ECLI:NL:RBAMS:2021:502

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
15 februari 2021
Zaaknummer
13/264802-20 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie, met strafverzwarende omstandigheden

Op 11 februari 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het bezit van een pistool (merk: Zastava, model: M57, kaliber: 7,62x25mm Tokarev) en bijbehorende munitie. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 28 januari 2021 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. S. de Klerk, de vordering heeft ingediend en de verdediging werd gevoerd door mr. J.C. Hesen.

De rechtbank oordeelde dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kon worden bewezen, onder andere op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en het aantreffen van het geladen vuurwapen tijdens een doorzoeking van zijn woning. De verdediging voerde aan dat de doorzoeking onrechtmatig was, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank stelde vast dat de doorzoeking was goedgekeurd door de rechter-commissaris en dat er geen redenen waren om de bewijsstukken uit te sluiten.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van 9 maanden op, met aftrek van voorarrest, en motiveerde deze straf door te wijzen op de ernst van het feit en de strafverzwarende omstandigheden, waaronder het feit dat het wapen geladen was en zich in de nabijheid van kinderen bevond. De rechtbank benadrukte dat vuurwapens een groot gevaar voor de samenleving vormen en dat het onbevoegd voorhanden hebben daarvan een ernstige inbreuk op de rechtsorde is. De rechtbank hield rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van de rechtbank Amsterdam, die hoger zijn dan die van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, en concludeerde dat de verdachte, ondanks zijn eerdere veroordeling, als first offender kon worden beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/264802-20 (Promis)
Datum uitspraak: 11 februari 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ter lande,
ter zitting opgegeven adres [adres]
thans gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S. de Klerk en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.C. Hesen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 oktober 2020 te Utrecht, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk: Zastava, model: M57, kaliber: 7,62x25mm Tokarev) en/of munitie van categorie III, te weten één of meerdere patro(o)n(en) (kaliber: 7,62x25mm Tokarev), voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het tenlastegelegde feit kan worden bewezen op grond van het dossier en de bekennende verklaring van verdachte.
De rechter-commissaris heeft toestemming gegeven voor de doorzoeking van de slaapkamer van verdachte. In deze slaapkamer is vervolgens een geladen vuurwapen in een holster aangetroffen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De doorzoeking in de woning van verdachte is onrechtmatig verricht. Deze is namelijk verricht in het kader van een onderzoek waarin verdachte slechts getuige was. Hij en zijn moeder, de hoofdbewoner van de woning, hebben daarnaast uitdrukkelijk geen toestemming gegeven voor de doorzoeking. Ze hebben ten tijde van de doorzoeking bovendien bezwaar gemaakt tegen de aanwezigheid van de politie. Nu de doorzoeking onrechtmatig is verricht, moet alles dat in de woning is aangetroffen buiten beschouwing worden gelaten.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde voorhanden hebben van een wapen van categorie III met bijbehorende munitie. De rechtbank grondt haar beslissing op de bewijsmiddelen die in de bijlage zijn vervat, waaronder de bekennende verklaring van verdachte. Het wapen en de munitie zijn tijdens een doorzoeking van de woning van verdachte aangetroffen. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de doorzoeking onrechtmatig zou zijn verricht. Uit de beslissing van de rechter-commissaris van 8 oktober 2020 blijkt dat de vordering van de officier van justitie tot doorzoeking door de rechter-commissaris van de woning van verdachte op grond van artikel 110, 125i en 125j Wetboek van Strafvordering door de rechter-commissaris is toegewezen. Uit het proces-verbaal van doorzoeking volgt dat de doorzoeking vervolgens ook daadwerkelijk onder leiding van de rechter-commissaris heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelt op grond van deze stukken dan ook dat de doorzoeking rechtmatig is verricht. Derhalve zal geen bewijsuitsluiting volgen van wat er tijdens de doorzoeking is aangetroffen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 20 oktober 2020 te Utrecht een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk: Zastava, model: M57, kaliber: 7,62x25mm Tokarev) en munitie van categorie III, te weten meerdere patronen (kaliber: 7,62x25mm Tokarev), voorhanden heeft gehad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie is tot deze eis gekomen op basis van de oriëntatiepunten voor straftoemeting van de rechtbank Amsterdam met betrekking tot het voorhanden hebben van vuurwapens. Zij heeft bij het bepalen van haar eis ook rekening gehouden met de volgende bij dat oriëntatiepunt genoemde strafverzwarende omstandigheden. Het vuurwapen is geladen aangetroffen in een mand met kinderspeelgoed. Daarnaast is een tas met daarin een regenpak en brandbare vloeistof in de kamer aangetroffen die de indruk wekt dat het een vluchttas is zoals die vaker wordt gebruikt bij het plegen van ernstige strafbare feiten. In combinatie met de grote hoeveelheid foto’s van wapens die op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen, moet het aanwezig hebben van deze tas ook strafverzwarend worden meegewogen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet van de Amsterdamse oriëntatiepunten, maar van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna LOVS) moet worden uitgegaan. Verdachte woont immers in [woonplaats] en het wapen is daar ook aangetroffen. Ook de aanhouding van verdachte heeft in [woonplaats] plaatsgevonden. Het is dan ook rechtens niet juist om af te wijken van het landelijke oriëntatiepunt, dat voor een dergelijk feit 3 maanden gevangenisstraf bepaalt.
Daarnaast is geen sprake van strafverzwarende omstandigheden. Het wapen is weliswaar geladen aangetroffen tussen kinderspeelgoed, maar dat is niet hoe verdachte het wapen normaliter bewaarde. Verdachte heeft verklaard dat hij het wapen en de patroonhouder normaal los van elkaar verstopte, zodat het wapen niet geladen in de handen van kinderen zou kunnen vallen. Toen hij de politie opmerkte, heeft hij de patroonhouder in het wapen geschoven en dit als één geheel verstopt in de mand met kinderspullen, om de kans te verkleinen dat de politie het wapen zou vinden. Het wapen was daarnaast in de holster strak omwikkeld met een elastisch touw. Derden, laat staan kinderen, hadden het wapen dan ook niet zelf los kunnen maken. De kinderen slapen bovendien in een andere kamer, waardoor evenmin vastgesteld kan worden dat het vuurwapen in de omgeving van kinderen is aangetroffen. Verdachte heeft over de inhoud van de tas verklaard dat het gewoon wat rommel was die hij bij elkaar in een tas had gestopt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijpassende munitie. Vuurwapens vormen een groot gevaar voor de samenleving. Het onbevoegd voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
In Amsterdam, maar ook elders in Nederland, vindt de laatste jaren veel vuurwapengeweld plaats. Niet zelden heeft dit vuurwapengeweld een dodelijke afloop en vallen er ook, al dan niet per ‘vergissing’, onschuldige slachtoffers. In deze omstandigheden heeft de rechtbank Amsterdam aanleiding gezien om voor het voorhanden hebben van vuurwapens oriëntatiepunten vast te stellen die hoger zijn dan die van het LOVS. Met deze afwijkende oriëntatiepunten geeft de rechtbank het signaal af aan de samenleving dat vuurwapenbezit niet wordt getolereerd en in het voorkomende geval zwaar wordt bestraft. De rechtbank is van oordeel dat dit een algemeen signaal is en dat de signaalwerking niet samenhangt met de plaats waar in een specifiek geval een vuurwapen wordt aangetroffen of waar een verdachte vandaan komt. Het vuurwapengeweld speelt zich immers niet alleen af in Amsterdam. Ook andere rechtbanken die zich in toenemende mate geconfronteerd zien met vuurwapenzaken zijn deze feiten zwaarder gaan bestraffen. Dat het feit niet in Amsterdam heeft plaatsgevonden en verdachte ook niet afkomstig is uit Amsterdam, maakt dan ook niet dat de rechtbank in dit geval van het Amsterdamse oriëntatiepunt zal afwijken.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de doorzoeking in de woning naar aanleiding waarvan verdachte in beeld is gekomen, plaats heeft gevonden in het kader van een onderzoek naar een liquidatie in Amsterdam. Dat is ook de reden geweest dat de verdachte na zijn aanhouding in [woonplaats] naar Amsterdam is overgebracht en daar in verzekering is gesteld, waarna de zaak bij de rechtbank Amsterdam is aangebracht. Hoewel verdachte in die liquidatiezaak niet als verdachte is aangemerkt, illustreert die zaak wel waarom de rechtbank Amsterdam een hoger oriëntatiepunt heeft willen vaststellen.
Het oriëntatiepunt van de rechtbank Amsterdam voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in een woning is vastgesteld op 6 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij strafverzwarende omstandigheden wordt deze gevangenisstraf met 3 tot 6 maanden verhoogd. Die strafverzwarende omstandigheden doen zich in deze zaak ook voor.
Het vuurwapen is immers geladen aangetroffen in een mand met kinderspeelgoed. Verdachte heeft verklaard dat hij het wapen normaliter apart van de patroonhouder verstopt hield. De rechtbank vindt dit echter ongeloofwaardig. Immers, verdachte zou op het moment dat hij de politie opmerkte het wapen en de patroonhouder van hun aparte verstopplaatsen moeten hebben gepakt, deze in elkaar hebben geschoven en vervolgens in de holster hebben geplaatst. Daarna zou hij met een elastisch touw een knoop om de holster moeten hebben gelegd om de holster met het wapen vervolgens te verstoppen in de mand met kinderspeelgoed. Er is echter maar een kort tijdsverloop geweest tussen het moment waarop verdachte de aanwezigheid van de politie heeft kunnen opmerken en het moment waarop hij door de politie is aangetroffen. De rechtbank acht niet aannemelijk dat verdachte in dit korte tijdsverloop alle hiervoor genoemde handelingen heeft verricht. Daarom zal bij het bepalen van de straf de plek waar - de mand met kinderspeelgoed - en de staat waarin – geladen - het wapen is aangetroffen worden meegewogen. Dat het wapen geladen in een mand met kinderspeelgoed lag, wijst erop dat dit wapen bruikbaar was en onder het bereik van kinderen, namelijk de toen elfjarige zusjes van verdachte, heeft gelegen. Dat de kinderen in een andere kamer slapen, maakt dit oordeel dan ook niet anders. Dit weegt de daarom strafverzwarend mee.
De rechtbank zal het aanwezig hebben van een vluchttas in combinatie met de foto’s van wapens op de telefoon van verdachte daarentegen niet strafverzwarend meewegen. De rechtbank kan namelijk de herkomst van deze foto’s niet voldoende uit het dossier opmaken. Het aantreffen van de tas met daarin een regenpak en brandbare vloeistof roept weliswaar de nodige vragen op maar is op zichzelf onvoldoende om het vermoeden te rechtvaardigen dat verdachte zich schuldig maakt aan het plegen van andere ernstige strafbare feiten. De rechtbank ziet in de aanwezigheid van die spullen dan ook geen aanleiding om een hogere straf op te leggen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 25 januari 2021. Hieruit blijkt dat verdachte eenmaal eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een soortgelijk feit als vandaag is bewezen verklaard, maar dat deze veroordeling langer dan vijf jaar geleden is. De rechtbank zal er daarom van uitgaan dat verdachte first offender is.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.M. Visser, voorzitter,
mrs. C.P. Bleeker en M. Smit, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Roodenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 februari 2021.
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]