4.1Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
4.1.a Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is betoogd, zakelijk weergegeven, dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd. De opgeëiste persoon is niet ter zitting aanwezig geweest en geen van de in artikel 12, onder a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft zich voorgedaan.
De verstrekte informatie over de gang van zaken brengt geen duidelijkheid over de vraag of de opgeëiste persoon kennis heeft gekregen van de inleidende dagvaarding en nadien van het vonnis. Dat betekent dat de opgeëiste persoon niet van zijn verdedigingsrechten gebruik heeft kunnen maken, hetgeen eveneens samenhangt met de weigeringsgrond ex artikel 11 OLW, aldus de raadsman.
4.1.b Standpunt van het officier van justitie
De officier van justitie heeft tot verwerping van het verweer geconcludeerd. Weliswaar doet de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW zich voor, maar er moet van weigering worden afgezien omdat de opgeëiste persoon, kort gezegd, door Polen te verlaten uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om het proces bij te wonen.
4.1.c Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit de aanvullende informatie die op 9 juli 2021 is verstrekt door
the Head of the 2nd Division Criminal of the District Court of Wrocław - Fabryczna, blijkt het volgende:
“
The District Court of Wrocław - Fabryczna in Wrocław (…) 2nd Division Criminal, after the comprehensive analysis of the circumstances raised by the foreign authority, concerning the case under the case file number: III Kop 35/21, is informing you as follows:
In the case under the case file number: II K 1069/17 the summons to the main trial has been sent to the address the Convict indicated in the course of preparatory proceedings as his address for service. The summons has not been collected. The Convict has been instructed in the course of preparatory proceedings - while being interrogated as Suspect - regarding his rights and obligations. According to the instruction that the Convict has personally signed the 10th of September 2017, a Suspect that is staying at liberty:
-
is obliged to appear upon each summons in the course of the criminal proceedings, and to inform the authority conducting the proceedings about any change of his / her place of residence or stay that lasts longer than 7 days; in case the Suspect is not appearing without explanation he / she may be detained and brought in by force (Article 75 § 1 and 2 of the [Polish] Code of Criminal Procedure);
-
in case he / she stays abroad the Suspect is obliged to appoint an agent for service in Poland, and if he /she fails to do so - a writ sent to the last known address in Poland, and in case there is no such address - archived in the case files - is deemed to have been served (Article 138 of the [Polish] Code of Criminal Procedure);
-
if the Suspect changes his / her place of residence without information about the new address, or does not stay under the address he / she has given - a writ sent to this address in the course of the criminal proceedings is deemed to have been served (Article 139 of the [Polish] Code of Criminal Procedure).
The aforementioned instruction is served upon every Suspect in the first interrogation in the course of preparatory proceedings, and this is a standard procedure.”
Blijkens het EAB en de aanvullende informatie, was de opgeëiste persoon op de hoogte van de verdenking en de in te stellen strafrechtelijke procedure. Hij is over de strafzaak gehoord en heeft het adres van zijn moeder in de voorbereidende procedure als postadres opgegeven. Tevens was de opgeëiste persoon geïnformeerd over de gevolgen van het niet bereikbaar zijn voor de Poolse justitiële autoriteiten.
De dagvaarding is aan het door de opgeëiste persoon opgegeven adres gezonden, wat door hem is erkend. In de onderhavige overleveringsprocedure heeft hij immers tegenover de officier van justitie verklaard dat zijn moeder een bericht had ontvangen dat er een poststuk van de rechtbank bij het postkantoor lag, maar dat zij het niet voor hem kon ophalen omdat het stuk alleen door hem zelf mocht worden opgehaald.
In dat verband is van belang dat de opgeëiste persoon blijkens de informatie is geïnstrueerd over zijn rechten en plichten als verdachte, in het bijzonder de wijze waarop hij bereikbaar voor justitie moest blijven. Hij heeft echter geen adreswijziging doorgegeven aan justitie en niemand aangewezen om namens hem poststukken van justitie in ontvangst te nemen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom in de onderhavige situatie worden vastgesteld dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon impliceert, omdat hij, zo hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, minst genomen kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot de ontvangst van officiële correspondentie over de strafrechtelijke procedure.
Het vorenstaande betekent dat artikel 11 OLW evenmin aan de orde is.