In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 22 september 2021, werd een verzoekster geconfronteerd met de afwijzing van haar verzoek om een voorlopige voorziening en de ongegrondverklaring van haar beroep inzake een WW-uitkering. De zaak betreft de aanvraag van verzoekster om een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) buiten behandeling was gesteld. Verzoekster had te laat bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 22 juni 2021, waarin haar aanvraag werd afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het primaire besluit op de juiste wijze was bekendgemaakt via de digitale berichtenbox van het UWV, en dat verzoekster op de hoogte was van deze procedure. Hierdoor was de termijn voor het indienen van bezwaar overschreden en was verzoekster in verzuim. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht, en dat tegen de uitspraak op het beroep hoger beroep kon worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.