ECLI:NL:RBAMS:2021:4717

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2021
Publicatiedatum
2 september 2021
Zaaknummer
CV 21-626
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van verstek in een geschil over een overeenkomst voor de levering van energie met onduidelijke en cumulatieve boetebepalingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 26 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap NUTSSERVICES B.V., handelende onder de naam Budgetenergie, en een gedaagde die niet is verschenen. Budgetenergie vorderde betaling van € 363,83, inclusief nevenvorderingen, op basis van een overeenkomst voor de levering van energie die door de gedaagde voortijdig was beëindigd. De kantonrechter heeft ambtshalve onderzocht of de bedingen in de overeenkomst, met name de boetebepalingen, niet oneerlijk waren in de zin van de Richtlijn 93/13 EG. De rechter heeft vastgesteld dat de boetebepalingen niet transparant waren en cumulatief oneerlijk, wat leidde tot de vernietiging van deze bedingen. De rechter oordeelde dat Budgetenergie onvoldoende duidelijk had gemaakt dat bij voortijdige beëindiging van de overeenkomst drie verschillende vergoedingen in rekening konden worden gebracht. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 13,83 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, en € 40,00 aan buitengerechtelijke kosten, terwijl de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8966307 CV EXPL 21-626
vonnis van: 26 augustus 2021
fno.: 48616

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NUTSSERVICES B.V., handelende onder de naam BUDGETENERGIE

gevestigd te Amsterdam
eiseres, nader te noemen: Budgetenergie
gemachtigde: J.J. Sikkema, gerechtsdeurwaarder
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
niet verschenen.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij exploot van dagvaarding van 22 december 2020, met producties, heeft Budgetenergie gevorderd dat gedaagde zal worden veroordeeld tot betaling van € 363,83 met nevenvorderingen, een en ander zoals in de dagvaarding nader omschreven.
Gedaagde heeft geen uitstel verzocht en evenmin geantwoord. Tegen gedaagde is verstek verleend, waarna vonnis is bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Budgetenergie baseert de vordering op de door haar overgelegde eindnota van
27 augustus 2019, die ziet op de periode 1 februari 2019 tot 29 juli 2019. Volgens Budgetenergie heeft gedaagde binnen één jaar na sluiting de overeenkomst voortijdig beëindigd en is hij daarom op grond van de algemene voorwaarden een opzegvergoeding verschuldigd. Verder vordert Budgetenergie (een gedeelte van) de welkomstcadeaukaart terug op grond van de overgelegde kortingsvoorwaarden.
2. Budgetenergie heeft – voor zover van belang – de volgende stukken overgelegd:
3. schermafdrukken van het digitale aanmeldproces;
4. een bevestigingsmail aan gedaagde van 23 december 2018 met daarbij gevoegd de volgende stukken;
i. een leveringsovereenkomst elektriciteit en gas –particulier, met als bijlage de voorwaarden leveringsovereenkomst;
ii. een tarievenblad voor gas en een tarievenblad voor elektriciteit voor “drie jaar Vast –Particulier”;
iii. een informatieblad met betrekking tot overstappen;
iv. een instructieblad voor ontbinding/herroeping, met bijgevoegd het formulier voor ontbinding/herroeping;
v. kortingsvoorwaarden Budget Energie Mediamarkt actie
vi. voucher cadeaukaart;
de algemene voorwaarden van Budgetenergie voor levering van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers 2017;
verklaring van ontvangst cadeaukaart;
de eindnota van 27 augustus 2019;
een per e-mail verzonden zogenaamde 14-dagenbrief van 11 oktober 2019.
Voorop wordt gesteld dat de dagvaarding de eis en gronden daarvan moet vermelden en dat Budgetenergie de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid moet aanvoeren.
4. Gedaagde is een consument, althans wordt vermoed consument te zijn. In dat geval moet de kantonrechter ambtshalve onderzoeken of de bedingen die in de tussen partijen gesloten overeenkomst staan niet oneerlijk zijn in de zin van Richtlijn 93/13 EG (richtlijn oneerlijke bedingen). De kantonrechter moet ook ambtshalve onderzoeken of Budgetenergie de op haar rustende informatieverplichtingen heeft nageleefd.
Verkoop buiten verkoopruimte
5. Volgens Budgetenergie is de overeenkomst tussen partijen aangegaan in een vestiging van de MediaMarkt zodat sprake is van een overeenkomst buiten verkoopruimte. Budgetenergie moest derhalve voldoen aan de informatieverplichtingen als genoemd in artikelen 6:230m en 230t van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarbij met name van belang is of aan gedaagde het recht op herroeping (op juiste wijze) is meegedeeld.
(Pre)contractuele informatieverplichtingen
6. Het doel van artikel 6:230m lid 1 BW is om de consument de mogelijkheid te geven een weloverwogen besluit te nemen over zijn aankoop. Een verwijzing achteraf naar waar de informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 BW op de website dan wel in de algemene voorwaarden kan worden gevonden is, gelet op voornoemd doel, in beginsel niet afdoende.
7. Volgens Budgetenergie heeft gedaagde met een medewerker van de MediaMarkt ter plaatse een digitaal aanmeldformulier ingevuld op een tablet. Het digitale aanmeldproces is weergegeven op de overgelegde schermafdrukken. Met toestemming van gedaagde zijn de aanmeldgegevens en de informatie van artikel 6:230m lid 1 BW per e-mail naar hem verzonden. Bij de e-mail zijn ook een kopie van de overeenkomst en het tarievenblad meegestuurd, aldus Budgetenergie.
8. Budgetenergie heeft een e-mail van 23 december 2018, gericht aan gedaagde, overgelegd. Daaruit volgt dat in PDF-vorm een tarievenblad, een leveringsovereenkomst, een herroepingsformulier, ‘informatie overstappen’, kortingsvoorwaarden en een voucher aan gedaagde zijn gestuurd. Voor de algemene voorwaarden wordt verwezen naar een link.
9. Gezien de schermafdrukken en de door Budgetenergie gegeven toelichting wordt vastgesteld dat is voldaan aan de essentiële precontractuele informatieverplichtingen (daaronder wordt begrepen de informatieverplichtingen genoemd in artikel 6:230m lid 1 onder a, b, e, h, o en p BW). Aan de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 6:230t lid 1 en 2 BW heeft Budgetenergie met het verzenden van de e-mail van 23 december 2018 eveneens voldaan, waarbij ervan uit wordt gegaan dat gedaagde door het opgeven van zijn e-mailadres ten tijde van de aanmelding, heeft ingestemd met het verstrekken van de overeenkomst en de betreffende informatie per e-mail in plaats van op papier.
Opzegvergoeding en cadeaukaart
10. Uit de eindnota volgt dat naast de leveringskosten voor gas en elektriciteit een opzegvergoeding en een vergoeding voor de bij het aangaan van de overeenkomst aan gedaagde verstrekte cadeaukaart in rekening zijn gebracht. Deze vergoedingen zijn verschuldigd omdat gedaagde de overeenkomst, die is aangegaan voor de periode van drie jaar, volgens Budgetenergie binnen een jaar en dus voortijdig heeft beëindigd.
11. Budgetenergie beroept zich op toepasselijke voorwaarden, waarvan als gezegd ambtshalve moet worden getoetst of deze oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn 93/13. Artikel 3 van deze richtlijn bepaalt dat een beding als oneerlijk wordt beschouwd als het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De Nederlandse rechter moet deze toets (onder andere) verrichten via de open norm van artikel 6:233 sub a BW en, meer in het bijzonder, de artikelen 6:236 en 6:237 BW. Op grond van de open norm is een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar als het onredelijk bezwarend is, gelet op de aard en overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen en de overige omstandigheden van het geval. Artikel 5 van de richtlijn bepaalt voorts: “In het geval van overeenkomsten waarvan alle of bepaalde aan de consument voorgestelde bedingen schriftelijk zijn opgesteld, moeten deze bedingen steeds duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld. In geval van twijfel over de betekenis van een beding, prevaleert de voor de consument gunstigste interpretatie. (...)”.
12. De rechter moet bij het onderzoek van het mogelijkerwijs oneerlijke karakter van een beding rekening houden met de mate van wisselwerking tussen het betrokken beding en andere bedingen, afhankelijk van met name hun respectieve draagwijdte. Om te beoordelen of het bedrag van de aan de consument opgelegde schadevergoeding mogelijkerwijs onevenredig hoog is in de zin van punt 1 onder e van de bijlage bij die richtlijn, moet bij een dergelijk onderzoek bijzonder belang worden gehecht aan de bedingen die op dezelfde tekortkoming zien (Hof van Justitie EU 10 september 2020. ECLI:EU:C:2020:687).
13. Uit de stukken volgt dat Budgetenergie voor het voortijdig beëindigen van de overeenkomst in haar algemene voorwaarden drie verschillende vergoedingen heeft bedongen, te weten:
1. terugvordering van de door Budgetenergie aan de vorige leverancier betaalde opzegvergoeding met een maximum van € 125,- per product (artikel 8 van de voorwaarden leveringsovereenkomst);
2. een opzegvergoeding per aansluiting die afhankelijk is van de resterende looptijd van maximaal € 125,- per aansluiting (tarievenblad en artikel 21.3 van de algemene voorwaarden voor de levering van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers 2017) en
3. in het geval van herroeping binnen 14 dagen terugvordering van het totaalbedrag van de cadeaukaart, dan wel – in het geval van opzegging binnen het jaar – terugvordering van de waarde van de cadeaukaart met een maximum van € 50,- per product (artikel 8, 9 en 16 van de kortingsvoorwaarden).
13. Hieruit volgt dat de betreffende boetebepalingen niet zijn opgenomen in één document maar in diverse voorwaarden behorend bij de overeenkomst. Zelfs de bepalingen over de welkomstcadeaukaart zijn niet in één document opgenomen. In de betreffende boetebedingen is ook niet verwezen naar de (mogelijke toepasselijkheid van de) andere bedingen. Uit de overgelegde screenprints van het aanmeldproces blijkt dat gedaagde voor het aangaan van de overeenkomst alleen is gewezen op de opzegboete bij voortijdige beëindiging van de overeenkomst en het terugvorderen van de bij een overstap vergoede boete en niet op het terugvorderen van de welkomstcadeaukaart. In de bevestigingsmail van de overeenkomst is in het geheel niet gewezen op de verschuldigdheid van verschillende boetes bij voortijdige beëindiging van de overeenkomst. Conclusie is dan ook dat Budgetenergie ten tijde van het sluiten van de overeenkomst onvoldoende duidelijk heeft gemaakt dat bij het voortijdig beëindigen van de overeenkomst drie verschillende vergoedingen in rekening kunnen worden gebracht. De boetebepalingen in onderling samenhang bezien voldoen dan ook niet aan de in artikel 5 van de Richtlijn gestelde eisen van transparantie en daarmee ook niet aan artikel 6:238 lid 2 BW, dat een uitwerking is van artikel 5 van de Richtlijn.
15. Daarnaast maken de betreffende bedingen het mogelijk dat in totaal een bedrag van € 300,00 per product (dus € 600,00 bij gas en elektriciteit) in rekening kan worden gebracht wegens voortijdige beëindiging. Mede gelet op de in de Richtsnoeren Redelijke Opzegvergoedingen Vergunninghouders opgenomen maximum vergoedingen is dit totaal aan opzegvergoedingen onevenredig hoog in de zin van punt 1 onder e van de bijlage bij de Richtlijn 93/13 EG ten opzichte van de betreffende tekortkoming aan de zijde van de consument. Daarbij is van belang dat het aanbieden van een welkomstcadeaukaart en/of het vergoeden van de opzegvergoeding van de vorige leverancier door Budgetenergie aan gedaagde is aangeboden met het doel deze te bewegen een overeenkomst met haar te sluiten. Deze bedingen worden dan ook als oneerlijk aangemerkt en vernietigd. De op grond van die bedingen gevorderde opzegvergoeding en het bedrag van de cadeaukaart zijn daarom niet toewijsbaar.
16. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat aan hoofdsom € 13,83 toewijsbaar is. Hierover is de wettelijke rente verschuldigd, zoals hierna is bepaald.
17. De buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar, zij het dat deze worden berekend over het toe te wijzen bedrag.
18. Gelet op de uitkomst van de procedure worden de proceskosten gecompenseerd.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde tot betaling aan Budgetenergie van;
- € 13,83 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2019 tot aan de voldoening;
- € 40,00 exclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten;
compenseert de proceskosten en bepaalt dat partijen ieder hun eigen kosten dragen;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.