ECLI:NL:RBAMS:2021:4705

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2021
Publicatiedatum
2 september 2021
Zaaknummer
9146332 EA VERZ 21-258
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van de beslagvrije voet in het kader van een verzoek tot aanpassing door de kantonrechter

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 12 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoek van [verzoeker], de Ontvanger van de Belastingdienst/kantoor Buitenland, om de beslagvrije voet aan te passen. [verzoeker], woonachtig in Spanje, had eerder een verzoek ingediend om vaststelling van een beslagvrije voet, dat op 31 juli 2018 was afgewezen. De Belastingdienst had beslag gelegd op zijn AOW-uitkering en stelde de beslagvrije voet vast op € 657,00 per maand, terwijl [verzoeker] verzocht om een hogere beslagvrije voet om in zijn noodzakelijke kosten van bestaan te kunnen voorzien.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoeker] onvoldoende bewijs heeft geleverd van zijn financiële situatie en dat de door hem opgevoerde kosten niet als uitzonderlijk of noodzakelijk kunnen worden gekwalificeerd. De kantonrechter oordeelde dat de Belastingdienst de beslagvrije voet correct had vastgesteld en dat er geen sprake was van een kennelijk onevenredige hardheid. De kantonrechter heeft de beslagvrije voet met ingang van 1 januari 2021 vastgesteld op € 657,00 per maand en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9146332 EA VERZ 21-258
beschikking van: 12 augustus 2021
func.: 33806

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

[verzoeker]

wonende te [woonplaats] , Spanje
verzoeker
nader te noemen: [verzoeker]
procederend in persoon
t e g e n

de Ontvanger van de Belastingdienst/kantoor Buitenland

gevestigd te Heerlen
verweerder
nader te noemen: de Belastingdienst
gemachtigde: R.A.P. Schrijvers

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het procesdossier bestaat uit:
  • het verzoekschrift, ingekomen op 9 april 2021;
  • het verweerschrift, met bijlagen;
  • de reactie op het verweerschrift van [verzoeker] ;
  • het aanvullende verweerschrift van de Belastingdienst.
De datum voor beschikking is bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedag] 1944, is woonachtig in Spanje.
1.2.
De Belastingdienst heeft beslag gelegd onder de Sociale verzekeringsbank (SVB) op de uitkering van [verzoeker] .
1.3.
Bij beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 31 juli 2018 is een eerder verzoek van [verzoeker] om vaststelling van een beslagvrije voet afgewezen.
1.4.
Bij brief van 11 maart 2021 heeft de Belastingdienst [verzoeker] meegedeeld dat de beslagvrije voet vanaf 1 januari 2021 wordt vastgesteld op € 657,00 per maand. De beslagvrije voet voor het inkomen waarop de vordering is gedaan, is € 571,00.
1.5.
In april 2021 wordt van de netto AOW-uitkering van € 1.039,44 een bedrag van € 447,34 afgedragen aan de Belastingdienst, zodat € 592,10 aan netto AOW-uitkering resteert.

Verzoek

2. Naar de kantonrechter begrijpt verzoekt [verzoeker] dat de kantonrechter de beslagvrije voet zodanig aanpast dat [verzoeker] weer de volledige beschikking heeft over zijn uitkering van de SVB.
3. [verzoeker] geeft aan dat zijn huur € 434,00 per maand en de kosten van elektriciteit € 0,39 per Kw bedragen. Daarnaast bedragen de premie ziektekostenverzekering € 125,00 per maand, de verzekeringen voor auto en caravan € 22,00 per maand, de onderhoudskosten van zijn hond € 120,00 per maand en de kosten van TV en telefoon € 35,00 per maand. Verder betaalt [verzoeker] € 100,00 per maand aan aflossing op de schuld aan de camping. [verzoeker] heeft nooit post van de Belastingdienst ontvangen omdat het adres niet volledig is.

Verweer

4. De Belastingdienst voert aan dat er op dit moment een belastingschuld bestaat van in totaal € 10.324,34, te weten 1 naheffingsaanslag inkomensheffing en 13 naheffingsaanslagen motorrijstuigenbelasting. De naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting hebben betrekking op het kenteken [kenteken] (betreffende een [automerk] van [datum] ) dat sinds 6 mei 2017 op naam van [verzoeker] is geregistreerd. Deze registratie is niet door hem beëindigd bij zijn vertrek naar het buitenland.
5. Volgens de Belastingdienst heeft [verzoeker] geen volledige inzage gegeven in zijn financiële situatie en blijft hierdoor onduidelijkheid bestaan over zijn inkomsten. In verband met de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet heeft de Belastingdienst de beslagvrije voet met terugwerkende kracht tot 1 januari 2021 verhoogd naar € 657,00. De beslagvrije voet voor het inkomen waarop de vordering is gedaan, is daarbij vastgesteld op € 571,00 in verband met de maandelijks uitkering van € 86,00 die [verzoeker] van het ABP ontvangt en waarop geen beslag van de Belastingdienst rust. Er is geen sprake van omstandigheden waardoor de vaststelling van de beslagvrije voet leidt tot een onevenredige hardheid, aldus de Belastingdienst.

Beoordeling

6. De gegrondheid en de hoogte van de vorderingen die aan het beslag ten grondslag liggen staan in dit geding niet ter beoordeling. [verzoeker] had daartoe bezwaar dienen te maken tegen de betreffende naheffingsaanslagen inkomensheffing en motorrijtuigenbelasting.
7. [verzoeker] stelt dat hij nooit post van de Belastingdienst heeft ontvangen omdat het adres niet volledig is. De Belastingdienst voert aan dat [verzoeker] met ingang van 1 oktober 2017 staat geregistreerd op het door de Belastingdienst gehanteerde adres. De Belastingdienst heeft opgemerkt dat de SVB haar brieven adresseert met de toevoeging “ [naam camping] ”. Naar het oordeel van de kantonrechter is het niet aan de Belastingdienst om navraag te doen bij de SVB over het volledige adres van [verzoeker] . Het is aan [verzoeker] als belastingplichtige om de Belastingdienst op de hoogte te stellen van zijn juiste adres.
8. Niet gesteld of gebleken is dat [verzoeker] de Belastingdienst over zijn volledige adres op de camping in Spanje heeft ingelicht, terwijl dit wel op zijn weg had gelegen. Hetgeen [verzoeker] in dit verband heeft aangevoerd zal daarom verder onbesproken blijven.
9. Op grond van artikel 475da lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bedraagt de beslagvrije voet 47,5% van de norm, genoemd in artikel 21, onderdeel b, van de Participatiewet, indien de geëxecuteerde op grond van de basisregistratie personen geen woonadres in Nederland heeft. Indien de geëxecuteerde buiten Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft, wordt de beslagvrije voet vermenigvuldigd met een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde woonlandfactor.
10. De norm genoemd in artikel 21, onderdeel b, van de Participatiewet bedroeg met ingang van 1 januari 2021 € 1.536,34; met ingang van 1 juli 2021 is dit bedrag verhoogd tot € 1.541,00. Met toepassing van het percentage van 47,5% komt de beslagvrije voet vanaf 1 januari 2021 neer op € 729,76. De factor als bedoeld in artikel 475da lid 4 Rv, die is vastgesteld in de Regeling beslagvrije voet, bedraagt voor Spanje 0,9, zodat de factor leidt tot een beslagvrije voet van € 656,79 per maand.
11. Op grond van artikel 475e lid 1 Rv blijft het bepaalde in artikel 475da, vierde lid, eerste zin, buiten toepassing, indien de geëxecuteerde over een niet in de basisregistratie personen opgenomen vaste woon- of verblijfplaats beschikt en hij de deurwaarder die gerechtigd is ten laste van hem binnen Nederland beslag te leggen, inzicht geeft in zijn leefsituatie en zijn bronnen van inkomsten. In dat geval geldt dus niet het percentage van 47,5% maal de woonlandfactor, maar moet de ‘normale’ beslagvrije voet worden vastgesteld.
12. Op grond van artikel 475fa Rv kan de kantonrechter op verzoek van de geëxecuteerde de beslagvrije voet voor een door de kantonrechter te bepalen termijn verhogen, indien de toepassing van de artikelen 475da tot en met 475e leidt tot een kennelijk onevenredige hardheid als gevolg van een omstandigheid waarmee geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de beslagvrije voet door verweerders.
13. De kantonrechter stelt vast dat [verzoeker] geen aanknopingspunten heeft gegeven voor een hogere beslagvrije voet. [verzoeker] heeft onvoldoende inzicht gegeven in zijn financiële situatie, terwijl hij is gewezen op de noodzaak om zijn financiële positie met bewijsstukken te onderbouwen. Gelet op de eerdere onder 1.3. genoemde procedure had het in de onderhavige procedure juist op de weg van [verzoeker] gelegen om uit eigen beweging zoveel mogelijk openheid van zaken te verschaffen om op die manier alle onduidelijkheid omtrent zijn financiële situatie weg te nemen. [verzoeker] heeft geen bewijsstukken overgelegd met betrekking tot zijn maandelijkse inkomsten en uitgaven, afgezien van een rekening van camping [naam camping] . De maandelijkse uitgaven die [verzoeker] stelt te hebben, zijn bovendien niet te kwalificeren als uitzonderlijke en noodzakelijke, niet (deels) via andere wegen te verlagen extra kosten waardoor [verzoeker] onder het bestaansminimum komt.
14. De conclusie is dat [verzoeker] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij met een beslagvrije voet van € 657,00 per maand voor zijn gehele inkomen niet kan voorzien in de noodzakelijke kosten van bestaan in Spanje.
15. De kantonrechter zal daarom bepalen dat de beslagvrije voet met ingang van 1 januari 2021 moet worden vastgesteld op € 657,00 per maand.
16. Gelet op de aard van de onderhavige procedure zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat partijen ieder de eigen kosten dragen.

BESLISSING

De kantonrechter:
bepaalt dat de beslagvrije voet met ingang van 1 januari 2021 moet worden vastgesteld op € 657,00 per maand;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus gegeven door mr. E.D. Bonga-Sigmond, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 augustus 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.