Overwegingen
1. Het college heeft [de persoon 1] in afwijking van de bepalingen van het bestemmingsplan “ [titel] ” (hierna: het bestemmingsplan) een omgevingsvergunning verleend voor het bouwkundig samenvoegen van de woningen op de begane grond en de tweede verdieping, het veranderen van de indeling en het aanbrengen van een dakterras met dakluik op het adres [adres 1] in Amsterdam (hierna: het pand). Het pand is een gemeentelijk monument.
2. [eiser] en [eiseres 1] zijn eigenaars van het pand [adres 2] , waar [eiser] woont. De [eiseres 2] is eigenaar van de woning [adres 3] . Eisers vinden dat de omgevingsvergunning niet verleend had moeten worden en hebben daarom beroep ingesteld bij de rechtbank.
3. In het bestemmingsplan is het pand gelegen op gronden met de bestemming ‘Wonen’. Met het bestemmingsplan “ [titel] , 1e herziening” is aan het pand de dubbelbestemming ‘Waarde-Cultuurhistorie’ toegevoegd. Met de herziening zijn de planregels voor de bestemming Wonen in het bestemmingsplan ongewijzigd van kracht gebleven. Het bouwplan is in strijd met artikel 16, tweede lid, onder 2, sub 1, van de planregels. Door het hekwerk van het dakterras wordt de maximum bouwhoogte van 15 meter met 1,972 meter overschreden. Voor het overige past het bouwproject binnen de voorschriften van het bestemmingsplan.
4. Het college kan in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning verlenen.Het bouwplan moet dan voldoen aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening en het moet gaan om een geval zoals genoemd in artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht. Het college heeft in beleidsregels vastgelegd wanneer het deze regeling toepast. Volgens het college voldoet het dakterras aan de voorwaarden van die beleidsregels. Daarom heeft het college de omgevingsvergunning verleend.
Beoordeling van het beroep
5. Eisers voeren aan dat niet aannemelijk is dat het dakterras voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2012 (hierna: het Bouwbesluit). Zij vrezen dat de fundering het dakterras niet zal kunnen dragen en dat hun panden hierdoor schade zullen leiden, aangezien alleen de bestaande dakbalklaag is gecontroleerd.
6. In het besluit van 27 mei 2019 staat dat met de op 15 april 2019 aan het Bouwbesluit getoetste constructieberekeningen voldoende aannemelijk is gemaakt dat de constructie (van het dakterras) voldoet aan de eisen. De constructieberekeningen maken deel uit van de omgevingsvergunning. Het college heeft hierover advies gevraagd aan de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, waarvan de adviseur constructieve veiligheid in een brief van 12 mei 2019 vermeldt dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de hoofdlijnen van de constructie voldoen aan de daaraan te stellen eisen.
7. De rechtbank oordeelt als volgt. Eisers benoemen in beroep niet met welke bepalingen uit het Bouwbesluit het bouwplan in strijd zou zijn. Evenmin betwisten zij de aan de omgevingsvergunning ten grondslag gelegde constructieberekeningen. Eisers beroepen zich op onderzoeken naar de fundering van de panden [adres 2] en [adres 4] . Die funderingsonderzoeken zeggen echter niets over het bouwplan en (de fundering van) het pand [adres 1] en toetsen ook niet aan de toepasselijke normen van het Bouwbesluit. Deze onderzoeken bieden daarom geen grond voor de conclusie dat door het bouwplan schade door verzakking zal ontstaan aan de panden van eisers.
8. De rechtbank vindt dat het college in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat het aannemelijk is dat het bouwplan voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit.
Redelijke eisen van welstand en beoordeling gemeentelijk monument
9. Eisers voeren aan dat het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Op grond van de Welstandsnota ‘de Schoonheid van Amsterdam 2016’ had de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (hierna: CRK) in een zogeheten ‘gewogen oordeel’ moeten adviseren over het aspect ‘bouwen’ en over het aspect ‘monument’, na zich te hebben laten adviseren door MenAover de gevolgen van het bouwplan voor de monumentale waarden van het pand. Hiervan is volgens eisers niet gebleken. Verder verstoort het grote dakterras het daklandschap. Ook wijzigt het dakterras het kapprofiel, aldus eisers.
10. De rechtbank is dit niet met eisers eens. Uit de gedingstukken blijkt dat de CRK, in een samenstelling van drie leden, op 9 april 2019 aan het college advies heeft uitgebracht. Het advies luidt als volgt: “
De voorgestelde aanpassingen hebben acceptabele gevolgen voor de monumentale waarden van het pand en voldoen aan redelijke eisen van welstand, mits bestaande geornamenteerde plafonds behouden blijven.” Hieruit blijkt dat de CRK (hoewel summier) zowel op het aspect ‘bouwen’ als het aspect ‘monument’ positief heeft geadviseerd. De CRK brengt doorgaans advies uit in enkelvoudige samenstelling. Maar in bepaalde gevallen brengen drie leden van de CRK advies uit. Het betreft dan een zogeheten ‘gewogen oordeel’, zoals in dit geval. Uit het gegeven dat de CRK over de monumentale waarden van het pand positief heeft geadviseerd, blijkt dat zij hierover ook door MenA is geadviseerd. Verder blijft het kapprofiel ongewijzigd; het dakterras bevindt zich aan de achterzijde van het pand en is vanaf de straat niet te zien. Niet is gebleken van een onevenredige aantasting van het daklandschap door het dakterras.
11. De rechtbank stelt vast dat, met uitzondering van het hekwerk van het dakterras, het bouwplan binnen het bestemmingsplan past.
12. Het college is bevoegd om een omgevingsvergunning te verlenen, indien een plan in strijd is met het bestemmingsplan. Het college heeft beslissingsruimte in de keuze om wel of niet van het bestemmingsplan af te wijken. De rechtbank toetst deze keuze terughoudend. Dit betekent dat de rechtbank beoordeelt of het college de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen.
13. Eisers stellen dat het dakterras niet voldoet aan het beleid ‘Omgevingsvergunning A2’ van 21 februari 2018 (hierna: A2-beleid). Hierin staat dat de constructiehoogte niet meer mag zijn dan 30 centimeter. Volgens eisers is de aanduiding ‘≤ 50’ op de bouwtekeningen onduidelijk en is ook onduidelijk of het college voldoende heeft getoetst of het dakterras op dit punt aan het A2-beleid voldoet. Het college heeft toegelicht dat de aanduiding ‘≤ 50’ op de bouwtekeningen 50 mm betekent en bovendien geen betrekking heeft op de constructiehoogte. [de persoon 1] heeft op de zitting verklaard dat de constructie niet hoger is dan 30 cm. Voor het oordeel dat de constructiehoogte van het dakterras niet aan het A2beleid voldoet, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten. Deze beroepsgrond slaagt niet.
14. Eisers voeren aan dat het dakterras in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Vanaf het dakterras kijkt men neer op het lager gelegen dakterras van [adres 2] en daarmee is sprake van een onevenredige inbreuk op de privacy van de bewoners.
15. Voor de beoordeling is van belang dat het bouwplan is gelegen in een stedelijke omgeving met beperkt beschikbare ruimte. Aan het wonen in een verstedelijkte omgeving is een zekere mate van inbreuk op de privacy inherent.Mogelijk zal door het dakterras op het pand de privacy op het lager gelegen dakterras van [adres 2] enigszins afnemen, maar dit heeft geen gevolgen voor de privacy in de woning van [eiser] en [eiseres 1] . Het is de rechtbank daarom niet gebleken dat hun privacy door het dakterras onevenredig afneemt ten opzichte van de bestaande situatie.
16. Eisers vrezen voor het in strijd met de bestemming ‘Wonen’ voortduren van illegale kamerverhuur aan studenten en voor overlast als gevolg daarvan en stellen dat het college de vergunning daarom in redelijkheid niet heeft mogen verlenen.
17. De rechtbank volgt eisers niet in dit betoog. De omgevingsvergunning maakt geen kamerverhuur mogelijk, zodat het college met mogelijke effecten daarvan bij het besluit geen rekening hoefde te houden.
Evidente privaatrechtelijke belemmering
18. Op grond van artikel 5:50, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is het, tenzij de eigenaar van het naburige erf daartoe toestemming heeft gegeven, niet geoorloofd binnen twee meter van de grenslijn van dit erf vensters of andere muuropeningen, dan wel balkons of soortgelijke werken te hebben, voor zover deze op dit erf uitzicht geven.
19. Naar vaste rechtspraak is voor het oordeel dat een privaatrechtelijke belemmering aan het afwijken van het bestemmingsplan in de weg staat, slechts aanleiding wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is immers de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit.
20. Volgens eisers staat een evident privaatrechtelijke belemmering in de weg aan het verlenen van de omgevingsvergunning. Vanaf de zijkant van het dakterras bestaat immers direct zicht op het lager gelegen dakterras van [adres 2] , zodat het dakterras op twee meter afstand van de erfgrens gerealiseerd had moeten worden.
21. Deze stelling van eisers komt erop neer dat artikel 5:50, eerste lid, van het BW zo moet worden uitgelegd dat in het algemeen voor een dakterras tot de erfgrens geen vergunning kan worden verleend, wanneer de buren al een dakterras hebben. De rechtbank is dit niet met eisers eens. Een zo absolute regel kan niet als evident worden aanvaard. Op de zitting is bovendien gebleken dat [de persoon 1] langs de schutting tussen het dakterras van het pand en het dakterras van [adres 2] , plantenbakken van naar schatting 70 centimeter breed heeft geplaatst. Vanaf die afstand tot de schutting bestaat geen zicht op het dakterras van [adres 2] .
Conclusie
22. Het beroep is ongegrond.
23. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.