ECLI:NL:RBAMS:2021:5008

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 september 2021
Publicatiedatum
9 september 2021
Zaaknummer
AWB - 21_3669
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van prematuur beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op Wob-verzoek

In deze zaak heeft eiser op 12 juli 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, geen stukken en ook geen verweerschrift heeft ingediend, ondanks een verzoek daartoe van de rechtbank. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, mits het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling. Eiser heeft op 12 april 2021 een Wob-verzoek ingediend, waarop verweerder niet tijdig heeft gereageerd. Eiser heeft verweerder in gebreke gesteld en is vervolgens op 12 juli 2021 in beroep gegaan, één dag vóór het verstrijken van de wettelijke termijn van twee weken na de ingebrekestelling. Dit wordt door de rechtbank aangemerkt als een prematuur beroep.

De rechtbank concludeert dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen een fictieve weigering, en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Eiser heeft ook verzocht om het beroep aan te merken als een beroep tegen een raadsbesluit van 7 juli 2021, maar de rechtbank oordeelt dat dit besluit niet vatbaar is voor bezwaar en beroep. De rechtbank benadrukt dat eiser pas tegen eventuele geheimhouding kan opkomen op het moment dat verweerder een voor bezwaar en beroep vatbare beschikking heeft genomen. De uitspraak is gedaan door mr. M.M.L.A.T. Doll, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van der Kroft, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/3669

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

Procesverloop

Eiser heeft op 12 juli 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Verweerder heeft ondanks het verzoek daartoe van de rechtbank geen stukken en ook geen verweerschrift ingestuurd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. Verweerder heeft geen stukken en ook geen verweerschrift ingestuurd. Daarom gaat de rechtbank in beginsel uit van de door eiser gestelde feiten en omstandigheden. Eiser heeft met een brief van 12 april 2021 een Wob-verzoek ingediend. Verweerder heeft ontvangst van het verzoek op 12 april 2021 bevestigd. Hierin verzoekt hij – kortgezegd- om openbaarmaking van informatie over de vernieuwing van het erfpachtstelsel. De rechtbank overweegt dat verweerder binnen vier weken op het Wob-verzoek moet beslissen, [3] tenzij verweerder binnen die termijn aangeeft dat meer tijd nodig is om te beslissen op het verzoek. In dat geval kan de termijn met vier weken worden verlengd. [4] Met de brief van 10 mei 2021 brief heeft verweerder de behandeltermijn met vier weken verlengd. Dat betekent dat verweerder in beginsel uiterlijk op 7 juni 2021 op het verzoek had moeten reageren. Verweerder heeft dat niet gedaan.
4. Met de brief van 29 juni 2021 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld. Verweerder had uiterlijk tot en met 12 juli 2021 de tijd om te beslissen. Vervolgens is eiser op 12 juli 2021 in beroep gegaan wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Dit is 1 dag vóór het verstrijken van de wettelijke termijn van twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling. Daarom is er sprake van een prematuur beroep. Daarnaast heeft verweerder de rechtbank met de brief van 1 september 2021 laten weten dat op 14 juli 2021 een beslissing is genomen op het verzoek.
5. Om deze redenen is niet voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen een fictieve weigering.
6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
7. Voor zover eiser de rechtbank verzoekt om het beroep aan te merken als een beroep tegen het raadsbesluit van 7 juli 2021 om aan een aantal zogenaamde VES-documenten geheimhouding op te leggen overweegt de rechtbank dat een dergelijk besluit niet een voor bezwaar en beroep vatbare beschikking is waar eiser als belanghebbende tegen op kan komen. Hoewel eiser stelt dat het opleggen van geheimhouding van VES-documenten ook zijn
wob-verzoek zal raken, kan eiser pas tegen eventuele geheimhouding in rechte opkomen op het moment dat verweerder een voor bezwaar en beroep vatbare beschikking heeft genomen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L.A.T. Doll, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. van der Kroft, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Artikel 6, eerste lid, van de Wob.
4.Artikel 6, tweede lid, van de Wob.