ECLI:NL:RBAMS:2021:5061

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 922
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroepschrift wegens te late indiening door COVID-19 vertraging in postbezorging

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroepschrift dat te laat was ingediend. Eiseres, woonachtig in Al Hoceima, Marokko, had een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) aangevraagd, maar haar aanvraag werd afgewezen omdat haar overleden echtgenoot op het moment van overlijden niet verzekerd was voor de Anw. Eiseres heeft tegen het besluit van de sociale verzekeringsbank beroep ingesteld, maar dit beroep werd pas anderhalve maand na ontvangst van het bestreden besluit ingediend. Eiseres stelde dat de vertraging in de postbezorging door COVID-19 de reden was voor de late indiening.

De rechtbank overwoog dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. Eiseres had het bestreden besluit op 25 november 2020 ontvangen, maar pas op 11 februari 2021 beroep ingesteld, wat buiten de termijn viel. De rechtbank erkende dat de postbezorging in Marokko door de coronamaatregelen vertraagd was, maar concludeerde dat dit niet voldoende was om de late indiening te rechtvaardigen. De rechtbank stelde vast dat eiseres niet zo spoedig mogelijk na ontvangst van het besluit beroep had ingesteld, en dat de te late indiening haar kon worden verweten.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank merkte op dat de sociale verzekeringsbank op goede gronden de uitkering had geweigerd, en dat eiseres binnen zes weken na de verzending van de uitspraak hoger beroep kon instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/922

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te Al Hoceima (Marokko), eiseres,

en

de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. M.F. Sturmans).

Procesverloop

Met een besluit van 2 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) afgewezen.
Met een besluit van 25 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Eiseres woont in Marokko. Haar echtgenoot, de heer [de persoon] , is op
14 augustus 2011 overleden in Marokko. Eiseres heeft op 27 mei 2020 een uitkering op grond van de Anw aangevraagd.
2. Verweerder heeft de aanvraag met het primaire besluit afgewezen omdat [de persoon] op de dag van overlijden niet verzekerd was voor de Anw. Met het bestreden besluit heeft verweerder dit besluit gehandhaafd. Verweerder heeft toegelicht dat [de persoon] op de datum van zijn overlijden niet in Nederland woonde of werkte. Op [de persoon] was geen regeling van toepassing die de kring van de verzekerden uitbreidt. Hij was ook niet vrijwillig verzekerd voor de Anw of verzekerd ingevolge de sociale wetgeving van Marokko.
Het oordeel van de rechtbank
Tijdigheid beroep
3. Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. In artikel 6:8, eerste lid, van de Awb is bepaald dat deze termijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4. De datum van het bestreden besluit is 25 november 2020. Eiseres heeft op
11 februari 2021 beroep ingesteld. Dit is dus niet binnen zes weken. Eiseres heeft toegelicht dat zij niet binnen zes weken beroep heeft ingesteld, omdat zij het bestreden besluit in verband met COVID-19 pas op 23 januari 2021 heeft ontvangen.
5. De rechtbank is er ambtshalve mee bekend dat door COVID-19 het openbare leven in diverse landen op enig moment in meer of mindere mate tot stilstand is gekomen. Marokko is op vrijdag 20 maart 2020 om 18:00 uur in lockdown gegaan. Daarbij is een uitzondering gemaakt voor de mensen die werkzaam zijn in vitale beroepen. Voor vitale sectoren heeft Marokko, net als in Nederland, ervoor gekozen om die niet te beperken of stil te leggen. Verplaatsing is nog toegestaan van en naar werk in cruciale sectoren en voor inkoop van eerste levensbehoeften, waaronder begrepen het ophalen en ter post bezorgen van post. [1] Deze situatie is tot op heden niet gewijzigd. De rechtbank heeft hierbij aansluiting gezocht bij haar ervaring met vergelijkbare en veel voorkomende zaken van Marokkaanse indieners. Door de coronamaatregelen is de (aangetekende en niet-aangetekende) postbezorging van en naar Marokko vertraagd en bedroeg deze in de periode vanaf medio september 2020 maximaal circa vier weken.
6. Dat betekent in dit concrete geval dat het voor aannemelijk moet worden gehouden dat eiseres het bestreden besluit eind december 2020 heeft ontvangen. Dat is voor afloop van de beroepstermijn. Eiseres heeft pas op 11 februari 2021 beroep ingesteld, dat is na afloop van de beroepstermijn en ruim na eind december 2020. Maar ook als zou worden uitgegaan van de datum van ontvangst die eiseres noemt, 23 januari 2021, constateert de rechtbank dat eiseres niet zo spoedig mogelijk na ontvangst van het besluit beroep heeft ingesteld. De te late indiening van het beroepschrift kan eiseres daarom worden verweten. Het beroep is om die reden niet-ontvankelijk.
7. Ter voorlichting van eiseres merkt de rechtbank op dat verweerder haar overigens op goede gronden een uitkering op grond van de Anw heeft geweigerd.
Conclusie
8. Het beroep is niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Vijn, griffier
.De beslissing wordt in het openbaar uitgesproken.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.zie Facebookpagina Marokkaanse Ambassade in Nederland (www.facebook.com/PaysBas.Rabat/), meerdere berichten van 20 maart 2020