In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser om een dodehoekcamera voor zijn scootmobiel op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Eiser, een alleenstaande man van [leeftijd] jaar met ernstige gezondheidsproblemen, had op 23 april 2019 een aanvraag ingediend voor aanpassing aan zijn scootmobiel. Deze aanvraag werd op 12 juni 2019 door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, afgewezen. Het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd op 5 december 2019 ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde.
Tijdens de zitting op 11 mei 2021, die via Skype plaatsvond, heeft de gemachtigde van verweerder toegezegd om eiser tegemoet te komen door een persoonsgebonden budget (pgb) te verstrekken voor de kosten van de dodehoekcamera. Eiser stemde hiermee in, maar na de zitting bleef het stil vanuit verweerder. De rechtbank heeft vervolgens besloten om uitspraak te doen, omdat verweerder zijn toezegging niet nakwam.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft zelf in de zaak voorzien door het bezwaar van eiser gegrond te verklaren, het primaire besluit te herroepen en verweerder op te dragen om per ommegaande een pgb van € 2.794,60 te verstrekken. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 2.564,-, en moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 48,- vergoeden. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.