Op 22 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en munitie, alsook aan het opzettelijk gebruik van een niet op zijn naam gesteld rijbewijs. De verdachte, geboren in 2001 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van twee zaken, aangeduid als zaak A en zaak B, met parketnummers 13/042597-21 en 13/146526-21. Tijdens de zitting op 8 september 2021 zijn de zaken gevoegd behandeld. De officier van justitie, mr. D. Jironet-Loewe, heeft integrale bewezenverklaring gevorderd, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit voor het vuurwapenbezit in zaak A.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 12 tot 13 februari 2021 een revolver en munitie voorhanden heeft gehad, en op 4 juni 2021 opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld identiteitsbewijs. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten, ondanks de verdediging die twijfels uitte over de wetenschap van de verdachte omtrent het wapen. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte onaannemelijk en baseerde haar oordeel op de verklaring van een begeleider van de verdachte.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van vier maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de kwetsbaarheid van de verdachte en het advies van de reclassering om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de risico's die het voorhanden hebben van een vuurwapen met zich meebrengt, evenals de schending van vertrouwen door het gebruik van een niet op zijn naam gesteld rijbewijs. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. S. Djebali als voorzitter.