In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning aan de Singerstraat 25 te Amsterdam. De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam had de WOZ-waarde voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 417.000. Eiseres, de eigenaar van de woning, maakte bezwaar tegen deze vaststelling en stelde dat de waarde te hoog was en dat deze op € 325.000 vastgesteld diende te worden, gelijk aan een eerdere vaststelling voor het jaar 2018. De heffingsambtenaar verlaagde in beroep de waarde naar € 354.000 op basis van het gelijkheidsbeginsel, waarbij hij de waarden van vergelijkingsobjecten in de buurt in aanmerking nam.
Tijdens de zitting, die via een videoverbinding plaatsvond, heeft eiseres haar standpunt toegelicht, terwijl de heffingsambtenaar, vertegenwoordigd door mr. N.M. Kell, ook aanwezig was. De rechtbank heeft beoordeeld of de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar waren met de woning van eiseres en dat de heffingsambtenaar rekening had gehouden met de verschillen tussen de woningen. De rechtbank oordeelde dat de vierkante meterprijs van de woning van eiseres aanzienlijk lager was dan die van de vergelijkingsobjecten, maar dat dit verschil door de heffingsambtenaar was verdisconteerd.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres gegrond en droeg de heffingsambtenaar op om het door eiseres betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.