ECLI:NL:RBAMS:2021:4718

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2021
Publicatiedatum
2 september 2021
Zaaknummer
13/083865-21, 13/114048-20 en 13/200669-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, bedreigingen en overtreden van gedragsaanwijzing met bijzondere voorwaarden en contactverbod

Op 19 augustus 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging, bedreigingen en het overtreden van een gedragsaanwijzing. De rechtbank heeft de zaken, aangeduid als zaak A, B en C, gevoegd behandeld. De verdachte heeft in de periode van 4 mei 2019 tot en met 14 februari 2021 meerdere e-mailberichten gestuurd naar [persoon 1], waarin hij haar heeft belagen en bedreigd. Daarnaast heeft hij in strijd met een gedragsaanwijzing gehandeld door contact op te nemen met [persoon 1] en heeft hij ook [persoon 2] en [persoon 3] bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte alle tenlastegelegde feiten heeft bekend en dat er voldoende bewijs is voor de beschuldigingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en een contactverbod met [persoon 1] voor de duur van 3 jaar. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/083865-21 (zaak A), 13/114048-20 (zaak B) en 13/200669-19 (zaak C)
Datum uitspraak: 19 augustus 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
gedetineerd in het Huis van Bewaring “ [Huis van Bewaring] ” te [plaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 augustus 2021.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. Nij Bijvank en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J. Ruijs naar voren hebben gebracht.
Als getuige-deskundige is [reclasseringswerker] , reclasseringswerker, gehoord.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd − tenlastegelegd dat
Zaak A
hij zich door middel van het sturen van meerdere (ongeveer 70) e-mailberichten heeft schuldig gemaakt aan belaging van [persoon 1] in de periode van 4 mei 2019 tot en met 14 februari 2021 (feit 1) en aan bedreiging van diezelfde [persoon 1] in de periode van 18 juli 2019 tot en met 5 februari 2021 (feit 2);
Zaak B
hij in de periode van 2 oktober 2019 tot en met 22 oktober 2019 opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing om zich voor 90 dagen te onthouden van contact met [persoon 1] (feit 1) en op 30 oktober 2019 [persoon 2] via WhatsApp heeft bedreigd (feit 2);
Zaak C
hij in de periode van 28 februari 2019 tot en met 16 juli 2019 [persoon 1] via e-mailberichten heeft bedreigd (feit 1) en [persoon 3] heeft bedreigd op 7 augustus 2019 (feit 2).
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De bedreigingen en belaging van [persoon 1] (zaak A, feiten 1 en 2 en zaak C, feit 1) kunnen op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de e-mailberichten in het dossier worden bewezen. Het gaat om e-mailberichten die dreigend van aard zijn en bij aangeefster zijn aangekomen. Gelet op de lange periode waarin verdachte deze e-mailberichten heeft gestuurd, heeft hij een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [persoon 1] .
Het overtreden van de gedragsaanwijzing door verdachte, kan op grond van zijn bekennende verklaring en de uitreiking van de gedragsaanwijzing bewezen worden verklaard (zaak B, feit 1).
De bedreiging van [persoon 2] (zaak B, feit 2) kan op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de aangifte bewezen worden verklaard.
De bedreiging van [persoon 3] (zaak C, feit 2) kan op grond van de bekennende verklaring van verdachte, de aangifte en de verklaringen van getuigen bewezen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd, nu verdachte alle tenlastegelegde feiten heeft bekend.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat – op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte – kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde bedreigingen (zaak A, feit 2 en zaak C, feit 1) en belaging (zaak A, feit 1) van [persoon 1] , de bedreiging van [persoon 2] (zaak B, feit 2), de bedreiging van [persoon 3] (zaak C, feit 2) en het handelen in strijd met een gedragsaanwijzing (zaak B, feit 1).

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van zaak A, feit 1:
in de periode van 4 mei 2019 tot en met 14 februari 2021 te Amsterdam, wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke
levenssfeer, te weten die van [persoon 1] , door ongeveer 70 e-mailberichten onder meer inhoudende de tekst:
- " "Als je je afspraak niet nakomt. Ik wil niet zeggen dat ik je wat aan ga doen maar
een kat in het nauw gaat echt rare sprongen maken." en;
- “ “Nog even en ik sta voor je en dan trekken we alles recht. Je hebt me leven kappot
gemaakt en ik maak jou kappot." en;
- " "U bent gewaarschuwd kom de afspraak na. Zo niet volgen er sancties tegen jou.
Dit is geen bedreiging zoals jij dat wil opvatten." en;
  • "Je kankermoer vuile kanker zionisten" en;
  • "Vuile kanker h*** dat jij bent" en;
  • "Je kanker slettenbak dat je bent. Je bent echt een kanker hoer en je staat op de
lijst als je je kanker belofte niet nakomt. Ik beloof jou dat ik jou huis persoonlijk in
de hens steek. En die van je moeder. En als je ergens kinderen hebt die ook."
naar die [persoon 3] te sturen met het oogmerk die [persoon 3] te dwingen iets te
doen en vrees aan te jagen;
ten aanzien van zaak A, feit 2:
in de periode van 18 juli 2019 tot en met 5 februari 2021 te Amsterdam, telkens [persoon 1]
schriftelijk heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [persoon 3] via meerdere e-mailberichten onder meer dreigend de woorden toe te voegen
  • "Vuile kanker hoer ik pak je en je zal spijt hebben." en;
  • "Vandaag zoek ik je op en als ik vind dan rekenen we af. Mijn leven is naar de
kanker en nu die jouw oke." en;
- " "Jij hebt mijn leven kappot gemaakt en ik maak jou kappot oog om oog tand om
tand." en;
  • "Jij zal boeten vuil kanker hoer dat jij bent." en;
  • "Je bent echt een kanker hoer en je staat op de lijst als je je kanker belofte niet
nakomt. Ik beloof jou dat ik jou huis persoonlijk in de hens steek. En die van je
moeder. En als je ergens kinderen hebt die ook." en;
- " "Kat in het nauw maakt rare sprongen, ik waarschuw jou.";
ten aanzien van zaak B, feit 1:
in de periode van 2 oktober 2019 tot en met 22 oktober 2019 te Amsterdam, meermalen opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh,
eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 8 augustus 2019 gegeven door de officier van justitie te Amsterdam kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich voor de duur van 90 dagen zou onthouden van contact met de in de gedragsaanwijzing genoemde [persoon 1] , door die [persoon 1] e-mailberichten toe te sturen;
ten aanzien van zaak B, feit 2:
op 30 oktober 2019 te Amsterdam, [persoon 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [persoon 2] via WhatsApp dreigend de woorden toe te voegen "jullie verdienen allemaal de kogel" en "ik neem jullie allemaal mee";
ten aanzien van zaak C, feit 1:
in de periode van 28 februari 2019 tot en met 16 juli 2019 te Amsterdam, [persoon 1]
schriftelijk heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door meerdere e-mailberichten onder meer inhoudende de teksten
- " "Nog even en ik sta voor je en dan trekken we alles recht. Je hebt me leven kapot
gemaakt en ik maak jou kapot." en;
- " " [persoon 1] als je me in de maling neemt. Ik maak je af, Ik meen dat. Me leven is aan
het afbrokkelen, dan maar in de bajes als je me wil naaien. Beloof ik je dat ik je
pak.",
naar die [persoon 1] te sturen;
ten aanzien van zaak C, feit 2:
op 7 augustus 2019 te Amsterdam, [persoon 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [persoon 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ben ontruimd door [persoon 1] , als ik haar zie ga ik haar doodmaken. Ik ga hier de boel in de fik steken en iedereen gaat eraan. Benzine kost maar 1 euro 20 per liter." en "Dat is geen bedreiging, dat is een belofte." en hierbij een wijzende beweging te maken in de richting van de dichtbij zijnde omgeving en vervolgens met zijn vuisten op de balie te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 80 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarbij heeft de officier van justitie de volgende bijzondere voorwaarden en de dadelijke uitvoerbaarheid hiervan gevorderd: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname, het meewerken aan schuldhulpverlening en aan controles op middelengebruik.
Ook heeft zij een taakstraf voor de duur van 240 uur gevorderd. Daarnaast heeft zij de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende een contactverbod met [persoon 1] , voor de duur van 2 jaar, met 7 dagen vervangende hechtenis per overtreding, gevorderd alsmede de dadelijke uitvoerbaarheid hiervan.
7.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen en blijk heeft gegeven van een groot zelfinzicht. Verdachte heeft deze strafbare feiten gepleegd, omdat hij met zijn rug tegen de muur stond en het versturen van de e-mailberichten een uitlaatklep voor hem was. De raadsman heeft er daarbij op gewezen dat het alleen om het versturen van e-mailberichten gaat.
Ten aanzien van het tweede feit onder zaak A is sprake van een voortgezette handeling.
De verdediging heeft verder bepleit dat verdachte slechts één keer eerder voor een bedreiging is veroordeeld en dat de oriëntatiepunten van de rechtspraak bij soortgelijke bedreigingen een geldboete voorschrijven. De verdediging heeft verzocht om de oplegging van een straf waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal bedreigingen, belaging en het overtreden van een gedragsaanwijzing. De bedreigingen waren tegen het leven gericht en daarbij schuwde verdachte het met zijn dreigementen niet om daarin ook de moeder en kinderen van het slachtoffer te betrekken. Ten aanzien van de bedreiging van [persoon 3] gaat het om een bedreiging in persoon, waarbij ook omstanders de bedreigende gedragingen hebben meegekregen. De bedreigingen waren steeds gericht aan personen die op de een of andere manier betrokken waren bij hulpverlening aan verdachte. De rechtbank rekent verdachte dat aan. Eén van de slachtoffers, aangeefster [persoon 1] , is naast bedreiging ook slachtoffer geworden van belaging. Verdachte heeft gedurende een lange periode stelselmatig en op brutale en zeer onaangename wijze een aanmerkelijke inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en de vrijheid van het slachtoffer. De officier van justitie heeft getracht het slachtoffer hiertegen te beschermen door het geven van een gedragsaanwijzing aan verdachte. Ook dit weerhield verdachte er niet van om e-mailberichten te blijven sturen. Verdachte heeft zich hier geen rekenschap van gegeven en heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen gevoelens van boosheid en frustratie. Verdachte verdient daarvoor een straf.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 18 mei 2021. Hieruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor bedreiging.
De Gz-psycholoog die verdachte heeft onderzocht, J.E.P. Kruikemeier, heeft blijkens het Pro Justitia rapport van 1 juni 2021 geen stoornis bij verdachte kunnen vaststellen dan wel het recidiverisico kunnen inschatten, omdat verdachte niet zijn volledige medewerking heeft verleend aan het onderzoek. Er is wel een sterke verdenking dat sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken, maar die diagnose kan niet met zekerheid worden gesteld. De psycholoog heeft dan ook geen advies kunnen geven over een op te leggen straf.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op een rapport van de reclassering van 7 juni 2021. Daarin heeft de reclassering gerapporteerd dat verdachte een gefrustreerde indruk maakt, maar dat hij desondanks aangeeft hulp nodig te hebben. De reclassering ziet aanwijzingen dat het gebruik van drugs en alcohol invloed heeft gehad op het delictgedrag van verdachte. Verdachte heeft aangegeven dat hij PTSS-klachten heeft, maar de reclassering heeft dit niet kunnen verifiëren. De reclassering heeft geen advies over op te leggen bijzondere voorwaarden kunnen geven, omdat verdachte niet aan het onderzoek met de psycholoog heeft meegewerkt.
Ter terechtzitting heeft reclasseringswerker [reclasseringswerker] toegelicht dat de reclassering ondanks de twijfels over de ontvankelijkheid van verdachte voor hulpverlening bereid is om toe te zien op eventuele bijzondere voorwaarden, zoals geformuleerd in het eerdere rapport van 25 maart 2021, met uitzondering van de daarin genoemde voorwaarde van begeleid wonen. De reclassering adviseert een aanvullende voorwaarde op te leggen, in de vorm van middelencontroles, om meer zicht te krijgen op eventuele middelenproblematiek. In het reclasseringsrapport van 25 maart 2021, waar tevens acht op is geslagen door de rechtbank, worden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, ambulante behandeling met de mogelijkheid op een kortdurende klinische opname en schuldhulpverlening geadviseerd.
De rechtbank constateert dat verdachte ter terechtzitting met zijn zelfreflectie en open proceshouding een goede en hoopvolle indruk maakt en een positieve draai aan zijn leven wil geven. De rechtbank heeft echter twijfels of verdachte dat zal gaan lukken. De rechtbank vindt het dan ook van belang dat verdachte begeleiding en hulp krijgt. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om bij het bepalen van de op te leggen straf af te wijken van de eis van de officier van justitie. Zo zal de rechtbank niet een taakstraf opleggen, omdat de rechtbank het risico ziet dat de belasting voor verdachte bij het uitvoeren van een taakstraf te groot wordt als hij daarnaast ook moet voldoen aan de hierna te noemen bijzondere voorwaarden die de rechtbank zal opleggen. Dit zou dan ten koste kunnen gaan van de medewerking van verdachte aan de bijzondere voorwaarden. De rechtbank zal de door de officier van justitie gevorderde taakstraf evenwel verdisconteren in de oplegging van een hogere gevangenisstraf.
Alles afwegende, zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. Van die 180 dagen zullen 90 dagen voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van 3 jaar.
De rechtbank zal voorts de volgende bijzondere voorwaarden opleggen: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname bij een terugval, het meewerken aan schuldhulpverlening en aan controles op middelengebruik.
De rechtbank zal de dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden niet bepalen, omdat er niet wordt voldaan aan de voorwaarde van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts acht de rechtbank het van groot belang dat verdachte geen contact zal opnemen met [persoon 1] . De rechtbank zal dan ook een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sv, inhoudende een contactverbod met [persoon 1] opleggen, voor de duur van 3 jaar en deze dadelijk uitvoerbaar verklaren.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 38w, 57, 184a, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
 Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde − in zaak A onder feiten 1 en 2, in zaak B onder feiten 1 en 2 en in zaak C onder feiten 1 en 2 − heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
 Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A feit 1:
belaging;
ten aanzien van zaak A feit 2en zaak C feit 1:
telkens: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
ten aanzien van zaak B feit 2 en zaak C feit 2:
telkens: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
ten aanzien van zaak B feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte van
90 (negentig) dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt:

Algemene voorwaarden
- Veroordeelde maakt zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig aan een strafbaar feit;
- Veroordeelde moet ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden.
- Veroordeelde moet medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.

Bijzondere voorwaarden
- Veroordeelde moet zich melden bij Reclassering Inforsa, [adres] . Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd van 3 jaar blijven melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd van 3 jaar onder behandeling stellen van een Forensische Ambulante Zorgpoli Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter dan de reclassering nodig vindt.
- Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd van 3 jaar onthouden van het gebruik van verdovende middelen en alcohol en is verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan blaas- of urineonderzoek.
- Veroordeelde moet meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde moet in dat kader inzicht aan de reclassering geven in zijn financiën en schulden.
Geeft aan de Reclassering Inforsa opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Vrijheidsbeperkende maatregel inhoudende een contactverbod
Legt op de maatregel zich te onthouden van contact met
[persoon 1]voor de duur van
3 (drie) jaar. Dit contactverbod houdt in dat veroordeelde op geen enkele wijze − direct of indirect − contact zal opnemen, zoeken of hebben met [persoon 1] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de
maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 (zeven) dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens deze [persoon 1] , beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
 Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. M. Snijders Blok-Nijensteen en L. Rienks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. Koudadi, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 augustus 2021.
[...]
[...]