In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroepschrift dat te laat was ingediend. Eiseres, woonachtig in Al Hoceima, Marokko, had een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) aangevraagd, maar haar aanvraag werd afgewezen omdat haar overleden echtgenoot op het moment van overlijden niet verzekerd was voor de Anw. Eiseres heeft tegen het besluit van de sociale verzekeringsbank beroep ingesteld, maar dit beroep werd pas anderhalve maand na ontvangst van het bestreden besluit ingediend. Eiseres stelde dat de vertraging in de postbezorging door COVID-19 de reden was voor de late indiening.
De rechtbank overwoog dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. Eiseres had het bestreden besluit op 25 november 2020 ontvangen, maar pas op 11 februari 2021 beroep ingesteld, wat buiten de termijn viel. De rechtbank erkende dat de postbezorging in Marokko door de coronamaatregelen vertraagd was, maar concludeerde dat dit niet voldoende was om de late indiening te rechtvaardigen. De rechtbank stelde vast dat eiseres niet zo spoedig mogelijk na ontvangst van het besluit beroep had ingesteld, en dat de te late indiening haar kon worden verweten.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank merkte op dat de sociale verzekeringsbank op goede gronden de uitkering had geweigerd, en dat eiseres binnen zes weken na de verzending van de uitspraak hoger beroep kon instellen bij de Centrale Raad van Beroep.