende besloten vennootschappen en twee natuurlijke personen, dat ING Bank N.V. zou worden verboden om de relatie met hen te beëindigen. ING had de relatie beëindigd omdat het autobedrijf, waar eisers bij betrokken zijn, een onacceptabel risico zou vormen voor de integriteit en reputatie van de bank. De eisers hebben een lange geschiedenis van bankieren bij ING, maar werden geconfronteerd met een strafrechtelijk onderzoek naar hun activiteiten, dat leidde tot verdenkingen van btw-fraude en andere criminele activiteiten. ING stelde dat de beëindiging van de relatie noodzakelijk was om te voldoen aan de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft). Tijdens de zitting werd duidelijk dat de eisers niet in staat waren om overtuigend aan te tonen dat hun activiteiten legaal waren en dat de informatie die zij aan ING hadden verstrekt onvoldoende was. De voorzieningenrechter oordeelde dat ING gerechtigd was om de relatie te beëindigen, gezien de risico's die verbonden waren aan de activiteiten van de eisers. De vordering van de eisers werd afgewezen en zij werden veroordeeld in de proceskosten.