In deze zaak hebben verzoekers beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, waarbij een omgevingsvergunning is verleend voor de bouw van twee woningen op een perceel dat voorheen een kerk en volkstuinen huisvestte. De vergunninghouder heeft de aanvraag ingediend om af te wijken van het bestemmingsplan, dat de bestemming 'recreatie' heeft. Verzoekers, die aan de overkant van de weg wonen, vrezen dat de bouw van de woningen hun uitzicht op het achterliggende landschap zal belemmeren en dat dit in strijd is met de Nota Cultuurhistorie Nieuw West. Ze hebben ook zorgen over precedentwerking en het cultuurhistorisch belang van de nabijgelegen monumentale begraafplaats.
De voorzieningenrechter heeft op 1 september 2021 uitspraak gedaan. Hij oordeelde dat de verzoekers niet-ontvankelijk zijn voor het deel van het beroep dat namens andere omwonenden is ingediend, omdat de namen van deze omwonenden te laat zijn ingediend. De voorzieningenrechter heeft vervolgens de inhoudelijke beoordeling van het beroep van de verzoekers uitgevoerd. Hij concludeerde dat de vergunninghouder voldoende heeft aangetoond dat de bouw van de woningen past binnen een goede ruimtelijke ordening en dat de vrees voor precedentwerking ongegrond is. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de bouw van de woningen niet in strijd is met de Nota Cultuurhistorie en dat de zichtlijnen naar het achterliggende landschap in voldoende mate behouden blijven.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het beroep van de verzoekers ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.