Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Sad Okregowyin Kielce (Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
Sad Rejonowyte Kielce van 28 september 2017 met kenmerk IX K 400/17 (“
the District Court in Kielce on 26 March 2018, ref. no. IXKa 1891/17 amended the contested judgment with regard to the costs of unpaid legal assistance, otherwise upheld the judgment”);
Sad Rejonowyte Kielce van 26 februari 2018 met kenmerk II K 1370/17 (“
the District Court in Kielce on 28 December 2018, ref. no. IXKa 877/18 against [opgeëiste persoon] upheld the judgment”);
Sad Rejonowyte Kielce van 26 april 2019 met kenmerk IX K 738/17.
4.Strafbaarheid
5.Artikel 11 OLW
Wojciech Orlowski and Jakub Lyszkiewicz v. Minister for Justice and Equality [1] het voornemen geuit om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof van Justitie), naar aanleiding van ontwikkelingen met betrekking tot de Poolse rechtsstaat, die zich hebben voorgedaan na de uitspraak van het Hof van Justitie van 25 juli 2018, C‑216/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:586, in het bijzonder ontwikkelingen die zich vanaf 24 februari 2020 (de rechtbank begrijpt: 14 februari 2020) [2] hebben voorgedaan. Deze vragen hebben – kort gezegd – betrekking op ogenschijnlijke gebreken in de geldigheid van de benoemingsprocedure van rechters in Polen en de gevolgen daarvan voor de toelaatbaarheid van overleveringen aan Polen in algemene zin [3] .
6.Slotsom
7.Toepasselijke wetsbepalingen
8.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan de
Sad Okregowyin Kielce (Polen).