ECLI:NL:RBAMS:2021:5002

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 september 2021
Publicatiedatum
9 september 2021
Zaaknummer
13-195694-20, 09-027878-19 (TUL) en 13-741173-17 (TUL)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor verkrachting in Amsterdam met een gevangenisstraf van 36 maanden

Op 9 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 29-jarige man, die op 12 juli 2020 een vrouw in zijn auto in Amsterdam heeft verkracht. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De zaak kwam ter terechtzitting op 26 augustus 2021, waar de officier van justitie, mr. H. Hoekstra, de bewezenverklaring van de verkrachting vorderde. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.F. van der Brugge, stelde dat de seksuele handelingen met wederzijds goedvinden plaatsvonden.

De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de benadeelde partij, die aangaf dat zij in de veronderstelling was met een taxichauffeur te maken te hebben, betrouwbaar waren. De rechtbank vond steun voor haar oordeel in het medisch forensisch onderzoek, dat letsel bij de benadeelde partij aantoonde. De verdachte had de vrouw naar een afgelegen plek gereden, waar hij haar anaal verkrachtte. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte, dat er sprake was van vrijwillige seks, onaannemelijk.

De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de impact op de benadeelde partij en het recidivegevaar van de verdachte. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De benadeelde partij vorderde € 6.000,00 aan immateriële schade, welke door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank verklaarde de in beslag genomen auto van de verdachte verbeurd, aangezien deze was gebruikt bij het plegen van het misdrijf.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-195694-20, 09-027878-19 (TUL) en 13-741173-17 (TUL) (Promis)
Datum uitspraak: 9 september 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[geboorteplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 augustus 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Hoekstra en van wat de raadsman van verdachte mr. J.F. van der Brugge naar voren hebben gebracht.
De benadeelde partij, [benadeelde partij] werd bijgestaan door mr. B. van Straaten.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 12 juli 2020 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan verkrachting van [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij] ).
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Verdachte heeft erkend dat er seks heeft plaatsgevonden maar dit was met wederzijds goedvinden waardoor er dus geen sprake was van verkrachting.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Aangeefster [benadeelde partij] heeft verklaard dat zij in de nacht van 11 op 12 juli 2020 met een taxi naar huis wilde gaan en in de auto van verdachte is ingestapt. Ze was in de veronderstelling dat verdachte een taxichauffeur was. [benadeelde partij] heeft verklaard dat verdachte een hand op haar been legde en naar een afgelegen parkeerplaats reed. Hier probeerde verdachte [benadeelde partij] te zoenen, zette hij haar stoel naar achteren en dook bovenop [benadeelde partij] . Vervolgens heeft verdachte [benadeelde partij] anaal verkracht. Hierna heeft verdachte [benadeelde partij] naar het huis van haar ex-vriend gebracht. Uit het medisch forensisch onderzoek blijkt dat er bij de anus een kleine scheurwond en een licht gezwollen wat blauw aspect drukpijnlijke plek is aangetroffen bij [benadeelde partij] .
Bewijsoverweging
Verdachte heeft uiteindelijk bekend dat hij en [benadeelde partij] op 12 juli 2020 anale seks hebben gehad. De verdediging heeft zich echter op het standpunt gesteld dat deze seks geheel vrijwillig heeft plaatsgevonden en er om die reden geen sprake is van verkrachting.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er sprake was van vrijwillige seks of dat de seks tegen de wil van [benadeelde partij] plaatsvond. Allereerst acht de rechtbank, anders dan de verdediging heeft aangevoerd, de verklaringen van [benadeelde partij] betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. [benadeelde partij] heeft een consistente en heldere beschrijving gegeven van wat er volgens haar is gebeurd. De verklaring van [benadeelde partij] vindt voorts steun in andere bewijsmiddelen. Allereerst wordt de verklaring van [benadeelde partij] ondersteund door het letsel dat rondom de anus is geconstateerd. Ook bevat het dossier meerdere verklaringen over wat [benadeelde partij] tegen anderen heeft verteld over het voorval en over haar gemoedstoestand op dat moment. Haar ex-vriend [naam 1] verklaart dat [benadeelde partij] nadat zij door verdachte was afgezet zei dat ze was verkracht door een taxichauffeur. Ze had hem verteld dat de taxichauffeur een hand op haar been legde en naar een parkeerplaats is gereden waarbij hij haar anaal had verkracht. In de nacht van het misdrijf heeft [benadeelde partij] tevens whatsapp-berichten naar haar huidige vriend gestuurd waarin zij schrijft dat zij is verkracht door een taxichauffeur. Wanneer de verbalisanten die nacht ter plaatse komen zien ze dat [benadeelde partij] zichtbaar emotioneel was en voorover gebogen liep waardoor zij de indruk hadden dat [benadeelde partij] pijn had. De verklaring die [benadeelde partij] vervolgens aflegt komt overeen met haar latere aangifte. Ook de verklaring van getuige [getuige] over datgene dat [benadeelde partij] haar de ochtend na het misdrijf heeft verteld, komt overeen met de verklaring van [benadeelde partij] zelf. De getuige merkt op dat moment dat [benadeelde partij] emotioneel was. Voornoemde bewijsmiddelen steunen de verklaring van [benadeelde partij] .
De verklaring van verdachte dat hij en [benadeelde partij] vrijwillige seks hebben gehad acht de rechtbank dan ook onaannemelijk en ongeloofwaardig. Zo verklaart verdachte dat [benadeelde partij] die nacht instapte in zijn auto zonder iets te zeggen maar uit het uitkijken van de camerabeelden blijkt dat [benadeelde partij] ongeveer tien seconden bij het portier van de bijrijder is blijven staan. Het zou daarom goed kunnen dat [benadeelde partij] toen, zoals zij verklaart, de rit besprak omdat zij dacht te maken te hebben met een taxichauffeur. Verdachte verklaart ook dat [benadeelde partij] voor zij instapte van links naar rechts zou zwalken. Ook dit deel van de verklaring wordt weerlegd door het uitkijken van de camerabeelden, waarbij haar manier van lopen wordt beschreven als ‘rustig en recht’. De verklaring van verdachte over hoe de seks plaatsvond blijft enigszins vaag, maar over de reden van het hebben van anale seks verklaart verdachte dat ze anale seks hadden ‘omdat ze haar hand voor haar kut deed’. Dit sluit aan bij de verklaring van [benadeelde partij] dat ze hem probeerde weg te duwen met haar hand tussen haar benen door. En in dit gebaar ligt besloten dat [benadeelde partij] verdachte probeerde af te weren.
De rechtbank volgt gelet op het voorgaande de verklaring van [benadeelde partij] . Zij heeft meermalen gezegd dat hij moest stoppen en ze probeerde hem weg te duwen. Voor verdachte moet volstrekt duidelijk zijn geweest dat [benadeelde partij] niet instemde met de handelingen van verdachte.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de seksuele handelingen opzettelijk tegen de wil van [benadeelde partij] heeft gepleegd en haar anaal heeft verkracht. Omdat de rechtbank de verklaring van [benadeelde partij] betrouwbaar vindt en deze verklaring op essentiële punten steun vindt in ander bewijs, sluit de rechtbank bij de bewezenverklaring aan bij dat wat [benadeelde partij] over de door verdachte verrichte seksuele gedragingen heeft verklaard.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 12 juli 2020 te Amsterdam, door geweld en/of een (andere) feitelijkheid (in zijn, verdachtes, auto) [benadeelde partij] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij] ,
hebbende verdachte die [benadeelde partij] gedwongen te dulden
-dat hij, verdachte, zijn, verdachtes, penis in de anus van die [benadeelde partij] heeft geduwd en/of gebracht en bestaande dat geweld en/of een (andere) feitelijkheid hierin dat hij, verdachte
-zijn, verdachtes, hand op het been, althans het lichaam van voornoemde [benadeelde partij] heeft gelegd en
-met zijn, verdachtes, auto de verkeerde kant is opgereden en
-zijn, verdachtes, auto op een parkeerplaats heeft gestopt en
-bovenop voornoemde [benadeelde partij] is gedoken en
-voornoemde [benadeelde partij] heeft getracht te zoenen en
-de stoel waarin voornoemde [benadeelde partij] zat naar beneden heeft gezet en
-op voornoemde [benadeelde partij] is gaan zitten en
-zijn, verdachtes, broek naar beneden heeft gedaan en
-de broek van voornoemde [benadeelde partij] in een snelle beweging naar beneden heeft getrokken en
-de onderbroek van voornoemde [benadeelde partij] omlaag heeft geduwd en
-voornoemde [benadeelde partij] op haar rechter zijde heeft geduwd en
-heeft getracht het been van voornoemde [benadeelde partij] omhoog te krijgen en
-heeft getracht zijn, verdachtes, penis in de vagina van voornoemde [benadeelde partij] te duwen en/of te brengen en
-tegen voornoemde [benadeelde partij] heeft geroepen: "nog heel even, nog heel even. Nog vijf minuutjes", althans woorden van gelijke aard of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft gevorderd om hieraan de door Reclassering Nederland geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden te weten: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverbod met het slachtoffer en andere voorwaarden betreffende het gedrag, en dat aan verdachte de gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel (GBM) als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) zal worden opgelegd. De officier van justitie heeft aangevoerd dat het hier gaat om een ernstig feit, verdachte eerder is verdacht van een soortgelijk feit en er is weinig zicht en controle op verdachte. De officier van justitie acht het herhalingsgevaar groot en het huidige toezicht is onvoldoende gebleken. Tot slot heeft de officier van justitie de gevangenneming van verdachte gevorderd op de dag van de uitspraak.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen straf dient te worden opgelegd nu verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een brute verkrachting. [benadeelde partij] is in goed vertrouwen ingestapt en dacht dat zij met een taxichauffeur te maken had. Verdachte heeft het slachtoffer naar een afgelegen plek gebracht en anaal verkracht waarbij zij letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft hiermee op vernederende en grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van zulke feiten daarvan nadelige gevolgen ondervinden. Dit volgt ook uit de slachtofferverklaring die [benadeelde partij] ter terechtzitting naar voren heeft gebracht. Zij ondervindt nog altijd nadelige gevolgen van het incident en haar vertrouwen in mensen is beschadigd. Verdachte heeft slechts oog gehad voor zijn eigen lustgevoelens en heeft zijn eigen behoeften boven de belangen van [benadeelde partij] geplaatst. De rechtbank rekent de verdachte dit ernstig aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 5 juli 2021. Hieruit volgt dat verdachte meermalen met justitie in aanraking is geweest. Verdachte is in de afgelopen vijf jaren voor meerdere vermogensdelicten veroordeeld tot gevangenisstraffen.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het advies van Reclassering Nederland, opgesteld door L. Snijder, reclasseringswerker, van 3 augustus 2021. Verdachte heeft aan het opstellen van dit rapport niet willen meewerken. De reclassering ziet op basis van dossier- en referentenonderzoek dat er verschillende risicofactoren bij verdachte naar voren komen. Verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats, heeft een beperkt inkomen, een schuldenlast, geen dagbesteding en geen steunend netwerk waar hij op kan terugvallen. Tevens is er sprake van een licht verstandelijke beperking. Verdachte lijkt de gevolgen van zijn handelen niet goed te kunnen overzien. Nader onderzoek naar de persoonlijkheid van verdachte is gewenst maar hij heeft eerder geweigerd om hieraan mee te werken. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Gelet op voornoemd recidiverisico en de risicofactoren adviseert de reclassering om bij een veroordeling een strak kader met bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering adviseert een GBM zodat bij het overtreden van voorwaarden hechtenis in beeld komt. Ook kan gedacht worden aan een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Sinds februari 2020 loopt verdachte in een toezicht bij het Leger des Heils, hetgeen wisselend verloopt. Ter terechtzitting van 26 augustus 2021 heeft de toezichthouder van verdachte, [naam 2] , zich aangesloten bij het advies van de reclassering. In aanvulling hierop heeft de toezichthouder verklaart dat verdachte wisselend is in het aanvaarden van hulp. Verdachte moet, gelet op de ernst van het feit en de problematiek van verdachte, hulp (blijven) krijgen om de recidivekans te beperken.
Strafoplegging
Om te bevorderen dat landelijk door rechtbanken voor dezelfde feiten ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf voor de bewezen verklaarde feiten gekeken naar deze oriëntatiepunten.
Gezien de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een gevangenisstraf alleszins gerechtvaardigd is.
Voor een verkrachting is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank echter rekening met het feit verdachte geweld heeft gebruikt, er sprake was van een bijzondere bedreigende en/of vernederende setting en het letsel dat [benadeelde partij] heeft opgelopen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 36 maanden (met aftrek van het voorarrest), waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd passend.
De rechtbank zal hierbij, gelet op de ernst van het feit en het recidivegevaar, een proeftijd van drie jaren opleggen. De rechtbank acht het opleggen van bijzondere voorwaarden – meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met het slachtoffer en andere voorwaarden betreffende het gedrag – geïndiceerd om de maatschappij te beschermen en verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM)
De officier van justitie heeft gevorderd om, naast het opleggen van de bijzondere voorwaarden, een GBM op te leggen. Ook de reclassering heeft dit als optie genoemd om naast de bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank ziet echter geen aanleiding om naast het opleggen van de bijzondere voorwaarden een GBM op te leggen en zal de vordering van het officier van justitie tot het opleggen van een GMB afwijzen. Een GBM is een zeer ingrijpende maatregel. De rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten om in dit geval een dergelijke maatregel op te leggen. Verdachte zal eerst een behoorlijke periode van detentie ondergaan en daarna moeten proberen om zijn leven op de rit te krijgen. Het opgelegde reclasseringstoezicht biedt volgens de rechtbank voldoende mogelijkheden om de problemen op meerdere leefgebieden aan te pakken. Het door de reclassering genoemde voordeel van de directe dreiging van hechtenis bij het overtreden van voorwaarden maakt niet dat de rechtbank in dit geval de maatregel noodzakelijk acht. Ten aanzien van het contactverbod is niet gebleken dat verdachte nog probeert contact te zoeken met aangeefster waardoor ook deze voorwaarde geen GBM rechtvaardigt.
Gevangenneming
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit, de duur van de op te leggen gevangenisstraf en het recidivegevaar, zal de rechtbank de gevangenneming de verdachte bij de uitspraak van het vonnis bevelen.

8.Ten aanzien van het beslag

Onder verdachte is een personenauto (kenteken [kenteken] ) met omschrijving 5949203, grijs, merk: Renault in beslag genomen.
8.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft verzocht de auto verbeurd te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de auto moet worden teruggegeven aan de verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De inbeslaggenomen personenauto met kenteken [kenteken] zal worden verbeurd verklaard. Het bewezenverklaarde feit heeft in deze auto plaatsgevonden en uit het hiervoor verhandelde volgt dat de auto behulpzaam is geweest bij het plegen van het misdrijf.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij

[benadeelde partij] heeft zich, voorafgaand aan de zitting, als benadeelde partij in het geding gevoegd. [benadeelde partij] vordert € 6.000,00 aan immateriële schade.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering geheel toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b Burgerlijk Wetboek komt immateriële schade voor vergoeding in aanmerking als sprake is van een aantasting in de persoon. Verkrachting zoals zich in onderhavig geval heeft voorgedaan vormt een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit en als algemene ervaringsregel kan worden aangenomen dat verkrachting leidt tot ernstige psychische gevolgen. De impact voor [benadeelde partij] blijkt ook uit de voorgelezen slachtofferverklaring. Zij ervaart de gevolgen van het handelen nog elke dag. Zij is banger op straat. Ook heeft het slachtoffer nog lange tijd fysieke gevolgen ondervonden na de verkrachting. En het heeft invloed gehad op de (toen nog) prille relatie met haar huidige partner. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom, op grond van de stukken in het dossier en hetgeen ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen immateriële schade heeft geleden.
De benadeelde die in de persoon is aangetast en daardoor nadeel lijdt dat niet in vermogensschade bestaat, heeft recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Mede gelet op de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend en de specifieke omstandigheden van het voorliggende geval, acht de rechtbank een bedrag van € 6.000,00 billijk. De rechtbank zal de vordering van € 6.000,00 dan ook geheel toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 juli 2020 tot de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde partij] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 6.000,00 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 juli 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 65 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal verder worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.Vorderingen tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

10.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft verzocht om de vorderingen tot tenuitvoerlegging met parketnummers 09-027878-29, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 20 mei 2019 van de politierechter te Den Haag, en 13-741173-17, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer te Amsterdam, toe te wijzen
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen nu de vorderingen ontbreken in het procesdossier en hij de inhoud hiervan niet heeft kunnen bespreken met verdachte.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat – onder meer – de vorderingen van de officier van justitie van voornoemde parketnummers in het dossier ontbraken tijdens het onderzoek ter terechtzitting. De rechtbank is van oordeel dat, nu de officier van justitie deze vorderingen niet ter terechtzitting heeft kunnen overleggen én de raadsman deze vorderingen niet met zijn cliënt heeft kunnen bespreken, het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordelingen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 242 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
verkrachting
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
  • zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Leger des Heils op het adres Weesperzijde 70 te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • zich laat behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • meewerkt aan het verkrijgen en behouden van een begeleid wonen plaats bij een
instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [benadeelde partij] , geboren op [geboortegegevens] . De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
  • meewerkt aan (ambulante) begeleiding van Amsta;
  • meewerkt aan het verkrijgen van een passende dagbesteding;

Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:

  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden, met uitzondering van het contactverbod, en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst het verzoek tot oplegging van een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) af.
Vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij] , geheel toe tot een bedrag van € 6.000,00 (zesduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 juli 2020 van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat
€ 6.000,00 (zesduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 juli 2020 van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 65 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Beslag
Verklaart de personenauto met omschrijving 5949203, grijs, merk: Renault met kenteken [kenteken] verbeurd.
Vorderingen tot tenuitvoerlegging voorwaardelijk opgelegde straf
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnummer 09-027878-19.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnummer 13-741173-17.
Gevangenneming
Beveelt de gevangenneming van verdachte. Dit bevel is afzonderlijk opgemaakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mr. D. van den Brink en mr. R.C.J. Hamming, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 september 2021.