ECLI:NL:RBAMS:2021:5104

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
15 september 2021
Zaaknummer
13/010610-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grooming van een minderjarige via internet met het oogmerk tot ontuchtige handelingen

Op 15 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van grooming, zoals omschreven in artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht. De zaak betreft een incident waarbij de verdachte, in de periode van 1 december 2019 tot en met 11 januari 2020, via een (gay)chatsite contact heeft gelegd met een vijftienjarige jongen. De verdachte heeft de jongen, van wie hij wist dat hij minderjarig was, een ontmoeting voorgesteld met het oogmerk om ontuchtige handelingen te plegen. Tijdens de rechtszitting op 1 september 2021 heeft de officier van justitie, mr. C.J. Cnossen, de vordering ingediend, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. R.A. Bruinsma, pleitte voor vrijspraak wegens gebrek aan bewijs.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte via internet en communicatiediensten, zoals Telegram Messenger, met de jongen heeft gecommuniceerd en seksuele handelingen heeft voorgesteld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat hij redelijkerwijs moest vermoeden dat de jongen minderjarig was. De rechtbank heeft het bewijs dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan grooming als voldoende beschouwd en heeft het verweer van de verdediging verworpen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier dagen, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van zesentachtig dagen en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van € 19,38 aan de benadeelde partij voor materiële schade, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering tot immateriële schade afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd voor het causaal verband met het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/010610-20
Datum uitspraak: 15 september 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1964 in [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ),
wonende op het adres [adres 1] in [land] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. C.J. Cnossen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.A. Bruinsma, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de vordering benadeelde partij van [benadeelde partij] en de toelichting daarop van S. Jackson, medewerker Slachtofferhulp Nederland, en van de (schriftelijke) slachtofferverklaring van de moeder van [benadeelde partij] .

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt kort gezegd ervan beschuldigd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan grooming van de vijftienjarige [benadeelde partij] .
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 december 2019 tot en met 11 januari 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, door middel van en/of met gebruikmaking van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst, een computer en/of internet, een persoon, van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt (te weten [benadeelde partij] , geboren op [geboortedag 2] 2004), een ontmoeting heeft voorgesteld, met het oogmerk ontuchtige handelingen te plegen of (een) afbeelding(en) van een seksuele gedraging waarbij die persoon was betrokken te vervaardigen, daartoe via een (gay)chatsite contact heeft gelegd/gezocht met voornoemde [benadeelde partij] en/of aan voornoemde [benadeelde partij] heeft voorgesteld om het contact voort te zetten via Telegram Messenger (zodat verdachte met die [benadeelde partij] onder de radar (verder) kon chatten) en/of een of meer foto's (met een ontbloot bovenlijf) van hem, verdachte, aan die [benadeelde partij] heeft gestuurd en/of die [benadeelde partij] heeft gevraagd een foto van hem zonder kleding aan hem, verdachte, te sturen en/of (vervolgens) een foto van het (ontblote) geslachtsdeel van die [benadeelde partij] heeft ontvangen en/of gevraagd aan die [benadeelde partij] wanneer hij, verdachte, hem kon ontmoeten en/of (daarbij) aan die [benadeelde partij] heeft voorgesteld seksuele handelingen met hem, verdachte, te plegen en/of seksuele handelingen van hem, verdachte, te dulden en/of heeft gezegd dat die [benadeelde partij] mooie handen heeft en/of dat hij, verdachte, het fijn zou vinden deze handen aan te raken of door deze handen aangeraakt te worden en/of een afspraak heeft gemaakt om voornoemde [benadeelde partij] te ontmoeten in zijn, verdachte's, hotelkamer (in hotel [hotel] (vestiging [adres 2] )) en/of (daarbij) zijn, verdachte’s, kamernummer in dat hotel en/of deurcode heeft vermeld en/of heeft geschreven: “I have just finished a long hard week, but brilliant at the same time. I will be sleeping late hopefully. Morning Wood for you my boy. X. Daddy”.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het ten laste gelegde feit kan worden bewezen en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft een ontmoeting met [benadeelde partij] voorgesteld. Hij heeft aan [benadeelde partij] voorgesteld om te communiceren via Telegram. [benadeelde partij] heeft verklaard dat hij seksueel getinte berichten ontving van verdachte, zoals het bericht waarin verdachte zegt dat hij de handen van [benadeelde partij] wel wil aanraken. De verklaring van [benadeelde partij] is betrouwbaar. Op zitting heeft verdachte verklaard dat “morning wood” aan eerdere chats refereert. Gelet op de verklaring van [benadeelde partij] dat sommige gesprekken seksueel getint waren, kan het niet anders dan dat dit een seksuele betekenis heeft. Verdachte had opzet op ontuchtige handelingen. Hij had redelijkerwijs moeten vermoeden dat [benadeelde partij] minderjarig was, althans, jonger dan zestien jaar, aldus steeds de officier van justitie.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken vanwege – kort gezegd – gebrek aan bewijs voor de wetenschap van verdachte ten aanzien van de minderjarige leeftijd van [benadeelde partij] , het ontbreken van een oogmerk tot ontuchtige handelingen en ten slotte wegens gebrek aan bewijs voor het voorstellen van een ontmoeting.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt kort gezegd beschuldigd van het zogenoemde “grooming” (artikel 248e Sr). Bij grooming gaat het om het op internetsites of in chatrooms of nieuwsgroepen benaderen en verleiden van een kind met als uiteindelijk doel het seksueel misbruiken van dat kind. Grooming is veelal een langerlopend proces waarbij de dader door veelvuldig chat- en e-mailcontact langzaam het vertrouwen wint van het kind, het kind verleidt tot het delen van intimiteiten en op die wijze het kind in de digitale wereld vatbaar maakt voor seksueel misbruik in de fysieke wereld.
Voor de bewezenverklaring van grooming als bedoeld in artikel 248e Sr is onder meer vereist dat een ontmoeting wordt voorgesteld met het oogmerk op het plegen van ontuchtige handelingen en dat voorbereidingen gericht op het verwezenlijken van de ontmoeting zijn getroffen. Deze voorbereidingen moeten concrete vormen hebben aangenomen, maar niet is vereist dat elk onderdeel van de afspraak volledig is ingevuld. In dat kader overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de bewijsmiddelen in het dossier, aan al de vereisten is voldaan en dat het verweer van de raadsman moet worden verworpen. Op basis van die bewijsmiddelen kan het volgende worden vastgesteld.
Verdachte en de destijds vijftienjarige [benadeelde partij] hebben elkaar eind 2019 ontmoet op een (gay)chatsite en daar met elkaar gechat. Zij hebben daarna verder gecommuniceerd via Telegram Messenger en e-mail. [benadeelde partij] heeft verteld dat hij vijftien jaar was. De gesprekken gingen, naast alledaagse zaken, over seks of hadden soms een seksuele lading. Verdachte heeft aan [benadeelde partij] laten weten dat hij allerlei seksuele handelingen met hem zou willen verrichten. Op verzoek van verdachte heeft [benadeelde partij] hem een foto gestuurd met ontbloot bovenlijf. Na ontvangst van een andere foto (selfie) van [benadeelde partij] heeft verdachte daarop via de chat gereageerd met de opmerking: “Nice photo, you’ve lovely hands too! I look forward to touching them. ;)”, waarop [benadeelde partij] reageerde: “Thanks, me too can’t wait”. Verdachte heeft [benadeelde partij] verteld dat hij begin januari 2020 naar Amsterdam zou komen en hem voorgesteld elkaar te ontmoeten. Verdachte heeft [benadeelde partij] laten weten dat hij [benadeelde partij] treinkaartje wilde betalen en dat hij de gegevens van zijn hotel in een andere chat zou sturen. De zus van [benadeelde partij] , die zijn computer had geleend, is begin januari 2020 gestuit op de correspondentie tussen verdachte en [benadeelde partij] . Zij heeft haar vader hierover ingelicht. Op 10 januari 2020 heeft de vader van [benadeelde partij] ingelogd op het iCloudaccount van [benadeelde partij] en een e-mail naar verdachte gestuurd. In deze e-mail liet de vader van [benadeelde partij] , die zich als [benadeelde partij] voordeed, verdachte weten dat hij al zijn e-mailberichten kwijt was en dat hij wilde weten waar zij hadden afgesproken. Verdachte heeft diezelfde dag geantwoord en geschreven: “Hi V, That’s a cool answer! X. Hotel Di-Ann .. Door code E27, Room 405 .. See you? I have just finished a long hard week, but brilliant at the same time. I will be sleeping late hopefully. Morning Wood for you my boi. X. Daddy.” Morning wood staat voor een ochtenderectie.
Het gedrag van verdachte heeft zich aldus geconcretiseerd in een voorstel tot een ontmoeting met [benadeelde partij] met het oogmerk op het plegen van ontuchtige handelingen. Het e-mailen van de naam van het hotel, het kamernummer en de deurcode valt aan te merken als een voorbereiding op het verwezenlijken van die ontmoeting. Dat verdachte van plan was om ontuchtige handelingen te verrichten blijkt uit de hiervoor aangehaalde gesprekken maar ook uit de zin “morning wood for you my boi. X. Daddy”.
De verklaring van verdachte dat hij hiermee geen seksuele bedoeling had en er sprake was van een (woord)grap acht de rechtbank – gelet op het voorgaande – niet aannemelijk en gaat daar dan ook aan voorbij.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde en wel dat:
hij in de periode van 1 december 2019 tot en met 11 januari 2020 in Nederland, door middel van en/of met gebruikmaking van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst, een computer en/of internet, een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt (te weten [benadeelde partij] , geboren op 3 oktober 2004), een ontmoeting heeft voorgesteld, met het oogmerk ontuchtige handelingen te plegen, daartoe via een (gay)chatsite contact heeft gelegd met voornoemde [benadeelde partij] en aan voornoemde [benadeelde partij] heeft voorgesteld om het contact voort te zetten via Telegram Messenger en een of meer foto’s (met een ontbloot bovenlijf) van hem, verdachte, aan die [benadeelde partij] heeft gestuurd en die [benadeelde partij] heeft gevraagd een foto van hem zonder kleding aan hem, verdachte, te sturen en gevraagd aan die [benadeelde partij] wanneer hij, verdachte, hem kon ontmoeten en aan die [benadeelde partij] heeft voorgesteld seksuele handelingen met hem, verdachte, te plegen en/of seksuele handelingen van hem, verdachte, te dulden en heeft gezegd dat die [benadeelde partij] mooie handen heeft en dat hij, verdachte, het fijn zou vinden deze handen aan te raken of door deze handen aangeraakt te worden en een afspraak heeft gemaakt om voornoemde [benadeelde partij] te ontmoeten in zijn, verdachtes, hotelkamer (in hotel [hotel] (vestiging [adres 2] )) en zijn, verdachtes, kamernummer in dat hotel en deurcode heeft vermeld en heeft geschreven: “I have just finished a long hard week, but brilliant at the same time. I will be sleeping late hopefully. Morning Wood for you my boi. X. Daddy”.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat die in de bijlage zijn opgenomen die aan dit vonnis is gehecht en als hier ingevoegd gelden.

6.De strafbaarheid van het feit

De rechtbank merkt op dat de tenlastelegging is toegesneden op artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht zoals dat luidde sinds de inwerkingtreding ervan tot 1 maart 2019. Dat neemt niet weg dat het bewezen verklaarde kan worden gekwalificeerd als strafbaar feit aangezien het bewezen verklaarde valt onder de delictsomschrijving van artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht zoals het thans is geformuleerd en een strafbaar feit oplevert. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest met een proeftijd van twee jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met het blanco strafblad van verdachte. De raadsman heeft naar voren gebracht dat een veroordeling grote gevolgen heeft voor verdachte. Niet alleen in de familiaire sfeer maar ook daarbuiten. Verdachte zit in het bestuur van een stichting waarvan het hoofdkantoor in de Verenigde Staten is gevestigd en hij reist zodoende met enige regelmaat af naar de Verenigde Staten. Na een veroordeling wordt het reizen naar de Verenigde Staten problematisch en kan verdachte het werken bij een publieke instelling ook vergeten.
Verdachte heeft aangevoerd het hele gebeuren ook voor [benadeelde partij] vreselijk te vinden. Na de in zijn ogen onschuldige gesprekken met een aardige jongen heeft verdachte echter drie dagen in een cel moeten doorbrengen en heeft hij veel kosten gemaakt. Van het innemen van zijn telefoon en laptop heeft verdachte ook veel hinder ondervonden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank is, alle omstandigheden van het geval overwegende, van oordeel dat een (grotendeels voorwaardelijke) gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan grooming. Hij heeft met de destijds vijftienjarige [benadeelde partij] op meerdere momenten gesprekken met een seksuele lading gevoerd. Verdachte heeft het vertrouwen van [benadeelde partij] gewonnen en een ontmoeting in zijn hotelkamer voorgesteld met het doel ontuchtige handelingen met [benadeelde partij] te verrichten. Dat het niet zover is gekomen, heeft naar het oordeel van de rechtbank niet gelegen aan verdachte, maar aan de omstandigheid dat de gesprekken tussen verdachte en [benadeelde partij] door de familie van [benadeelde partij] voor het tot stand komen van een daadwerkelijke ontmoeting zijn ontdekt.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij hiermee een forse inbreuk heeft gemaakt op de psychische integriteit van de minderjarige [benadeelde partij] . Dit soort feiten brengen, juist aan minderjarigen zoals [benadeelde partij] , die nog aan het begin van hun seksuele ontwikkeling staan, grote schade toe. Verdachte heeft bij dit alles onvoldoende stilgestaan en heeft zijn eigen behoefte vooropgesteld. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting weinig probleembesef getoond en nauwelijks inzicht in het laakbare van zijn handelen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 14 januari 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Ook in de justitiële documentatie uit Ierland en Frankrijk komen geen veroordelingen voor. Zij heeft dit in het voordeel van verdachte laten meewegen.
In afwijking van de eis van de officier van justitie zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier dagen, nu dit de tijd is die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht. De rechtbank zal verdachte daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van zesentachtig dagen opleggen en daar een proeftijd van twee jaar aan verbinden.

9.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
De vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 19,38 aan vergoeding van materiële schade (reiskosten in verband met de aangifte op 11 januari 2020) en € 750,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
9.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding van de immateriële schade dient te worden gematigd naar € 250,00 en dat de materiële schade integraal zal worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het causaal verband met betrekking tot de immateriële schade zonder medische onderbouwing niet is vast te stellen waardoor deze vordering moet worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd waardoor de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.
9.4.
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is op dit onderdeel niet betwist. De gevorderde materiële-schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de kosten zijn gemaakt (11 januari 2020).
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [benadeelde partij] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
De benadeelde partij zal in de vordering tot immateriële-schadevergoeding niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat onvoldoende is komen vast te staan dat de gestelde schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 248e van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst aan een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt een ontmoeting voorstellen met het oogmerk ontuchtige handelingen te plegen met een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt terwijl hij enige handeling onderneemt tot het verwezenlijken van die ontmoeting.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
90 (negentig) dagen.
Beveelt dat de tijd (vier dagen) die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 86 (zesentachtig) dagen, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toe tot een bedrag van
€ 19,38 (negentien euro en achtendertig cent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2020.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat € 19,38 (negentien euro en achtendertig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2020. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 1 (één) dag. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Eichperger, voorzitter,
mrs. E. Akkermans en M. Wiewel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 september 2021.
De oudste rechter is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.
De jongste rechter is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.
[...]