ECLI:NL:RBAMS:2021:5233

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
13.122322.20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht; computervredebreuk, diefstal door middel van een valse sleutel, oplichting en deelname aan criminele organisatie

Op 20 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006, die zich schuldig heeft gemaakt aan verschillende strafbare feiten, waaronder computervredebreuk, diefstal door middel van een valse sleutel, oplichting en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de zaak behandeld na onderzoek op de terechtzittingen van 30 augustus en 20 september 2021. De officier van justitie, mr. M.D. Braber, heeft de vordering ingediend, en de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M. Schwab. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een organisatie die zich bezighield met phishing en pakketfraude, waarbij gebruik werd gemaakt van gehackte gegevens van slachtoffers. De verdachte heeft bekend dat hij zich gedurende enkele maanden samen met medeverdachten heeft beziggehouden met deze criminele activiteiten. De rechtbank heeft de dagvaarding ten aanzien van een poging tot oplichting van verschillende webshops gedeeltelijk nietig verklaard, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de overige tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft een jeugddetentie opgelegd van 135 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van één jaar, en een leerstraf van 25 uren. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen bevolen en een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.122322.20
Datum uitspraak: 20 september 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2006,
wonende op het adres [adres 1]

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 augustus 2021 en 20 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.D. Braber en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Schwab, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door [medewerkster Raad voor de Kinderbescherming] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), [medewerkster Jeugdbescherming Regio Amsterdam] , namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA) en door de ouders van verdachte naar voren is gebracht.
Onderhavige zaak is ter zitting van 30 augustus 2021 gelijktijdig en gevoegd behandeld met de zaak met parketnummer 13.066752.20. Op de zitting van 20 september 2021 is de zaak met laatstgenoemd parketnummer afgesplitst van de onderhavige zaak.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
computervredebreuk in vereniging en/of het verwerven, verspreiden of voorhanden hebben van een technisch hulpmiddel en/of gebruikersaccounts in vereniging met het oogmerk tot het plegen van computervredebreuk in de periode van 1 januari 2020 tot en met 3 mei 2020 te Amsterdam en/of in België;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
het verwerven en/of voorhanden hebben en/of verspreiden van een technisch hulpmiddel en/of gebruikersaccounts in vereniging met het oogmerk tot het plegen van computervredebreuk in de periode van 1 januari 2020 tot en met 3 mei 2020 te Amsterdam;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel van geldbedragen toebehorende aan [persoon 1] en/of [persoon 2] in de periode van 22 januari 2020 tot en met 25 januari 2020 te Amsterdam en/of België;
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
oplichting in vereniging van Adidas en/of Bol.com in de periode van 1 januari 2020 tot en met 3 mei 2020;
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
poging oplichting in vereniging van Zalando en/of Adidas en/of Bol.com en/of Otto en/of andere webshops in de periode van 1 januari 2020 tot en met 3 mei 2020 te Amsterdam en/of België;
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde:
deelname als leidinggever aan een criminele organisatie in de periode van 1 januari 2020 tot en met 3 mei 2020 te Amsterdam en/of België;
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

3.1
Partiële nietigheid van de dagvaarding ten aanzien van feit 5
De rechtbank beoordeelt ambtshalve of het onder 5 ten laste voldoet aan de eisen die in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) aan de dagvaarding worden gesteld. De rechtbank stelt voorop dat de tenlastelegging een zodanige opgave van het feit dient te zijn, dat in combinatie met het onderliggende dossier, voldoende duidelijk is waartegen de verdachte zich moet verdedigen. Zij overweegt daartoe het volgende.
Krachtens artikel 261 Sv moet de tenlastelegging duidelijk, begrijpelijk, niet innerlijk tegenstrijdig en voldoende feitelijk zijn. Uit de bewoordingen van het onder 5 ten laste gelegde volgt dat verdachte wordt beschuldigd van pogingen tot oplichting zoals strafbaar gesteld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Deze pogingen tot oplichtingen zouden er – blijkens de tenlastelegging – uit hebben bestaan dat verdachte:
“ (..) (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) Zalando en/of Adidas en/of Bol.com en/of Otto en/of (een) andere webshop(s), (telkens) te bewegen tot de afgifte van een of meer goederen, (..)”
Er is, na een grootschalig opsporingsonderzoek, sprake van een omvangrijk en voor een deel onoverzichtelijk dossier, dat ruim 4000 pagina’s beslaat. Het onder 5 ten laste gelegde is niet gespecificeerd op datum of zaaksdossier en door de officier van justitie is in haar requisitoir ten aanzien van dit feit niet verwezen naar specifieke tapgesprekken of bevindingen. Hierdoor is niet duidelijk op welke individuele handelingen deze beschuldiging is gericht. Ook in het licht van het onderliggende dossier is de tenlastelegging ten aanzien van feit 5 onvoldoende concreet. Daardoor is voor de rechtbank niet duidelijk welke concrete pogingen tot oplichting hier aan verdachte worden verweten. Daarmee voldoet de tenlastelegging ten aanzien van de pogingen tot oplichting van Zalando, Bol.com, Otto en/of andere webshops niet aan de eisen die in artikel 261 Sv aan de dagvaarding worden gesteld.
Dit is anders ten aanzien van de poging tot oplichting van Adidas. De officier van justitie heeft ten aanzien van deze poging tot oplichting in haar requisitoir verwezen naar een specifiek zaaksdossier en dus handelingen die verdachte zou hebben verricht.
De rechtbank zal daarom de dagvaarding partieel nietig verklaren ten aanzien van de onder 5 ten laste gelegde poging tot oplichting in vereniging van Zalando, Bol.com, Otto en/of andere webshops.
3.2
Overige voorvragen
De dagvaarding is ten aanzien van feit 1, 2, 3, 4, 5 (ten aanzien van de poging tot oplichting in vereniging van Adidas) en 6 geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Naar aanleiding van een onderzoek van de politie naar een reeks straatroven en binnen dat onderzoek aangesloten taps kwamen begin 2021 andere verdenkingen naar voren en werd een nieuw onderzoek opgestart onder de naam Haramachi. Uit dit onderzoek bleek dat er meerdere verdachten waren die zich bezig hielden met phishing en pakketfraude en onderling nauw met elkaar samenwerkten.
Werkwijze
De slachtoffers van phishing werden gevonden op de websites marktplaats.nl en 2ehands.be. Zij werden door middel van een gehackt of frauduleus account benaderd, door personen die zich voordeden als (ver)kopers van de op die websites aangeboden goederen. Deze personen gaven daarbij te kennen dat zij zelf eerder slachtoffer waren geworden van oplichting en dat zij daarom de betrouwbaarheid van de tegenpartij wilden verifiëren door middel van het versturen van een betaallink voor een klein geldbedrag. Dit betrof een phishinglink waarmee de slachtoffers naar een imitatiewebsite van een bank werden geleid. Op het moment dat de slachtoffers daarop voor de overboeking hun gegevens invulden, werden die direct inzichtelijk voor de verdachten. De verdachten konden met die gegevens vervolgens inloggen in de digitale bankomgeving van het slachtoffer en zodoende beschikken over het geld op de bankrekening. Zij schreven bijvoorbeeld geld van de slachtoffers over naar de bankrekeningen van zogenoemde ‘money mules’, waarna het geld van die rekeningen werd gepind. Ook kochten zij voor zichzelf goederen met gebruik van de bankrekening van het slachtoffer.
De gehackte accounts werden veelal via de applicatie Telegram verkregen in de vorm van zogenoemde binlists en/of combolists. Dit zijn bestanden met gehackte persoonlijke gegevens van derden, zoals accountnamen en/of e-mailadressen met bijbehorende wachtwoorden van webshops, adressen en telefoonnummers. Met behulp van de gegevens van de binlists en/of combolists werd ook de pakketfraude gepleegd. De verdachten kochten online goederen aan met de gehackte accounts van onder meer Marktplaats en webshops. Deze lieten zij afleveren op (via Funda gevonden) adressen waar op niemand woonde, waarna zij de goederen lieten ophalen door anderen, vaak jonge jongens.
Gegevensdragers en IP-adres
Tijdens de aanhouding van verdachte en de medeverdachten zijn meerdere gegevensdragers in beslag genomen. De rechtbank overweegt het volgende ten aanzien van de vraag of de gegevensdragers aan verdachte gekoppeld kunnen worden.
Samsung telefoon (goednummer 5914681)
Tijdens de doorzoeking op 4 mei 2020 is in de slaapkamer van verdachte een Samsung telefoon in beslag genomen. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in bezit is van een Samsung Galaxy A7. Verdachte heeft niet ontkend dat de inbeslaggenomen telefoon aan hem toebehoort. Gelet hierop en omdat de telefoon in de slaapkamer van verdachte is aangetroffen, concludeert de rechtbank dat verdachte de gebruiker is geweest van de telefoon.
Samsung A70 (goednummer 5897334)
In de slaapkamer van verdachte is tijdens een doorzoeking op 16 maart 2020 een Samsung A70 telefoon in beslag genomen. In deze telefoon zijn meerdere foto’s en schoolgegevens aangetroffen die te relateren zijn aan verdachte. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij ten tijde van de aanhouding gebruik maakte van de Samsung A70 telefoon die in beslag is genomen. De rechtbank concludeert derhalve dat verdachte gebruiker was van de betreffende telefoon.
iPad (goednummer 5897321)
In de slaapkamer van verdachte is tijdens de doorzoeking een iPad aangetroffen. Verdachte heeft bij de politie en tijdens de zitting verklaard dat hij een iPad heeft. De rechtbank concludeert daarom dat verdachte de gebruiker is geweest van de bij hem inbeslaggenomen iPad.
Alcatel telefoon (goednummer 5875343)
Tijdens de aanhouding van medeverdachte [medeverdachte 1] is een Alcatel telefoon in beslag genomen. Deze telefoon zou volgens de politie toebehoren aan de organisatie. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft tevens verklaard dat de Alcatel telefoon door meerdere leden van de organisatie werd gebruikt. Uit het dossier kan worden afgeleid dat in ieder geval medeverdachte [medeverdachte 1] , nu de telefoon bij hem is aangetroffen, en medeverdachte [medeverdachte 3] , gelet op de tapgesprekken, gebruik hebben gemaakt van de telefoon. Behalve de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] dat meerdere leden van de organisatie gebruik zouden maken van de telefoon, zijn er geen aanwijzingen dat verdachte de Alcatel telefoon daadwerkelijk voorhanden heeft gehad of heeft gebruikt. De rechtbank zal verdachte daarom niet aanmerken als gebruiker van de telefoon.
IP-adres
Het IP-adres van de ouderlijke woning van verdachte, te weten [adres 1] , betreft [IP-adres] . De rechtbank gaat er daarom vanuit dat verdachte gebruik heeft gemaakt van dit IP-adres.
Ten aanzien van de feiten overweegt de rechtbank als volgt.
Voor zover verdachte bij de verschillende ten laste gelegde feiten partieel zal worden vrijgesproken, zal de rechtbank dat hieronder per feit bespreken.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte zich bezig heeft gehouden met computervredebreuk en pakketfraude. Uit onderzoek naar de gegevensdragers blijkt onder andere dat verdachte over meerdere binlists en/of combolists beschikte, deze verspreidde en er zijn chatgesprekken aangetroffen die betrekking hebben op phishing en pakketfraude. Er zijn verschillende personen die aangifte hebben gedaan omdat zij door middel van phishing op betalingslinkjes hebben geklikt, waarna er geld van hun rekeningen is afgeschreven. Onderzoek heeft ertoe geleid dat verdachte hieraan gekoppeld kan worden omdat er vanaf zijn IP-adres is ingelogd op 2ehands.be-accounts waarna contact is gezocht met de slachtoffers die op een betaallink klikten, dan wel is vanaf zijn IP-adres de bankrekening van het slachtoffer benaderd. Dit is aangevers [persoon 1] en [persoon 2] overkomen.
Tevens heeft verdachte bestellingen gedaan via gehackte accounts. Een deel van deze bestellingen is gedaan via het IP-adres van verdachte en bovendien zijn screenshots van een deel van de bestellingen aangetroffen op zijn iPad, te weten in zaaksdossiers 4, 5, 6 en 14.
De raadsvrouw van verdachteheeft bepleit dat verdachte ter zake van enkele van de zaaksdossiers dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft een deels bekennende verklaring afgelegd, kort gezegd dat hij heeft gevist en ook frauduleuze bestellingen heeft gedaan.
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte vrij te spreken voor hetgeen tenlastegelegd in zaaksdossier 5, 12 en 14. Ten aanzien van zaaksdossier 14 heeft de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht dat verdachte weliswaar heeft verklaard frauduleuze bestellingen te hebben laten leveren op [adres 2] , maar deze verklaring is onvoldoende concreet om te kunnen vaststellen dat verdachte ook deze bestelling heeft geplaatst. Tevens is het bestelde windjack niet bij verdachte aangetroffen en levert een screenshot op zijn iPad onvoldoende bewijs op voor een wezenlijke bijdrage in deze zaak.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Uit het dossier en ook uit de verklaring van verdachte volgt dat hij zich gedurende enkele maanden samen met zijn medeverdachten heeft bezig gehouden met phishing en pakketfraude.
Verdachte heeft bij de politie en ook ter zitting bekend dat hij heeft ingelogd op het internetbankieren account van aangever [persoon 1] en geld heeft overgemaakt naar de bankrekening van [persoon 3] (zaaksdossier 1). Tevens heeft verdachte bekend dat hij verschillende bestellingen heeft geplaatst bij Adidas met gehackte accounts, heeft gekozen voor de betalingsoptie ‘Afterpay’, de pakketjes heeft laten afleveren bij valse afleveradressen en voor de bestelling uiteindelijk nooit heeft betaald. Dit betreffen de zaaksdossiers 4 en 6.
Ten aanzien van zaaksdossier 14, een bestelling via het Adidas-account van [persoon 4] , heeft verdachte een ontkennende verklaring afgelegd. Door aangeefster [persoon 4] is aangifte gedaan van frauduleuze bestellingen op haar Adidas account. Er zijn twee bestellingen op haar naam geplaatst, namelijk op [adres 2] en enige tijd later op [bedrijf 1] te Amsterdam. Van de eerste bestelling is een screenshot op de iPad van verdachte aangetroffen. Verdachte heeft hier geen verklaring voor gegeven. Ook is op de telefoon van verdachte een filmpje aangetroffen waarop verdachte is te horen en dat hij roept: ‘M’n young swipers, m’n young swipers! Kijk ze halen pakketten op!’. Te zien is dat twee jongens bij een portiekdeur staan op [adres 2] te Amsterdam. Hoewel de rechtbank met de raadsvrouw van oordeel is dat niet kan worden vastgesteld of het bezorgmoment van de bestelling die op naam van [persoon 4] is geplaatst, op dit filmpje is te zien, maakt dit filmpje wel duidelijk dat verdachte bestellingen liet bezorgen op [adres 2] . Verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij inderdaad frauduleuze bestellingen heeft laten leveren op [adres 2] . Deze feiten en omstandigheden tezamen maken dat de rechtbank komt tot een bewezenverklaring ten aanzien van het FC Bayern München windjack op het account van [persoon 4] van Adidas.
Ten aanzien van de tweede bestelling op naam van [persoon 4] zal de rechtbank verdachte vrijspreken. Dat verdachte de ene bestelling op het betreffende account heeft geplaatst, betekent niet dat ook bewezen kan worden dat hij als medepleger is aan te merken ten aanzien van de andere bestelling. Uit het dossier blijkt dit immers niet. Daarnaast is uit het dossier ook gebleken dat de binlisten tussen de medeverdachten rouleren.
De rechtbank overweegt ten aanzien van zaaksdossier 5, de bestelling van twee keukenweegschalen via het Bol.com-account van [persoon 1] , dat verdachte op basis van een tapgesprek aan deze bestelling is gelinkt. In het tapgesprek heeft verdachte het over een weegschaal die zijn moeder niet mag vinden. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat dit een weegschaal voor drugs betrof en geen frauduleus bestelde weegschaal. De rechtbank acht dit enkele tapgesprek onvoldoende bewijs dat verdachte heeft ingelogd op het Bol.com-account van [persoon 1] en de betreffende bestelling heeft geplaatst. De rechtbank zal verdachte derhalve partieel vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
Op de telefoon van verdachte is een screenshot aangetroffen van gegevens behorende bij aangeefster [persoon 2] , namelijk haar e-mailadres, telefoonnummer en adres. Uit haar aangifte blijkt dat zij via 2ehands.be is opgelicht door middel van een phishinglink. Uit onderzoek is gebleken dat met de SessionID van medeverdachte [medeverdachte 3] is ingelogd op het 2ehands.be-account van [persoon 5] , het account waarmee de phishinglink naar aangeefster [persoon 2] is verstuurd, en dat het telefoonnummer behorende bij de Alcatel telefoon is opgegeven voor een betalingsbevestiging via Payconiq. De rechtbank heeft eerder overwogen dat verdachte niet kan worden aangemerkt als gebruiker van de Alcatel telefoon. Uit het dossier blijkt dat niet door verdachte maar door medeverdachte [medeverdachte 3] is ingelogd op het 2ehands.be-account van [persoon 5] . De rechtbank ziet geen bewijs voor enige bijdrage van verdachte en zal verdachte daarom partieel vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van het onder 1 cumulatief en 2 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
De raadsvrouw van verdachteheeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen tenlastegelegd in zaaksdossier 5, 12 en 14, op dezelfde gronden zoals hiervoor bij feit 1 is aangegeven, en heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Uit het dossier, waaronder het onderzoek naar de gegevensdragers van verdachte, en uit de bekennende verklaring van verdachte blijkt dat verdachte meerdere binlists en/of combolists voorhanden heeft gehad. Derhalve kunnen de onder 1 cumulatief en onder 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend worden bewezen. De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van hetgeen tenlastegelegd in zaakdossier 5 en 12, zoals hierboven onder feit 1 al door de rechtbank is overwogen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsvrouw van verdachteheeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken voor hetgeen onder zaaksdossier 12 ten laste is gelegd. De raadsvrouw van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder zaaksdossier 1 ten laste gelegde.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Op basis van het dossier en de bekennende verklaring van verdachte kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich samen met zijn medeverdachten heeft schuldig gemaakt aan de diefstal van geldbedragen toebehorende aan [persoon 1] door middel van een valse sleutel. Ten aanzien van de diefstal van een geldbedrag toebehorende aan aangeefster [persoon 2] heeft de rechtbank onder feit 1 primair al overwogen dat de betrokkenheid van verdachte bij dit feit niet kan worden aangetoond. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsvrouw van verdachteheeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken voor hetgeen onder zaaksdossier 5 en 14 ten laste is gelegd, zoals eerder onder feit 1 primair ook al is aangevoerd. De raadsvrouw van verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder zaaksdossier 4 en 6 ten laste gelegde.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Ten aanzien van de oplichting van Bol.com en de tweede bestelling op naam van [persoon 4] heeft de rechtbank onder feit 1 primair al overwogen dat de betrokkenheid van verdachte bij deze feiten niet kan worden aangetoond. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging. Op basis van het dossier en de bekennende verklaring van verdachte kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich samen met zijn medeverdachten heeft schuldig gemaakt aan de oplichting van Adidas, zoals eerder onder feit 1 primair al is overwogen en zoals in zaakdossiers 4, 6 en 14 ten laste is gelegd.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het onder 5 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Via het Adidas-account van Verweerde zijn meerdere goederen besteld. Verdachte heeft bekend dat hij twee bestellingen op zijn naam heeft geplaatst en dit blijkt ook uit het dossier. Aangever heeft een derde bestelling kunnen voorkomen. Echter, gelet op de voltooide oplichtingen kan volgens de officier van justitie ook de poging oplichting van Adidas worden bewezen.
De raadsvrouw van verdachteheeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde feit.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Via het Adidas-account van Verweerde zijn drie bestellingen geplaatst. Verdachte heeft bekend dat hij twee van deze bestellingen heeft geplaatst. Een derde bestelling heeft aangever kunnen annuleren. Uit de aangifte is niet gebleken wanneer de derde bestelling is geplaatst en op welk adres deze afgeleverd zou moeten worden. Tevens is uit de gegevens van Klarna niet gebleken dat tijdens de derde bestelling op het account van Verweerde is ingelogd via het IP-adres van verdachte, in tegenstelling tot bij de eerste twee bestellingen. Gelet op het feit dat de binlisten en adressen van leegstaande woningen rouleerden tussen de verdachten en dat geen concrete betrokkenheid van verdachte kan worden aangetoond bij de derde bestelling, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde poging oplichting van Adidas. Ten aanzien van de overige webshops heeft de rechtbank de dagvaarding onder 3.2 partieel nietig verklaard, zodat hier geen verdere beslissing over dient te worden genomen.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte kan worden aangemerkt als leider en uitvoerder binnen de criminele organisatie. Zo is er een video op de telefoon van verdachte gevonden waarin hij riep: ‘m’n young swipers, m’n young swipers’, kijk ze halen pakketten op!’
De raadsvrouw van verdachteheeft bepleit dat verdachte niet kan worden gezien als leidinggever van de criminele organisatie. Tevens heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte pas sinds 18 januari 2020 in beeld komt en dat de tenlastegelegde periode derhalve ingekort dient te worden.
De rechtbankoverweegt als volgt.
In het onderzoek zijn meerdere verdachten naar voren gekomen als personen die onderling met elkaar samenwerkten ten behoeve van het plegen van cybercrime gerelateerde misdrijven. Door het Openbaar Ministerie zijn onder andere de verdachten [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] aangemerkt als leden van de criminele organisatie. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of sprake is van een dergelijke organisatie en of verdachte daarvan deel uitmaakte.
Beoordelingskader criminele organisatie
In artikel 140 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht is deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling heeft betrekking op de persoonlijke betrokkenheid van een verdachte bij een criminele organisatie. Om van een organisatie als hier bedoeld te spreken moet het gaan om een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen twee of meer personen. Voor de deelneming aan die organisatie is van belang dat verdachte bij de organisatie hoort en een bijdrage levert aan het verwezenlijken van het doel van de organisatie. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat het doel van de organisatie het plegen van misdrijven is en moet opzet hebben op het deelnemen aan die organisatie. Als uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van het doel van de organisatie of een aan die organisatie ondersteunende handeling heeft verricht, dan volgt daaruit zijn wetenschap met betrekking tot dat doel. De verdachte hoeft niet bij meerdere misdrijven van de organisatie betrokken te zijn geweest. Het gaat er immers niet om of zijn opzet was gericht op het plegen van (meer) misdrijven of dat hij heeft deelgenomen aan (reeds binnen de organisatie gepleegde) misdrijven, maar of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat verdachte zich met mededaders telkens heeft schuldig gemaakt aan de hiervoor omschreven feiten, waaronder computervredebreuk en marktplaatsoplichting. Op de onder verdachte en zijn mededaders in beslaggenomen gegevensdragers zijn grote hoeveelheden betaallinks, accountgegevens en conversaties met anderen aangetroffen, in één van de gegevensdragers stonden 2,5 miljoen verschillende combinaties van gebruikersaccounts en wachtwoorden. Daarnaast zijn panels aangetroffen die het mogelijk maakten phishingwebsites te maken. Er is een groot aantal telefoongesprekken geregistreerd tussen verdachten en zijn mededaders waarin wordt gesproken over bedragen, banken, inloggen op accounts, binlists en meer.
Uit het dossier blijkt dat in genoemde tapgesprekken tussen de verschillende verdachten in versluierd taalgebruik werd gesproken. Zo werd er niet alleen in vakjargon met algemene phishing gerelateerde termen gesproken, maar hadden de verdachten ook eigen ‘vaktermen’ ontwikkeld, zoals KBCtje (KBC bank), green (bitcoin wallet), orange (ING bank), acci’s (accounts), lappie (laptop) en centraal (station Amsterdam Centraal). Uit de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] bleek dat zij op de hoogte waren van het vakjargon. Zo verklaarde verdachte geen ‘bonker’ te zijn, maar een ‘visser’. Hij reageerde op advertenties via 2ehands.be en zocht naar mensen die op de neppe betaallink wilden drukken. Hij zou zelf geen ‘panel’ hebben die linkjes maakt, maar daar zou iemand anders achter zitten. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat ‘vissen’ reageren is en dat een ‘panel’ een neppe bankomgeving is. Een ‘bonker’ zou iemand zijn die het geld doorsluist van de rekeningen. Ook heeft medeverdachte [medeverdachte 2] verklaard dat bij het phishen vooraf werd afgesproken dat er 25% van de buit naar de visser ging, 25% naar de bonker en dat hij niet wist wie die andere 50% kreeg.
Het dossier bevat tapgesprekken waaruit blijkt dat verdachten elkaar hielpen als ze bij het phishen tegen bepaalde problemen aanliepen. Op diverse in beslag genomen telefoons zijn adviezen en werkwijzen voor phishing en het gebruik van binlists aangetroffen. Tevens maakten verdachte en zijn medeverdachten deel uit van de chatgroep ‘Team’, waarin onder meer werkzaamheden en bankoverschrijvingen werden gedeeld.
De organisatie
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een duurzaam samenwerkingsverband. Dit samenwerkingsverband blijkt onder andere uit de tapgesprekken over cybercriminaliteit die al maanden voor de aanhoudingen van de verdachten terug gaan. Uit de inhoud van de gesprekken blijkt ook de frequentie en de intensiteit van de gepleegde criminaliteit. Daarnaast is er sprake van een zekere structuur en rolverdeling binnen de organisatie. Uit de tapgesprekken en de verklaringen van verdachte en de medeverdachten blijkt dat sommige leden van de organisatie zich bezig hielden met het vissen, anderen het geld van de bankrekening haalden, zogenaamde bonkers en weer anderen het geld pinden. Daarnaast hielden ook enkele leden van de organisatie zich naast het phishen bezig met pakketfraude, waaronder verdachte. Een voorbeeld van de samenwerking tussen de verdachten zijn de tapgesprekken met betrekking tot aangever [persoon 1] , te weten de tapgesprekken van 25 en 26 januari 2020.
Tevens is sprake geweest van het zorgvuldig uitkiezen van slachtoffers. De verdachten kozen hun slachtoffers in België, omdat zij deze manier van oplichting nog niet door zouden hebben en in Nederland wel. Ook zijn er meerdere tapgesprekken over het gebruik maken van afgeschermde verbindingen, zoals VPS en VPN en over de verdeling van de buit.
De rol van verdachte
De rechtbank concludeert op grond van de tapgesprekken dat verdachte een belangrijk onderdeel uitmaakte van de organisatie. Verdachte beschikte over een grote hoeveelheid digitale kennis en hielp de andere verdachten als zij bijvoorbeeld tegen problemen aanliepen tijdens het phishen. Ook wierf verdachte nieuwe ‘vissers’, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard. Verdachte had een faciliterende rol door bijvoorbeeld het verspreiden van binlists en combolists naar andere leden van de organisatie. Verdachte was ook een uitvoerder. Uit de tapgesprekken blijkt dat hij volop aan het phishen was.
Tevens heeft verdachte een uitvoerende rol gehad binnen de pakketfraude. Hij heeft ingelogd op onrechtmatig verkregen webshop-accounts en hierop frauduleus goederen besteld. Verdachte zocht naar leegstaande woningen waar de pakketjes konden worden bezorgd. Deze adressen en ook diverse binlists en combolists stuurde verdachte door naar de andere leden van de organisatie. Hiermee vervulde hij ook een faciliterende rol binnen de pakketfraude. Hiermee staat vast dat verdachte heeft bijgedragen aan het verwezenlijken van het gezamenlijke doel van de organisatie om phishing en pakketfraude te plegen.
Naar oordeel van de rechtbank staat vast dat verdachte een faciliterende en uitvoerende rol heeft gehad binnen de criminele organisatie. De rechtbank kan op grond van het dossier en de daarin aanwezige tapgesprekken echter niet vast stellen dat verdachte daadwerkelijke leiding gaf binnen de organisatie, ook omdat de organisatie en de leden daarvan slechts een beperkte periode in het zicht van politie is geweest.
Met betrekking tot de tenlastegelegde periode overweegt de rechtbank dat uit de Samsung telefoon die aan verdachte is gekoppeld blijkt dat verdachte zich in 2019 al bezighield met phishing en pakketfraude. Zo is er een chat op zijn telefoon aangetroffen van 7 december 2019 waarin medeverdachte [medeverdachte 3] een binlist van Otto naar verdachte stuurt. Tevens is er een gesprek aangetroffen van 20 december 2019 waarin verdachte aan [persoon 8] vraagt of hij een pakketje voor hem op kan halen. De rechtbank stelt daarom vast dat verdachte zich gedurende de gehele tenlastegelegde periode, te weten van 1 januari 2020 tot en met 3 mei 2020, heeft bezig gehouden met phishing en pakketfraude en in die periode dus ook heeft deelgenomen aan de organisatie.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat wettig en overtuigen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 3 mei 2020 te Amsterdam en/of in België, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk en wederrechtelijk, in een gedeelte van een geautomatiseerd werk, te weten internetbankieren-accounts, waaronder
- het [bedrijf 2] internetbankieren account toebehorende aan [persoon 1] en/of de mobiel bankieren app van [bedrijf 2] en/of de webserver(s) en/of een netwerk en/of een computer(systeem) toebehorende aan [bedrijf 2] (zaaksdossier 1) en
- het 2dehands.be-account ‘ [naam] ’ (zaaksdossier 1) en
- het Adidas-account van [persoon 6] (zaaksdossier 4) en
- het Adidas-account van [persoon 7] (zaaksdossier 6) en
- het Adidas-account van [persoon 4] (zaaksdossier 14),
is binnengedrongen,
a. door het doorbreken van een beveiliging en/of
b. door een technische ingreep en/of
c. met behulp van valse signalen of een valse sleutel en/of
d. door het aannemen van een valse hoedanigheid,
onder meer door middel van phishing-links en/of betaallinks van een ogenschijnlijk betrouwbare website van [bedrijf 2] (zaaksdossier 1) te tonen, terwijl in werkelijkheid een nagebootste website van [bedrijf 2] werd getoond, waardoor de gebruiker van die nagebootste website werd verleid en bewogen tot het invoeren van betaalgegevens en inloggegevens voor het verrichten van bankoverschrijvingen via internetbankieren die vervolgens heimelijk werden afgevangen en ter beschikking kwamen aan verdachte en/of zijn mededaders en door zich vervolgens met behulp van die inloggegevens toegang te verschaffen tot de internetbankierenomgeving van die bank, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich hebben voorgedaan als de rechtmatige gebruikers van die inloggegevens en
door met onrechtmatig verkregen gebruikersaccounts in te loggen op webshop-accounts (waaronder 2dehands.be-accounts (zaaksdossier 1) en Adidas-accounts (zaaksdossier 4, 6 en 14) en hij vervolgens de gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt, worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevond voor zichzelf en een ander heeft overgenomen, afgetapt en/of opgenomen;
en
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 3 mei 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, telkens een technisch hulpmiddel, te weten,
- een phishing-link (https://betalinqverzoekjesbelqie.xvz/pav/tS8nPRiD (zaaksdossier 1), welke phishing-link gebruikt wordt om een ogenschijnlijk betrouwbare website van een bank te tonen, terwijl in werkelijkheid een nagebootste website van een bank wordt getoond, waardoor de gebruiker van die nagebootste website wordt verleid en bewogen tot het invoeren van betaalgegevens en/of inloggegevens voor het verrichten van bankoverschrijvingen via internetbankieren en
- gebruikersaccounts (zogenaamde binlists en/of combolists) (waaronder 2dehands.be (zaaksdossier 1) en Adidas (zaaksdossiers 4, 6 en 14), die hoofdzakelijk geschikt gemaakt en/of ontworpen zijn tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab eerste lid, 138b of 139e Wetboek van Strafrecht, namelijk te weten het binnendringen van een geautomatiseerd werk heeft verworven, verspreid of anderszins ter beschikking heeft gesteld of voorhanden heeft gehad, met het oogmerk dat daarmee een van die misdrijven werd gepleegd;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 3 mei 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, tweede of derde lid Wetboek van Strafrecht (computervredebreuk) te plegen,
- technische hulpmiddelen die hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen zijn tot het plegen van een zodanig misdrijf, te weten phishing-links (waaronder https://betalingsverzoekjesbelgie.xyz en/of
https://betalinqverzoekjesbelqie.xvz/pav/tS8nPRiD (zaaksdossier 1) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en
- gebruikersaccounts (zogenaamde binlists en/of combolists) (waaronder 2dehands.be en Zalando en Adidas en Otto), heeft verworven en verspreid en voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
in de periode van 22 januari 2020 tot en met 25 januari 2020 te Amsterdam en/of in België, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen:
- EUR 454,70 en EUR 712,45, toebehorend aan [persoon 1] (zaaksdossier 1)
waarbij hij, verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot die bankrekening en internetbankieren accounts en digitale bankomgeving en bank betaal applicatie hebben verschaft en die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten onrechtmatig verworven inloggegevens en/of betaalgegevens;
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 3 mei 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- Adidas (zaaksdossier 4, zaaksdossier 6 en zaaksdossier 14)
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een Adidas Arsenal trainingspak (zaaksdossier 4) en een Adidas Bayern Munchen jack (zaaksdossier 4) en Adidas Bayern München trainingsbroeken (zaaksdossier 6) en een Adidas Bayern Munchen jack (zaaksdossier 14) door
- zich voor te doen als bonafide koper op Adidas en
- daarbij gebruik te maken van gehackte accounts en
- op voornoemde webshops aankopen te doen en daarbij te kiezen voor de ‘afterpay’ betalingsoptie en
- daarbij gebruik te maken van valse afleveradressen;
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde:
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 3 mei 2020 te Amsterdam en/of een of meer plaats(en) in Nederland en/of in België, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 1] en/of andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten computervredebreuk en voorhanden hebben van phishing-links en voorhanden hebben van binlists en gekwalificeerde diefstal en oplichting;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregel

De officier van justitieheeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten en tevens voor de zaak met parketnummer 13.066752.20, zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 132 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaren en onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte de leerstraf ‘Tools4U Online Delicten’ voor de duur van 25 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 12 dagen.
De raadsvrouw van verdachteheeft verzocht de strafeis van de officier van justitie te matigen, gelet op de bepleitte vrijspraken. De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht de adviezen van de hulpverlening ten aanzien van de straf op te volgen.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is betrokken geweest bij een organisatie die zich gedurende een periode van enkele maanden op grote schaal bezig hield met phishing en pakketfraude, waarbij gebruik is gemaakt van gehackte gegevens van anderen. Mede door het handelen van verdachte zijn meerdere slachtoffers financieel benadeeld en is het vertrouwen in de handel van goederen via deze internetsites schade toegebracht. Het gebruik van gehackte privégegevens vormt een inbreuk op het privéleven van anderen en leidt daarmee tot gevoelens van onveiligheid.
Tevens heeft verdachte zich met de onrechtmatig inloggegevens van de slachtoffers toegang verschaft tot hun webshop-accounts om vervolgens frauduleuze bestellingen te plaatsen. Het handelen van verdachte heeft er mede toe geleid dat Adidas goederen heeft geleverd zonder dat daarvoor werd betaald. Diverse webshops zijn op deze manier opgelicht en hebben als gevolg daarvan grote financiële schade geleden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 16 juli 2021 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij dient strikt genomen te worden aangemerkt als first offender. Daar staat tegenover dat het in de onderhavige zaak een veelheid van feiten betreft zodat de rechtbank daarmee rekening houdt.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 3 oktober 2000 bepaald dat als uitgangspunt voor gevallen waarin het strafrecht voor jeugdigen is toegepast, geldt dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden.
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn, zoals hiervoor bedoeld, is aangevangen op de dag dat verdachte is aangehouden, zijnde 4 mei 2020 en eindigt vooralsnog met dit eindvonnis in eerste aanleg op 20 september 2021. De duur van deze periode behelst bijna 17 maanden en derhalve is de redelijke termijn met ruim twee weken overschreden. Weliswaar is er sprake van een zeer geringe overschrijding van de redelijke termijn, maar deze overschrijding is naar het oordeel van de rechtbank verschoonbaar gezien de omvang van het dossier, de omstandigheid dat er een hele dag voor de zaak diende te worden uitgetrokken, en het feit dat wegens het de maatregelen rondom coronavirus de rechtbank zittingen later dan gewenst heeft kunnen plannen. De rechtbank zal met deze overschrijding dan ook geen rekening houden.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
  • rapport van de Raad opgemaakt op 27 juli 2021;
  • rapport van JBRA opgemaakt op 29 juli 2021;
  • Psychologisch Pro Justitia rapport opgemaakt door S. van Woerden, GZ-psycholoog, op 20 juli 2020 en de aanvullende rapportage van 20 augustus 2021.
De
psycholoogkomt in haar rapporten tot de volgende conclusie.
Huidig onderzoek geeft een beeld van verdachte als een adolescente jongen die volop bezig is met onderzoeken wie hij is, wat hij kan en wat hij wil. Dit is passend bij zijn levensfase. Tegelijkertijd wordt ook gezien dat de cognitieve, sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van verdachte wat achterloopt. Zo kan hij moeilijk woorden geven aan wat hij voelt en vindt en lijkt zijn gevoelsleven weinig divers. Zijn denken is nog vrij egocentrisch gericht. Enerzijds kan hij zich sociaal wenselijk voordoen, maar op momenten dat hij met tegenstrijdigheden wordt geconfronteerd of op basis van de tap- en chat gesprekken, komt er een ander beeld van verdachte naar voren. Bovenbeschreven ontwikkeling wijkt wat af van het gemiddelde, maar is niet meteen zorgelijk. Verdachte komt voldoende solide en stevig naar voren, waardoor hij niet per se vatbaar lijkt voor onderdrukking of dat anderen misbruik van hem kunnen maken. Voor het meelopen met anderen daarentegen wel. Binnen de opvoeding heeft verdachte de ruimte gekregen om redelijk zijn eigen weg te gaan, terwijl hij gezien zijn ontwikkelfase en mogelijkheden meer toezicht en sturing nodig had. Hierdoor heeft hij gedurende langere tijd om kunnen gaan met jongeren die minder prosociaal zijn en zich met criminele activiteiten bezighielden.
Er is bij verdachte geen sprake van een ziekelijke stoornis. Wel is er sprake van enige achterstand in de ontwikkeling van de geestesvermogens. Echter niet van die mate dat dit zijn denken en doen dermate beïnvloedt. Er is geen reden om te adviseren tot een vermindering in mate van toerekenen.
Ouders hebben, mede gezien zijn jonge leeftijd en hechte gezin, waarbij sprake is van positieve beïnvloeding, ondersteuning nodig bij het matchen van hun opvoeding aan de behoeftes van verdachte. Een dergelijke aanpak kan worden gegeven door een FAST-team vanuit de Waag in Amsterdam in het kader van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling. De inschatting is dat juist een intensievere insteek bij een jongere en systeem met deze combinatie aan risico-, protectieve factoren en delictgedrag een passende beïnvloeding zal stimuleren. Er wordt geadviseerd hulpverlening gericht op bovenbeschreven gebieden uit te voeren in het gedwongen kader van een Jeugdreclasseringsmaatregel.
Conclusies uit de aanvullende rapportage d.d. 20 augustus 2020:
Het afgelopen jaar heeft verdachte de omgang met bepaalde jongeren verbroken, zeggen ouders meer zicht te hebben op wat hij buitenshuis doet en vult hij zijn vrije tijd met sport en een bijbaan. Verdachte en zijn gezin staan open voor begeleiding en behandeling. Waar in het rapport van juli 2020 nog werd geadviseerd om steviger in te zetten op het bieden van ondersteuning en kaders voor verdachte en zijn gezin, lijkt deze noodzaak op dit moment minder aan de orde. Dit temeer omdat een deel van de geadviseerde interventies reeds zijn ingezet. Ondersteuning vanuit de IFA-coach en frequentie van toezicht en begeleiding vanuit de Jeugdbescherming zijn inmiddels afgebouwd. Echter, het gaat nu goed en verdachte en zijn gezin lijken te profiteren van aangeboden kaders en ondersteuning. Deze dienen daarom niet direct weggenomen te worden. Er wordt daarom geadviseerd om de eerder geadviseerde en reeds ingezette FAST vanuit de Waag te continueren.
JBRAheeft ter zitting naar voren gebracht dat een delictanalyse bij de Waag nog moet plaatsvinden. Wat opvalt is dat ouders het erg vinden wat er is gebeurd, maar het ook zien als kattenkwaad. Het is daarom passend om de gesprekken met de Waag te continueren. De afgelopen anderhalf jaar heeft verdachte erg zijn best gedaan, maar verdachte kan soms ook erg boos worden en praten op een manier die niet netjes is naar anderen. Daar zal ook aandacht voor moeten zijn.
Ter zitting heeft
de Raadgepersisteerd bij het advies, onder andere inhoudende dat verdachte de leerstraf Tools4U Online delicten moet uitvoeren. Verdachte heeft goed meegewerkt aan zijn schorsingsvoorwaarden, maar het is wenselijk dat JBRA nog betrokken blijft. IFA is inmiddels afgesloten. De zorg is dat er nog geen sprake is geweest van een delictanalyse. Het is noodzakelijk om terug te kijken om vervolgens vooruit te kunnen komen.
De ouders van verdachtehebben ter zitting verklaard dat verdachte beseft wat hij heeft gedaan en dat zij nu meer zicht op hem hebben. Verdachte moet soms nog wel leren wat rustiger te blijven.
De rechtbankoverweegt als volgt.
In beginsel zijn de feiten ernstig genoeg om aan verdachte een langer durende onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. De rechtbank neemt bij de strafoplegging echter in het voordeel van verdachte mee dat verdachte gedurende meer dan een jaar in een strak en intensief schorsingsregime heeft moeten functioneren. Verdachte heeft zich gedurende die hele periode goed aan de afspraken en voorwaarden gehouden. Verdachte heeft meegewerkt aan zijn IFA-traject en doet zijn best op school. Er is geen sprake geweest van politiecontacten. Daarmee is één van de meest voorname doelen van het jeugdstrafrecht, namelijk om recidive te voorkomen, in ieder geval het afgelopen jaar bereikt. De rechtbank acht het onder die omstandigheden niet wenselijk om aan verdachte een hogere onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Gezien de ernst van de feiten ziet de rechtbank wel aanleiding om een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met een proeftijd van een jaar. De rechtbank zal daaraan de voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de Raad. Deze worden zowel in het belang van verdachte als in het belang van de maatschappij geacht, omdat de oplegging van deze bijzondere voorwaarden het recidiverisico doen afnemen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan verdachte een contactverbod met de slachtoffers op te leggen, nu de slachtoffers willekeurig zijn gekozen en het niet de verwachting is dat verdachte opnieuw contact met hen zal opnemen.
De rechtbank zal, gelet op de adviezen van de deskundigen, aan verdachte een leerstraf opleggen in de vorm van Tools4U Online Delicten.
De rechtbank heeft bij het opleggen van de straf rekening gehouden met de samenloop tussen de feiten.
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • 1 STK Lamp, omschrijving: ledlamp wit, merk: Philips hue;
  • 1 STK Computer, omschrijving: tablet Apple iPad, merk: A1893;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: Samsung, merk: zwart;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: G5897334, Onbekend.
De officier van justitieheeft gevorderd de telefoons en iPad verbeurd te verklaren, nu de feiten daarmee zijn begaan. De officier van justitie heeft gevorderd de Philips Hue lamp te retourneren aan de rechthebbende, te weten Otto.
De raadsvrouw van verdachteheeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Op de iPad en telefoons van verdachte zijn meerdere combolists en/of binlists en andere op de feiten betrekking hebbende gegevens aangetroffen. Nu met behulp van deze voorwerpen de ten laste gelegde feiten zijn begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de Philips Hue lamp van fraude afkomstig is. De rechtbank zal daarom de teruggave van de lamp aan de rechthebbende bevelen, te weten Otto.
Conservatoir beslag
De rechtbank ziet geen aanleiding het conservatoir beslag van € 824,23 op te heffen aangezien de officier van justitie ter terechtzitting een ontnemingsvordering heeft aangekondigd.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [persoon 7] vordert € 500,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitieheeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsvrouw van verdachteheeft de hoogte van de vordering betwist.
De rechtbankoverweegt als volgt.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 150,-.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering gelet op de betwisting door de raadsvrouw onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [persoon 7] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 55, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 138ab, 139d, 140, 310, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde ten aanzien van de poging oplichting van Zalando, Bol.com, Otto en/of andere webshops nietig.
Verklaart het onder 5 ten laste gelegde ten aanzien van de poging oplichting van Adidas niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 6 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde:
medeplegen van computervredebreuk, terwijl de dader vervolgens gegevens die zijn opgeslagen, worden verwerkt en worden overgedragen door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf of een ander overneemt, aftapt en opneemt, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 1 cumulatief en onder 2 bewezen verklaarde:
Eendaadse samenloop van
medeplegen van met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt, gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een zodanig misdrijf, verwerven, verspreiden of anderszins ter beschikking stellen en voorhanden hebben, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoel in artikel 138ab, tweede of derde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een computerwachtwoord, toegangscode of een daarmee vergelijkbaar gegeven waardoor toegang kan worden verkregen tot een geautomatiseerd werk of een deel daarvan, verwerven, verspreiden of anderszins ter beschikking stellen en voorhanden hebben, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 6 bewezen verklaarde:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
135 (honderdvijfendertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 90 (negentig) dagen, van deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
1 (één) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat veroordeelde meewerkt aan de hulpverlening die de jeugdreclassering nodig acht, zoals FAST vanuit de Waag;
  • dat veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedag 2] 2004, [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 3] 2003, [medeverdachte 4] , geboren op [geboortedag 4] 2000, [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 5] 2004 en [medeverdachte 5] , geboren op [geboortedag 6] 2001.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Geeft opdracht aan
Jeugdbescherming regio Amsterdamtot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit
een leerstraf Tools4U Online delictenvoor de duur van 25 (vijfentwintig) uren.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 12 (twaalf) dagen.
Verklaart
verbeurd:
  • 1 STK Computer, omschrijving: tablet Apple iPad, merk: A1893;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: Samsung, merk: zwart;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: G5897334, Onbekend.
Gelast de
teruggaveaan de rechthebbende, te weten Otto, van:
1 STK Lamp, omschrijving: ledlamp wit, merk: Philips hue;
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[persoon 7]toe tot een bedrag van € 150,- (zegge: honderdvijftig euro) voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [persoon 7] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van [persoon 7] ter hoogte van € 150,- (zegge: honderdvijftig euro). Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.M. Patijn, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. V. Zuiderbaan en E. Dinjens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Scherphof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 september 2021.
[...]
- het Argenta internetbankieren account toebehorende aan [persoon 2] en/of de mobiel bankieren app van Argenta en/of de webserver(s) en/of een netwerk en/of een computer(systeem) toebehorende aan Argenta (zaaksdossier 12) en/of
[...]
- EUR 0,01, geheel of ten dele toebehorend aan [persoon 2] (zaaksdossier 12),
[...]