ECLI:NL:RBAMS:2021:5192

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
AWB 21/3735
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woning op basis van Opiumwet na aantreffen drugs en schietincident

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De burgemeester van Amsterdam had op 15 juli 2021 besloten om de woning van verzoeker te sluiten voor de duur van drie maanden, na meldingen van schoten in de woning en het aantreffen van een aanzienlijke hoeveelheid drugs, contant geld en kogelhulzen. Verzoeker, die sinds 2008 huurder van de woning is, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 23 juli 2021, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, gezien de aangetroffen hoeveelheid drugs en de ernst van de situatie. Ondanks het verweer van verzoeker, die stelde dat de drugs voor eigen gebruik waren en dat hij niet betrokken was bij criminele activiteiten, oordeelde de voorzieningenrechter dat de sluiting noodzakelijk was voor het herstel van de openbare orde. De aanwezigheid van een grote som contant geld, de drugs en het schietincident vormden voldoende redenen voor de burgemeester om tot sluiting over te gaan.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de belangen van verzoeker niet opwogen tegen het algemeen belang van de openbare orde. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzieningenrechter benadrukte dat deze beslissing een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor een eventueel bodemgeding. De uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, in aanwezigheid van griffier mr. T. Rijs.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/3735

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 juli 2021 in de zaak tussen

[verzoeker], te Amsterdam, verzoeker
(gemachtigde: mr. S.N. de Jager),
en

de burgemeester van de gemeente Amsterdam, verweerder( [gemachtigden verweerder] ).

Procesverloop

Bij besluit van 15 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester de sluiting bevolen van de woning op het adres [adres] te Amsterdam (hierna: de woning) voor drie maanden.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De burgemeester heeft op 20 juli 2021 om 10.45 uur de woning gesloten.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 juli 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. J. Ruijs, een kantoorgenoot van zijn gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden.

Overwegingen

Wat voorafging aan deze procedure
1. Verzoeker is sinds 2008 huurder van de woning. Hij stelt dat hij daarvoor een zwervend en onzeker bestaan leidde en veelvuldig met politie en justitie in aanraking kwam. Sinds hij een intensief traject heeft gevolgd en de woning in 2008 heeft toegewezen gekregen is hij niet meer hiermee in aanraking gekomen, zoals ook blijkt uit een door verzoeker overgelegd reclasseringsrapport.
2. Uit de bestuurlijke rapportage van 28 juni 2021 die de politie heeft opgemaakt, blijkt dat de politie op 21 juni 2021 naar aanleiding van een melding dat er geschoten was, naar de woning is gegaan. Er bleken drie personen in de woning aanwezig te zijn, onder wie de bewoner, die gewond was aan zijn hoofd. Bij een doorzoeking onder leiding van een rechter-commissaris zijn er kogelhulzen aangetroffen en is vastgesteld dat er in ieder geval twee keer was geschoten in de woning met een handvuurwapen. Verder werd er in de woning aangetroffen:
  • 78,1 gram cocaïne;
  • 24 gram MDMA in pilvorm (98 stuks);
  • € 20.271,- aan contant geld;
  • weegschaal;
  • kogelgaten en kogelhulzen;
  • een bebloed mes.
3. Op grond van deze informatie heeft de burgemeester met het bestreden besluit de woning gesloten voor de duur van drie maanden. Hiermee is toepassing gegeven aan artikel 13b van de Opiumwet en de Beleidsregels sluitingen en heropeningen Amsterdam. [1] De burgemeester heeft niet volstaan met een bestuurlijke waarschuwing vanwege de ernst van de feiten en omstandigheden en de volgende verzwarende omstandigheden:
  • bij dergelijke hoeveelheden drugs moet rekening worden gehouden met een verhoogd risico op criminele activiteiten in en in de omgeving van de woning;
  • de aanwezigheid van een grote som contant geld;
  • de aanwezigheid van een bebloed mes in de woonkamer;
  • het feit dat er wapens aanwezig zijn geweest in de woning;
  • het schietincident dat heeft plaatsgevonden op 21 juni 2021.
Standpunt van verzoeker
4. Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij stelt dat de burgemeester niet bevoegd was om tot sluiting van de woning over te gaan, dan wel dat de burgemeester niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Verzoeker ontkent dat er in de woning een vuurwapen aanwezig was. Daarnaast is het gevonden geld spaargeld en ontvangen uit een erfenis. Daarenboven zijn de drugs voor eigen gebruik en is het niet voor de handel bestemd. De Officier van Justitie legt hem slechts ten laste dat hij in het bezit was van de drugs. Uit de bestuurlijke rapportage komt ook niet naar voren dat hij handelt in drugs of dat er meldingen zijn van drugsgerelateerde overlast. De burgemeester heeft dit onvoldoende betrokken in de besluitvorming. Verzoeker is een hardwerkende man die de woning nodig heeft om zijn werk als schilder te kunnen blijven uitoefenen en om niet te vervallen in zijn oude gewoontes. Hij verwijst hierbij naar het rapport van de reclassering waarin staat dat hij na 2008 niet meer in aanraking is geweest met politie en justitie en kwetsbaar is. Als zijn woning wordt gesloten, zal de woningbouwcorporatie zijn huurcontract ontbinden. De sluiting is daarom onevenredig.
Oordeel van de voorzieningenrechter
5. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Bevoegdheid burgemeester
6. De burgemeester heeft de woning gesloten op grond van artikel 13b Opiumwet. Op grond van vaste rechtspraak [2] mag de burgemeester een pand sluiten als er een handelshoeveelheid drugs is gevonden. Niet in geschil is dat dat is aangetroffen. Dat verzoeker niet strafrechtelijk wordt vervolgd voor handel in de drugs, doch alleen maar bezit van harddrugs maakt dit niet anders. Zijn stelling dat niet is gebleken van handel en dat de cocaïne slechts voor eigen gebruik was acht de voorzieningenrechter vanwege de hoeveelheid van 78,1 gram niet aannemelijk. De enkele stelling dat hij een verleden heeft in drugsgebruik is hiervoor een onvoldoende onderbouwing. De voorzieningenrechter oordeelt daarom dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten.
Noodzakelijkheid
7. De burgemeester hanteert het uitgangspunt dat bij een ernstig gevaar voor de openbare orde in beginsel niet tot sluiting van een woning wordt overgegaan als de woning bewoond wordt maar dat wordt volstaan met een waarschuwing. In ernstige gevallen mag hiervan echter worden afgeweken. Met de burgemeester is de voorzieningenrechter van oordeel dat dit hier aan de orde is. De verzwarende omstandigheden liggen erin dat er een grote som geld in de woning aanwezig was, dat er een handelshoeveelheid (hard)drugs is aangetroffen en dat er een schietincident heeft plaatsgevonden. Dit levert een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat op door het risico op ripdeals, een ernstig gevaar voor de omgeving van de woning en gevoel van onveiligheid voor de omwonenden. Dat verzoeker niet strafrechtelijk wordt vervolgd op grond van de Wet Wapens en Munitie (WWM) en ook niet voor handel in de drugs, doch alleen maar voor bezit van harddrugs doet aan het geschetste gevaar niet af. Dat verzoeker ontkent dat er een vuurwapen aanwezig was in de woning, doet ook niet af aan de bestuurlijke rapportage van de politie waaruit naar voren komt dat er hulzen en een inslagplek zijn aangetroffen. Dat er schoten werden gehoord was overigens ook de directe aanleiding voor de politie om polshoogte te nemen bij de woning. Ook wordt er nog onderzoek gedaan naar de aard van de beschieting, waardoor er een kans bestaat op herhaling. Daarnaast is ook niet aannemelijk dat verzoeker zoveel contant geld in huis had vanwege een erfenis en zelf gespaard geld. Hij heeft deze stelling op geen enkele wijze onderbouwd. Met de burgemeester is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze omstandigheden (de vrees voor) een ernstig gevaar voor de openbare orde oplevert. Sluiting van de woning draagt bij aan herstel van de openbare orde. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat sluiting van de woning in beginsel noodzakelijk is.
Evenredigheid
8. De voorzieningenrechter erkent dat het toepassen van de sluitingsbevoegdheid door de burgemeester ingrijpende gevolgen heeft voor verzoeker als gebruiker van de woning. Echter, de burgemeester heeft de belangen van verzoeker ondergeschikt mogen vinden aan die van het algemeen belang van het herstel van de openbare orde. Dat verzoeker, zoals hierboven ook al is weergegeven, niet strafrechtelijk wordt vervolgd op grond van de WWM, noch voor handel in harddrugs, doet aan de verwijtbaarheid van het gedrag van verzoeker niet af. Het weegt daarom niet in het voordeel van verzoeker. Dat de sluiting ook gevolgen zou kunnen hebben voor het ontbinden van de huurovereenkomst van verzoeker leidt er – mede gelet op hetgeen is overwogen bij de noodzaak van de sluiting – evenmin toe dat verzoekers belangen in dit geval zwaarder wegen. De reclassering is betrokken en kan een rol spelen in het weer op orde brengen van het leven van verzoeker, ook als hij zijn woning definitief verliest. Dat verzoeker sinds 2008 niet meer in aanraking is geweest met politie en justitie en een kwetsbaar persoon is, legt gewicht in de schaal maar is niet van doorslaggevend belang. De voorzieningenrechter vindt daarom de sluiting van de woning evenredig.
Conclusie
9. Gelet op het voorgaande heeft de burgemeester de woning van verzoeker terecht gesloten vanwege (de vrees voor) gevaar voor de openbare orde. Naar alle waarschijnlijkheid zal het bestreden besluit in bezwaar standhouden. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T. Rijs, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op:
griffier
voorzieningenrechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Een afschrift is verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Gepubliceerd in Gemeenteblad Nr. 115757, op 7 mei 2020.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.