ECLI:NL:RBAMS:2021:5066

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
C/13/685260 / HA ZA 20-605
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de rechtsgeldigheid van toondercertificaten en de verplichtingen van IEX Group

In deze zaak vordert eiser, [eiser], betaling van een bedrag van € 254.187,31 en de levering van 27.300 aandelen IEX Group van de gedaagde vennootschap, IEX Group N.V. Eiser stelt dat hij certificaten aan toonder voor aandelen Alanheri N.V. heeft ingeleverd en recht heeft op dividenduitkeringen. IEX Group betwist de rechtsgeldigheid van de ingeleverde certificaten en stelt dat er een redelijk vermoeden bestaat dat deze afkomstig zijn uit een misdrijf, onder verwijzing naar het strafrechtelijke verleden van eiser en de wijze van inleveren van de certificaten. De rechtbank oordeelt dat de ingeleverde certificaten rechtsgeldig zijn en dat IEX Group niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar verweer. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser toe, inclusief de betaling van het dividend en de levering van de aandelen, en veroordeelt IEX Group in de proceskosten. De rechtbank concludeert dat de door IEX Group aangevoerde feiten en omstandigheden geen ondersteuning bieden voor haar verweer en dat de vorderingen van eiser toewijsbaar zijn.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/685260 / HA ZA 20-605
Vonnis van 8 september 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. W. van Dijk te Barneveld,
tegen
de naamloze vennootschap
IEX GROUP N.V.,
gevestigd te Amsterdam-Duivendrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.V.A. Heuten te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en IEX Group worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 juni 2020, met producties,
  • de conclusie van antwoord, waarin een voorwaardelijke reconventie is opgenomen, met producties,
  • het tussenvonnis van 27 januari 2021 waarbij een mondelinge behandeling is gelast,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 9 juli 2021 en de daarin opgenomen nadere proceshandelingen en processtukken,
  • de brief van 16 juli 2021 zijdens [eiser] met aanvullingen op het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
IEX Group is een beursgenoteerde vennootschap en rechtsopvolgster van de naamloze vennootschap Alanheri N.V., gevestigd te Venlo, die tot mei 2011 aan de beurs van Amsterdam genoteerd heeft gestaan.
2.2.
[eiser] heeft op 20 juni 2017 schriftelijk aan IEX Group bericht dat hij certificaten aan toonder voor aandelen Alanheri N.V. (thans dus IEX Group) wil inleveren en heeft daarbij aanspraak gemaakt op dividenduitkering van die aandelen vanaf 2013.
2.3.
Op 4 oktober 2017 heeft [eiser] certificaten aan toonder voor aandelen Alanheri N.V. bij IEX Group ingeleverd. Bij brief van 30 november 2017 heeft IEX Group aan [eiser] bericht dat 5.500 aandelen IEX Group op zijn naam zijn overgezet naar zijn effectendepot, en verder dat in totaal € 28.470,75 aan dividend sinds 2013 over deze aandelen wordt overgemaakt op zijn bankrekening.
2.4.
Op 12 december 2017 heeft [eiser] wederom certificaten aan toonder voor aandelen Alanheri N.V. bij IEX Group ingeleverd. Bij brief van 22 februari 2018 heeft IEX Group aan [eiser] geschreven :
“(…)
De ABN AMRO heeft uw certificaten bekeken en beoordeeld dat zij rechtsgeldig zijn. U hebt hierdoor recht op 5.500 aandelen IEX Group inclusief dividend.
(…)
U hebt recht op dividenden van de afgelopen 5 jaar. (…)
In totaal maken wij €28.470,75 over (…).
(…)”
2.5.
[eiser] heeft vervolgens op 14 februari 2018 en op 7 maart 2018 nogmaals certificaten aan toonder voor aandelen Alanheri N.V. ingeleverd. Bij brief van 11 april 2018 heeft IEX Group aan [eiser] daarover bericht :
“(…)
De De ABN AMRO heeft uw certificaten bekeken en beoordeeld dat zij rechtsgeldig zijn. U hebt hierdoor recht op 11.500 aandelen IEX Group inclusief dividend.
(…)
U hebt recht op dividenden van de afgelopen 5 jaar. (…)
Zoals wij op 5 april telefonisch hebben besproken zullen wij het totaal aan dividend bespreken in de komende boardmeeting, zodat wij dit op een passende wijze voor u kunnen oplossen.
(…)”
2.6.
De op 14 februari 2018 door [eiser] ingeleverde certificaten aan toonder zijn door IEX Group omgezet in 5.500 aandelen IEX Group. Die aandelen zijn gestort op het effectendepot van [eiser] .
2.7.
Bij brief van 19 april 2018 heeft IEX Group erkend een telfout te hebben gemaakt betreffende de op 14 februari 2018 ingeleverde toondercertificaten en aan [eiser] bericht dat hij aanvullend 500 aandelen IEX Group zal ontvangen. [eiser] heeft voor de op 14 februari 2018 en 7 maart 2018 120 ingeleverde certificaten in totaal 11.500 aandelen ontvangen in plaats van 12.000.
2.8.
Op 1 mei 2018 heeft [eiser] 70 certificaten aan toonder voor aandelen Alanheri N.V. ingeleverd met een waarde van 100 aandelen IEX Group per stuk. IEX Group heeft die dag per brief aan [eiser] gemeld deze certificaten aan toonder aan ABN AMRO voor te leggen ter controle.
2.9.
Op 22 juni 2018 heeft [eiser] in totaal 198 certificaten aan toonder voor aandelen Alanheri N.V. ingeleverd. In een door [eiser] en IEX Group ondertekende verklaring is opgenomen dat de ABN Amro deze toondercertificaten zal valideren en dat de lijst van vermiste aandelen zal worden gecontroleerd.
2.10.
IEX Group heeft bij brief van 2 oktober 2018 aan [eiser] gevraagd om toezending van een geldig legitimatiebewijs, een adresbewijs en een kopie van een bankafschrift.
2.11.
De toenmalige gemachtigde van [eiser] heeft bij brief van 28 maart 2019 IEX Group gesommeerd om uiterlijk 22 april 2019 tot betaling van de dividenden uit de ingeleverde certificaten aan toonder voor aandelen Alanheri N.V. en de omzetting van de ingeleverde certificaten aan toonder in aandelen IEX Group.
2.12.
Bij brief van 9 juli 2019 heeft IEX Group aan [eiser] gemeld dat een bankafschrift waarop de overschrijving van huur wordt vermeld, niet kan worden geaccepteerd als bewijs van zijn woonadres. IEX Group heeft vervolgens gevraagd om een uittreksel uit de Gemeentelijke basisadministratie. Dit heeft de toenmalige gemachtigde van [eiser] bij brief van 22 juli 2019 aan IEX Group toegezonden.
2.13.
Bij brief van 8 november 2019 heeft IEX Group rechtstreeks aan [eiser] bericht:
“Aanvankelijk heeft u zich bij IEX gemeld met 55 certificaten Alanheri. Daarbij heeft u geen melding gemaakt van het bezit van nog meer certificaten Alanheri. Kort daarna heeft u gebeld (..) en aangegeven dat u nog eens 55 certificaten Alanheri heeft (…), een omstandigheid waarvan u eerder geen melding heeft gemaakt. De door u ten kantore van IEX aangeboden certificaten zijn omgewisseld in aandelen IEX en het dividend is uitbetaald. Vervolgens heeft u nog meerdere keren het kantoor van IEX bezocht en daar telkens certificaten Alanheri ingeleverd. De gang van zaken vinden nogal merkwaardig. U blijkt telkens weer oude certificaten Alanheri te hebben terwijl onduidelijk is wanneer en op welke wijze u deze certificaten heeft verkregen.
U zult begrijpen dat IEX gezien de ongebruikelijke gang van zaken zorgvuldig dient te handelen en zich ervan dient te vergewissen dat u de rechtmatige eigenaar bent van alle porties van certificaten die u aanbiedt.
In verband hiermee verzoeken wij u dan ook documenten te overleggen waaruit blijkt dat u de rechtmatige eigenaar bent van de desbetreffende certificaten. Het gaat dan in ieder geval om de titel(s) van verkrijging, bewijs van betaling, de datum van iedere verkrijging en gegevens met betrekking tot de vorige eigenaar(s) van de aangeboden certificaten.
Zonder een bewijs van herkomst zal IEX en haar listing agent de omwisseling niet kunnen verwerken.
(…)”
2.14.
Bij brief van 2 december 2019 heeft de toenmalige gemachtigde van [eiser] aan IEX Group bericht:
“(…)
Het thans geëiste bewijs van herkomst is echter wél wereldvreemd voor mijn client. Dit om de simpele reden dat cliënt certificaten
aan toonderheeft ingeleverd. Kort en goed is degene die ze in handen heeft de juridische eigenaar. Aan IEX (danwel haar listing agent) ligt vervolgens de plicht om bij inlevering de ingeleverde certificaten
aan toonderte controleren op echtheid en bijbehorende nummering te verifiëren, dit om uit te sluiten dat deze waardepapieren niet zijn gestolen of verloren. (…) De ingeleverde waardepapieren staan (…) niet als verloren of gestolen geregistreerd.
(…)”

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert na wijziging van eis veroordeling van IEX Group, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot:
betaling van € 254.187,31, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek (BW), over een bedrag van € 244.528,20 vanaf 9 april 2020 tot de dag van voldoening,
levering aan [eiser] van 27.300 aandelen IEX Group binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat IEX Group hiermee in gebreke blijft,
betaling van de proceskosten, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dit vonnis tot de dag van voldoening.
3.2.
[eiser] stelt daartoe – kort gezegd – dat IEX Group ten onrechte weigert de certificaten aan toonder voor aandelen Alanheri N.V. om te zetten naar 27.300 aandelen IEX Group en het dividend over die aandelen, en het dividend over de 5.000 aandelen die op 14 februari 2018 zijn uitgegeven aan [eiser] , uit te keren over een periode van 5 jaar. Dit is in totaal een bedrag van € 200.848,20.
Daarnaast heeft [eiser] schade geleden door het niet leveren van de 27.300 aandelen.
De koers van de aandelen van IEX Group is aanzienlijk gedaald sinds het voorjaar van 2020. Indien [eiser] direct de beschikking had gekregen over de hem toekomende 27.300 aandelen, had hij die kunnen verkopen voor een bedrag van € 3,80. In juli 2021 is de koers gezakt tot € 2,20. De daardoor opgelopen schade van [eiser] bedraagt dus (27.300 * € 1,60 =) € 43.680,00. Deze schade komt voor vergoeding door IEX Group in aanmerking.
Het gevorderde bedrag is inclusief de wettelijke rente tot en met 17 maart 2020 over een eerder begroot schadebedrag van € 239.068,20, en de buitengerechtelijke kosten van € 5.460,00. aldus steeds [eiser] .
3.3.
IEX Group voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
IEX Group vordert onder de voorwaarde dat vast komt te staan dat [eiser] de toondercertificaten niet te goeder trouw heeft verkregen, de reeds gedane betalingen van de dividenden van € 56.941,50 en de 22.500 aandelen terug, met veroordeling van [eiser] in de kosten.
3.6.
[eiser] voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Onbetwist tussen partijen is dat Alanheri N.V. in het verleden certificaten aan toonder voor aandelen Alanheri N.V. heeft uitgegeven en dat [eiser] in 2017 en 2018 dergelijke certificaten aan toonder in 8 tranches heeft ingeleverd bij IEX Group. Tussen partijen staat ook niet ter discussie dat de toenmalige huisbankier van IEX Group die toondercertificaten heeft gecontroleerd en rechtsgeldig heeft bevonden. Verder staat vast dat de door [eiser] ingeleverde certificaten aan toonder niet zijn vermeld op recherchelijsten van vermiste, of ontvreemde, effecten.
4.2.
De door [eiser] ingeleverde certificaten aan toonder dienen dan ook te worden beschouwd als rechtsgeldige stukken. Uitgangspunt bij de beoordeling van de vorderingen van [eiser] is dat het certificaat aan toonder een akte is die tegenover IEX Group dwingend bewijs oplevert behoudens tegenbewijs. Op grond van artikel 3:119 BW heeft het certificaat aan toonder een legitimerende werking ten behoeve van de houder van het toonderstuk (hier: [eiser] ) en wordt die houder, zolang niet van het tegendeel blijkt, vermoed de rechthebbende te zijn.
4.3.
Uit dit alles volgt dat het op de weg van IEX Group ligt om feiten en omstandigheden te stellen – en aannemelijk te maken – waaruit kan worden afgeleid dat [eiser] niet de rechthebbende van de certificaten aan toonder is. IEX Group heeft in haar brief van 8 november 2019 (zie 2.13) dan ook ten onrechte aan [eiser] gevraagd bewijs te leveren dat hij als rechthebbende dient te worden beschouwd.
4.4.
IEX Group heeft betoogd dat zij niet weet in welke mate en op welke wijze haar toenmalige huisbankier de certificaten aan toonder heeft gecontroleerd. Dit kan echter niet leiden tot twijfels aan de echtheid van die certificaten aan toonder die [eiser] heeft ingeleverd of dat [eiser] niet als rechthebbende van de certificaten aan toonder dient te worden beschouwd.
4.5.
Het inhoudelijke verweer van IEX Group tegen de vorderingen van [eiser] is gestoeld op haar redelijk vermoeden dat de certificaten aan toonder afkomstig zijn uit een misdrijf, als bedoeld in artikel 420quater Wetboek van Strafrecht (Sr). Haar redelijk vermoeden blijkt volgens IEX Group uit – kort gezegd – (1) de in haar visie opmerkelijke gang van zaken dat [eiser] in 2017 en 2018 de certificaten aan toonder in tranches heeft aangeboden, (2) zijn inconsistente en ongeloofwaardige verklaring over zijn woonadres en de herkomst van de certificaten aan toonder, (3) het in ongebruik geraakte aanbieden van effecten aan toonder (specifiek dat in 2011 de handel in toonderaandelen van beursgenoteerde vennootschappen is afgeschaft) en (4) het strafrechtelijk verleden van [eiser] .
4.6.
De door IEX Group gestelde feiten en omstandigheden waarop zij bovenstaand verweer heeft gebaseerd, worden ook gezien als onderbouwing van het door haar aannemelijk te maken tegenbewijs dat [eiser] als houder van de toondercertificaten toch niet kan worden beschouwd als rechthebbende (zie 4.2 en 4.3).
(1) wijze van inleveren toondercertificaten
4.7.
Over de in haar visie opmerkelijke gang van zaken bij het inleveren van de certificaten aan toonder heeft IEX Group gewezen op het inleveren in tranches en dat [eiser] de certificaten aan toonder heeft ingeleverd kort voor de inwerkingtreding (per 1 januari 2019) van de Wet omzetting aandelen aan toonder.
4.7.1.
[eiser] heeft onweersproken verklaard dat de certificaten aan toonder een hoge financiële waarde vertegenwoordigen en dat hij daarom niet alle certificaten aan toonder tegelijkertijd naar het kantoor van IEX Group wenste te vervoeren. Het had op de weg van IEX Group gelegen om deze verklaring gemotiveerd te weerspreken.
4.7.2.
Verder heeft [eiser] onweersproken verklaard hij bij het inleveren van de eerste tranche alle noodzakelijke persoonlijke informatie (identiteitsbewijs en bankgegevens) voor de transactie (het op naam uitgeven van aandelen IEX Group en het uitkeren van het dividend vanaf 2013 over die aandelen) heeft overgelegd aan IEX Group en dat hij bij de tweede inlevering heeft aangekondigd nog meer certificaten aan toonder te bezitten en dat hij die in tranches wil en zal inleveren. Dat intern bij IEX Group niets met deze mededelingen en informatie is gedaan, kan in redelijkheid niet achteraf tegen [eiser] werken.
4.7.3.
Daarnaast heeft [eiser] onweersproken betoogd dat het recht op dividend over het boekjaar 2013 uit de aandelen van de certificaten aan toonder per augustus 2018 zou vervallen en dat hij daarom de omzetting naar aandelen uit die certificaten aan toonder voor die maand wilde hebben afgerond. Deze uitleg weerspreekt het verweer van IEX Group dat [eiser] de certificaten aan toonder heeft ingeleverd om de in werking tredende Wet omzetten aandelen aan toonder (per 1 januari 2019) te omzeilen.
4.7.4.
Dat de Wet omzetten aandelen aan toonder van toepassing is op dit geval blijkt ook niet. Op basis van die wet is de uitgifte van toondercertificaten door vennootschapen vanaf 1 januari 2019 weliswaar verboden en dienen bestaande toondercertificaten te worden geregistreerd (op naam gezet). Eerder uitgegeven toondercertificaten kunnen echter nog vijf jaar na inwerkingtreding van die wet zonder nadere beperkingen worden ingeleverd bij de uitgevende vennootschap. Dit alles is in dit geval niet aan de orde.
4.7.5.
De tussenconclusie is dat de feiten en omstandigheden waarop IEX Group dit verweer (over de wijze van inleveren van toondercertificaten door [eiser] ) heeft gebaseerd, geen tegenbewijs zijn van het vermoeden dat [eiser] de rechthebbende is van de door hem ingeleverde toondercertificaten. Evenmin kunnen deze feiten en omstandigheden leiden tot een redelijk vermoeden als bedoeld in artikel 420quater Sr.
(2) verklaringen over herkomst certificaten aan toonder
4.8.
De door [eiser] ingeleverde certificaten aan toonder vertegenwoordigen een aanzienlijke financiële waarde. Bij dergelijke transacties rust op de wederpartij, in dit geval dus IEX Group, de verplichting om nadere informatie van [eiser] te vragen over de herkomst van de certificaten aan toonder. Dit volgt uit allerlei regelgeving (zowel strafrechtelijk als civielrechtelijk) – waarbij wordt opgemerkt dat de civielrechtelijke wetgeving over dit onderwerp (de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (de Wwft) en de Wet op het financieel toezicht (Wft)) niet direct van toepassing zijn op dit geval. Vanwege de financiële waarde van de door [eiser] ingeleverde toondercertificaten heeft IEX Group echter terecht navraag gedaan bij [eiser] over de herkomst van die toondercertificaten.
4.9.
Bij deze wettelijke plicht van IEX Group is echter nog wel het uitgangspunt zoals is overwogen onder 4.2. Dit houdt in dat IEX Group navraag kan en moet doen over de herkomst van de toondercertificaten, en verder dat een verklaring daarover pas als ongeloofwaardig kan worden beschouwd indien dit kan worden afgeleid uit overige feiten en omstandigheden.
4.10.
Tegen de verklaring van [eiser] dat hij de certificaten aan toonder heeft gekocht, deels eind jaren negentig van de vorige eeuw en deels in 2017 en 2018, dient IEX Group dan ook feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit kan worden aangenomen dat dit onjuist zou kunnen zijn.
4.10.1.
IEX Group heeft gewezen op een gesprek met [eiser] uit 2018 waarin hij heeft medegedeeld dat hij geen bewijs van koop kon overleggen, en dat hij in deze procedure koopovereenkomsten van toondercertificaten in het geding heeft gebracht. Dit is onvoldoende om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [eiser] dat hij de toondercertificaten heeft gekocht. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] voorts verklaard dat hij voor de certificaten die hij in 2017 heeft gekocht een prijs van 85% van de dividendwaarde heeft betaald. IEX Group heeft vervolgens geen feiten en omstandigheden aangedragen waaruit blijkt dat, zoals zij heeft aangevoerd, [eiser] de certificaten aan toonder ver onder de marktwaarde zou hebben gekocht. Dat [eiser] verder niet wil verklaren over de koopprijs is evenmin een omstandigheid die van belang is.
4.10.2.
Door IEX Group zijn vraagtekens geplaatst bij de echtheid van de overgelegde koopakten. Zij betoogt dat het merkwaardig is dat koper en verkoper hebben verklaard dat de stukken zijn gecontroleerd op echtheid en niet als gestolen, verloren of vermist staan geregistreerd. Ook is het geheimhoudingsbeding volgens IEX Group opmerkelijk. IEX Group heeft haar twijfels verder niet onderbouwd. Daarmee is een en ander te weinig concreet en kan uit de koopakten niet worden afgeleid dat [eiser] niet als rechthebbende heeft te gelden. IEX Group heeft geen andere feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat de betreffende certificaten aan toonder door iemand worden vermist, of dat die zijn gemeld als gestolen of ontvreemd. Dergelijke omstandigheden blijken ook niet uit het procesdossier. Zonder dergelijke nadere omstandigheden dient de verklaring van [eiser] over de herkomst dan ook als juist te worden beschouwd – mede gelet op hetgeen onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen.
4.10.3.
De tussenconclusie is dat IEX Group haar twijfels over de herkomst van de toondercertificaten onvoldoende heeft onderbouwd. Uit dit verweer kan dan ook niet worden afgeleid dat [eiser] niet als rechthebbende van de toondercertificaten dient te worden vermoed. Evenmin kunnen die verklaringen leiden tot een redelijk vermoeden als bedoeld in artikel 420quater Sr.
4.10.4.
Uit het procesdossier blijkt verder dat IEX Group om nadere informatie van [eiser] heeft gevraagd waaruit zijn woonadres en bankrekeningnummer blijkt (zie onder 2.10). Op dat moment had IEX Group al twee tranches door [eiser] ingeleverde toondercertificaten omgezet naar aandelen op zijn naam en de dividenden sinds 2013 van die aandelen, aan hem uitgekeerd. IEX Group heeft onvoldoende gemotiveerd dat die kennelijk al bekende gegevens van [eiser] wederom moesten worden overgelegd om de verder ingeleverde toondercertificaten af te handelen. De toezending van de inschrijving in het gemeentelijke bevolkingsregister (op nadrukkelijke vraag van IEX Group, zie onder 2.12) van [eiser] is voor IEX Group evenmin reden geweest om de overige ingeleverde certificaten aan toonder om te zetten naar aandelen op naam van [eiser] en de daaraan verbonden dividenden aan hem uit te keren. Dit alles gaat verder dan de wettelijke plicht van IEX Group om navraag te doen over de herkomst van de toondercertificaten. Bovendien zijn het woonadres en de bankgegevens van de houder van certificaten aan toonder in het geheel niet van belang bij de navraag over de herkomst van toondercertificaten. Deze handelswijze van IEX Group is onder de gegeven omstandigheden van dit geval ook niet overeenkomstig de bewijskracht van een certificaat aan toonder (zie onder 4.2) en zou kunnen worden beschouwd als een onrechtmatige blokkering van een rechtmatige aanspraak van [eiser] op betaalbaar gestelde dividenden en levering van aandelen IEX Group op zijn naam.
(3) toondereffecten zijn ongebruikelijk
4.11.
Verder heeft IEX Group ter zitting verklaard dat bij haar niet eerder certificaten aan toonder (dus ook niet voor aandelen Alanheri N.V.) zijn aangeboden, en dat intern bij haar bekend was dat ongeveer 10% van de uitgegeven aandelen Alanheri N.V. niet waren opgeëist of dat onbekend was wie over die aandelen (dan wel certificaten voor aandelen) beschikte.
4.11.1.
In hoeverre dit tegen de rechten van [eiser] uit de certificaten aan toonder dient te werken, is niet toegelicht door IEX Group, zodat aan deze verklaring verder voorbij wordt gegaan.
4.11.2.
Hetzelfde geldt voor het betoog van IEX Group over het in 2011 ingevoerde verbod van handel intoonderaandelen van beursgenoteerde vennootschappen en dat toonderaandelen en toondercertificaten in onbruik zijn geraakt. IEX Group heeft niet uiteengezet dat of in hoeverre deze omstandigheden van belang zijn bij de vraag of de door [eiser] ingeleverde toondercertificaten rechtsgeldig zijn, of dat hij de rechthebbende is.
4.11.3.
De tussenconclusie is dat dit verweer van IEX Group niet kan leiden tot weerlegging van het vermoeden dat de ingeleverde certificaten aan toonder echt zijn, althans dat [eiser] daaraan rechten kan ontlenen. Evenmin kan dit alles een redelijk vermoeden opleveren dat de certificaten aan toonder afkomstig zijn van een misdrijf.
(4) strafrechtelijk verleden en belastingschuld
4.12.
IEX Group heeft gewezen op het strafrechtelijke verleden van [eiser] waarin hij tot een gevangenisstraf is veroordeeld en tot betaling van aanzienlijke bedragen uit hoofde van belasting- en uitkeringsfraude. Dit is echter onvoldoende om het door IEX Group beweerde redelijk vermoeden dat de certificaten aan toonder afkomstig zijn uit enig misdrijf te onderbouwen.
4.13.
Hetzelfde geldt voor het betoog van IEX Group over de mogelijke belastingschuld van [eiser] , en haar twijfels over het melden van de financiële waarde van de dividenden door [eiser] in zijn belastingaangiftes sinds 2013. Dit betoog is op geen enkele wijze door IEX Group onderbouwd, en kan bovendien niet leiden tot een rechtvaardiging van haar weigering de aandelen aan [eiser] uit te geven. Een eventuele belastingschuld of onvolledige aangiftes inkomstenbelasting zijn immers kwesties tussen de fiscus en [eiser] , daar staan andere burgers (ook beursgenoteerde vennootschappen ) buiten.
4.14.
Voor zover [eiser] heeft bedoeld te betogen dat [eiser] de toondercertificaten heeft gekocht met geld afkomstig uit een misdrijf, heeft zij nagelaten dit te onderbouwen. IEX Group heeft betoogd dat [eiser] is veroordeeld tot het betalen van aanzienlijke geldbedragen (onduidelijk uit het verweer van IEX Group is aan wie) uit hoofde van onverschuldigde betaling en een voorschot op schadevergoeding. Verder heeft IEX Group betoogd dat [eiser] verdachte is geweest van wegsluizen van geldbedragen naar het buitenland. Zonder enige nadere informatie en duiding van gebeurtenissen waarvoor [eiser] in het begin van deze eeuw strafrechtelijk is vervolgd (en volgens IEX Group ook civielrechtelijk is aangesproken), kan het belang van dit alles in dit geschil niet worden ingezien, zoals [eiser] terecht heeft betoogd. Het had op de weg van IEX Group gelegen om dit verweer handen en voeten te geven en niet slechts te verwijzen naar de veroordeling van [eiser] en dat volgens haar de in die uitspraak genoemde bedragen niet door [eiser] zijn voldaan.
overige overwegingen
4.15.
Voor zover het beroep van IEX Group op artikel 420quater Sr moet worden opgevat als een beroep op het ontbreken van toerekenbaarheid van de tekortkoming (overmacht) faalt dat betoog eveneens. Uit het hiervoor overwogene volgt immers dat IEX Group aan de door haar genoemde omstandigheden geen redelijk vermoeden als bedoeld in dat artikel heeft kunnen ontlenen. Het niet nakomen van de verplichtingen tot meewerken aan conversie van de aandelen en uitkeren van dividenden is dan ook toerekenbaar.
4.16.
Indien IEX Group van mening is dat de in dit geval gewenste financiële transactie verdacht is, bijvoorbeeld omdat sprake is van witwassen of anderszins een financieel strafbaar feit, ligt het op haar weg om daar melding van te doen bij de daartoe in de wet aangewezen autoriteiten. Dit alles heeft IEX Group om haar moverende redenen nagelaten.
4.17.
De slotsom is dat de door IEX Group aangevoerde feiten en omstandigheden ieder op zich en in onderling samenhangend verband gezien, geen ondersteuning zijn van haar verweer tegen de vorderingen van [eiser] tot levering van de aandelen op naam en de betaling van de daaruit voortvloeiende dividenden. Evenmin vormen die feiten en omstandigheden, ieder op zich en in onderling samenhangend verband beschouwd, een redelijk vermoeden dat de toondercertificaten afkomstig zijn van enig misdrijf.
schade als gevolg van koersdaling aandelen IEX Group
4.18.
De stelling van [eiser] over zijn geleden schade als gevolg van de koersdaling van de aandelen IEX Group wordt verworpen. Zijn betoog dat hij de mogelijkheid had gehad om de aandelen tegen een hogere koers te verkopen is onvoldoende om aan te nemen dat hij schade uit de koersdaling van de aandelen IEX Group heeft geleden. Daarbij is ook van belang dat de aandelen die [eiser] wel heeft verkregen na de inlevering van certificaten aan toonder, nog steeds door hem worden gehouden. Daaruit blijkt dat hij niet van zins is geweest zijn aandelen IEX Group tegen een koers van € 3,80 te verkopen zoals hij bij zijn eiswijziging heeft gesteld. De vordering tot veroordeling van IEX Group tot het betalen van een schadevergoeding wordt daarom afgewezen.
afsluitende overwegingen
4.19.
Het door [eiser] gestelde aantal aandelen waarop hij recht heeft en het door hem uitgerekende bedrag aan dividenduitkering van alle aandelen IEX Group waarop hij recht heeft door inlevering van de certificaten aan toonder, zijn niet betwist door IEX Group. Daarom wordt uitgegaan van de juistheid van het gevorderde aantal aandelen IEX Group (27.300) en het gevorderde bedrag aan resterende dividenduitkering van € 200.848,20.
4.20.
De vorderingen op IEX Group tot levering van de 27.300 aandelen en betaling van het dividend voor een bedrag van € 200.848,20 aan [eiser] worden toegewezen. De gevorderde vermeerdering met wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) wordt over dat bedrag vanaf 22 april 2019 (zoals volgt uit 2.11) tot de dag der voldoening toegewezen. De gevorderde dwangsom op de toe te wijzen levering van aandelen zal worden gemaximeerd.
4.21.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden over het toe te wijzen bedrag begroot. [eiser] heeft een bedrag aan buitengerechtelijke kosten gevorderd dat is gebaseerd op het bepaalde in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De onderhavige vordering heeft echter geen betrekking op één van de situaties waarin genoemd besluit van toepassing is. De rechtbank zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. [eiser] heeft ter beslechting van dit geschil werkzaamheden uitgevoerd en laten uitvoeren die verder gaan dan de gebruikelijke dossieropbouw. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar tot een bedrag van € 4.840,00 (inclusief btw).
4.22.
IEX Group zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op:
- explootkosten
86,40
- griffierecht
1.639,00
- salaris advocaat
4.982,00
Totaal
6.707,40
De na dit vonnis te ontstane kosten aan de zijde van [eiser] zijn te begroten. Daarbij wordt rekening gehouden met hetgeen in reconventie wordt beslist.
4.23.
IEX Group heeft de rechtbank verzocht het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, dan wel daaraan de voorwaarde te verbinden dat [eiser] zekerheid stelt. IEX Group heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat gezien het redelijke vermoeden van IEX Group (de rechtbank begrijpt: het redelijke vermoeden als bedoeld in artikel 420quater Sr), het niet redelijk is het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dit betoog wordt gepasseerd, nu uit het voorgaande volgt dat van het door IEX Group bedoelde redelijke vermoeden geen sprake is. Het vonnis zal, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, zonder dat daaraan de voorwaarde wordt verbonden dat IEX Group zekerheid dient te stellen.
in reconventie
4.24.
Uit hetgeen in conventie is overwogen volgt dat niet is voldaan aan de voorwaarde waaronder de vordering in reconventie is ingesteld. IEX Group wordt veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.114,00 aan salaris advocaat.
in conventie en in reconventie voorts
4.25.
De na dit vonnis aan de zijde van [eiser] te ontstane kosten worden begroot en toegewezen op een bedrag van € 255,00 aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt IEX Group tot betaling aan [eiser] van € 200.848,40 (zegge: tweehonderdduizend achthonderdachtenveertig euro en veertig cent) aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 22 april 2019 tot de dag van voldoening,
5.2.
veroordeelt IEX Group tot levering van 27.300 aandelen IEX Group aan [eiser] uit hoofde van de door [eiser] op 14 februari, 7 maart, 1 mei en 22 juni 2018 bij IEX Group ingediende certificaten aan toonder,
5.3.
bepaalt dat IEX Group binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis dient te voldoen aan hetgeen waartoe zij onder 5.2 is veroordeeld, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag tot een maximum van € 100.000,00,
5.4.
veroordeelt IEX Group tot betaling aan [eiser] van € 4.840,00 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na de aanschrijving van dit vonnis als bedoeld onder 5.11,
5.5.
veroordeelt IEX Group in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 6.707,40, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na de aanschrijving van dit vonnis als bedoeld onder 5.11,
5.6.
verklaar dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde,
in reconventie
5.8.
wijst het gevorderde af,
5.9.
veroordeelt IEX Group in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op een bedrag van € 1.114,00,
5.10.
verklaart bovenstaande kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie en in reconventie voorts
5.11.
veroordeelt IEX Group in de na dit vonnis aan de zijde van [eiser] ontstane nakosten, begroot op € 255,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de bedoelde aanschrijving tot de dag der algehele voldoening,
5.12.
verklaart bovenstaande kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Singeling, rechter, bijgestaan door mr. R. Verloo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2021.