7.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich twee keer schuldig gemaakt aan het mishandelen van zijn moeder. Ook heeft hij haar één keer bedreigd. Dit zijn ernstige feiten, waarbij in het geval van de mishandelingen ook inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Ook heeft verdachte twee winkeldiefstallen gepleegd. Dit zijn vervelende feiten die zorgen voor veel overlast voor winkeliers.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 17 juni 2021. Hieruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaar tweemaal is veroordeeld voor diefstallen.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de Pro Justitia dubbelrapportage opgemaakt door dr. A.W.J.M. Trompenaars, psychiater, en drs. B.Y. van Toorn, GZ-psycholoog, op respectievelijk 22 februari 2021 en 28 december 2020. Hieruit blijkt onder meer het volgende:
Er is bij verdachte sprake van ziekelijke stoornissen in de vorm van schizofrenie en van afhankelijkheid van cannabis. Als gevolg van de schizofrenie zijn er bij verdachte ernstige en blijvende cognitieve defecten ontstaan. Hiervan was ook sprake ten tijde van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. Bij de respectievelijk aan verdachte ten laste gelegde feiten hebben verschillende aspecten van de bij verdachte reeds langdurig aanwezige psychiatrische problematiek een rol gespeeld, zoals de negatieve symptomatologie (gedachtenarmoede, spraakarmoede, emotionele afvlakking en onverschilligheid), cognitieve
achteruitgang, (snel) verbaal en fysiek agressief kunnen worden, moeilijk stuurbaar en
onberekenbaar zijn, een verlaagde frustratietolerantie hebben, afgenomen controle en
remmingen op zijn eigen gedrag hebben en direct en impulsief kunnen reageren,
zonder na te denken over de consequenties voor zijn omgeving en/of voor zichzelf. Door de combinatie van middelengebruik en schizofrenie is verdachte een man geworden die sterk gedreven wordt door lusten (blowen, eten, drinken). Vanuit het voorgaande kunnen de diefstallen van frisdrank op 4 oktober 2019 en 6 januari 2020 verklaard worden als acties van verdachte gericht op directe bevrediging van een behoefte aan drinken: verdachte loopt in de supermarkt, wil wat te drinken hebben, pakt frisdrank die hij lekker vindt, stopt die in zijn jas en verlaat de winkel. Daarnaast ervaart verdachte een sterke zwerfdrang en zucht naar middelen. Moeder tracht om hem hierin te begrenzen en te sturen, maar dit wordt door verdachte niet verdragen. Hierdoor is er een pervasief patroon van agressief gedrag ontstaan waarbij moeder verdachte begrenst, hij met woede reageert, uithaalt en haar slaat/stompt. Door de vervlakking van het affect en het ontbreken van een emotionele beleving daarbij, ervaart verdachte geen spijt of schuld over zijn gedrag, staat hij niet stil bij de beleving van moeder en zijn er, in zijn algemeen, te weinig interne sturende of remmende factoren. In een poging om de dynamiek te doorbreken worden verdachte verschillende locatie- en contactverboden opgelegd, maar hij is door zijn problematiek niet in staat om zich hieraan te houden. Bovendien is thuis de enige veilige plek die hij kent en heeft hij geen alternatief.
De bevindingen uit dit onderzoek leiden tot het advies om alle feiten die aan verdachte ten laste worden gelegd, in een verminderde mate aan hem toe te rekenen. Op grond van het voorgaande heeft verdachte zijn wil niet in vrijheid kunnen bepalen en hij kon ook niet conform een dergelijk besef handelen. Het was daarbij echter niet zo dat verdachte geen enkele sturingsmogelijkheid over zijn handelen meer had.
De kans op recidive wordt bij een ongewijzigde situatie, met behulp van een uitgebreide risicotaxatie, als hoog ingeschat. Dit geldt zeker als verdachte weer naar huis zou gaan terugkeren. Er kunnen bij verdachte geen beschermende functies in zijn persoonlijkheid of in zijn functioneren worden vastgesteld. Op basis van de ervaringen met verdachte tot nu toe tijdens zijn verblijf bij [opname plaats] in een zeer gestructureerde zorgomgeving die ook mogelijkheden heeft om hem indien nodig adequaat te kunnen begrenzen, wordt duidelijk dat verdachte in staat is om in een dergelijke omgeving aangepast te kunnen functioneren. Naar mening van de rapporteur (psychiater) is het feit dat verdachte nog bij zijn moeder inwoont een belangrijke contextuele risicofactor: moeder lijkt uitgeput, kan de zorg voor verdachte niet meer aan, is bang voor hem en kan hem - ook fysiek - niet begrenzen, waardoor er gezien de ervaringen vanuit het verleden naar inschatting van deze rapporteur een reële kans is dat er in de thuissituatie opnieuw forse conflicten zullen kunnen gaan ontstaan. Ook de overige familieleden voelen zich ten aanzien van verdachte niet veilig. Bovendien kan verdachte via zijn moeder en familie in het bezit van drugs komen, terwijl dat voor hem gezien de bij hem aanwezige psychiatrische problematiek niet goed is. Er is ook gebleken dat dit risicoverhogend werkt. De onderlinge beïnvloeding van deze factoren en condities kan ertoe leiden dat de kans op recidive verder gaat oplopen.
Er is voor verdachte ter stabilisering, drugsvrij en medicatietrouw blijven en activering, een naar verwachting langdurige klinische behandeling nodig in een zeer gestructureerde zorgomgeving met mogelijkheden tot begrenzing en eventueel beveiliging. Daarna kan indien mogelijk bezien gaan of en zo ja in welke mate verdere resocialisatie mogelijk is, waarbij gedacht kan worden aan doorplaatsing van verdachte naar een (forensische) ambulante woonvorm. Een ambulante behandeling van verdachte behoort naar mening van de rapporteur (psychiater) niet tot de mogelijkheden. Verdachte ontvangt thans een behandeling binnen het kader van een door de rechtbank afgegeven zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte ggz. Omdat het de verwachting is dat verdachte nog lange tijd behandeling nodig heeft en de kans bestaat dat de zorgmachtiging niet wordt verlengd of dat verdachte mogelijk niet meer binnen dat kader behandeld kan worden, wordt de rechtbank in overweging gegeven om te bezien of het mogelijk en aangewezen is om aan verdachte voorwaarden op te leggen binnen het kader van een Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel. De feiten die thans aan verdachte ten laste worden gelegd, zouden volgens de rapporteurs dan in strafrechtelijke zin afgedaan kunnen worden middels binnen het in het kader van een voorwaardelijk strafdeel opleggen van een klinische opname in een zorginstelling.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de verschillende reclasseringsrapportages die over verdachte zijn opgemaakt, in het bijzonder het reclasseringsrapport van GGZ Reclassering Inforsa van 14 december 2020, opgemaakt door M. Staphorst, en het reclasseringsadvies van [naam instantie ] van 7 juli 2021, opgemaakt door E. Houwers.
Uit het reclasseringsrapport van GGZ Reclassering Inforsa blijkt het volgende: bij verdachte is sprake van een forse verstandelijke beperking, ernstige psychiatrische problematiek en verslavingsproblematiek. Agressie komt tot uiting wanneer hem iets niet wordt toegestaan, zoals geld om te kunnen voorzien in zijn middelengebruik. Verdachte is inwonend bij zijn moeder en zijn familie beheert zijn financiën. Verdachte is een uiterst kwetsbare man die intensieve zorg, ondersteuning en structuur nodig heeft om te kunnen functioneren in zijn dagelijks leven. Deze zorgintensiteit kan hem thuis niet worden geboden, daarbij is de situatie voor de familieleden onveilig wegens het onvoorspelbare gedrag van verdachte. Het risico op recidive in delictgedrag en op letselschade voor zichzelf en anderen wordt hoog ingeschat. Verdachte verblijft sinds 19 mei 2020 op [opname plaats] op schorsende voorwaarden. Verdachte is nauwelijks te motiveren en toont zich passief. De negatieve symptomen van zijn psychiatrische problematiek staan op de voorgrond. Zijn middelengebruik is een luxerende factor waardoor het psychotisch toestandsbeeld verergert. Verdachte toont geen ziekteinzicht of probleembesef en ziet geen reden om zijn middelengebruik te staken. Alle betrokken partijen zijn het er over eens dat verdachte langdurige, intensieve zorg nodig heeft. Een indicatie voor Verblijfszorg is door het Indicatiestelling Forensische Zorg (IFZ) afgewezen. Verdachte kan zich binnen een drangkader niet conformeren aan de voorwaarden, daarbij wordt gedragsverandering gelet op de ernstige complexe problematiek niet haalbaar geacht. Een zorgmachtiging is per 24 oktober 2020 afgegeven voor de duur van een half jaar en daarna verlengd. De reclassering is van mening dat een dergelijk kader te weinig bescherming zal bieden voor verdachte en anderen. De reclassering adviseert de rechtbank de Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel op te leggen. Deze maatregel wordt passend geacht wegens het hoge risico, de ernstige problematiek die na detentie nog steeds aanwezig zal zijn en doordat de maatregel kan worden verlengd indien dit nodig wordt bevonden.
Uit het reclasseringsadvies van [naam instantie ] blijkt dat er geen enkele verbetering in het toestandsbeeld is opgetreden. Bij vrijheden onttrekt verdachte zich geregeld met het gevolg dat hij lange periodes geen vrijheden heeft gehad. De verwachting is dat de situatie niet veel verder zal verbeteren. Er zal moeten worden gezocht naar een geschikte plek voor verblijfszorg.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen die de Pro Justitia rapportage hebben opgesteld over voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid van verdachte en maakt die tot de hare. Dit betekent dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht voor de bewezen verklaarde feiten.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de oplegging van een geldboete en een taakstraf niet haalbaar, in het bijzonder wegens de persoonlijke omstandigheden van verdachte. In plaats daarvan zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. Daarnaast zal nog een voorwaardelijk deel van hierna te noemen duur worden opgelegd.
De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte de behandeling blijft krijgen die hij nodig heeft, om zo goed mogelijk te kunnen functioneren en om het recidivegevaar te verminderen. Het is van belang dat verdachte voor een lange tijd onder toezicht blijft om gedurende die tijd onder meer te kunnen profiteren van een psychiatrische forensische behandeling, eventueel te kunnen worden opgenomen in een zorginstelling of te verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang. De maatregel tot beïnvloeding van het gedrag, zoals genoemd in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, biedt die mogelijkheid.
Naast de gevangenisstraf zal daarom aan verdachte de Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd. De rechtbank acht de oplegging van deze maatregel noodzakelijk ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. Verdachte kampt met complexe en duurzame problematiek, zodat langdurig toezicht nodig is om het recidiverisico te beteugelen. Voorts is aan alle wettelijke vereisten voor oplegging van deze maatregel voldaan. Het Openbaar Ministerie dient in een aparte procedure de tenuitvoerlegging van deze maatregel te vragen.
Omdat de Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel mogelijk pas later ten uitvoer wordt gelegd en de rechtbank het van groot belang vindt dat de behandeling van verdachte niet tussentijds wordt onderbroken, acht de rechtbank het daarnaast passend om aan verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen. Dit zijn dezelfde voorwaarden waarvan de reclassering heeft geadviseerd om deze aan de Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel te koppelen. Daarnaast zullen deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, om ervoor te zorgen dat de behandeling van verdachte kan voortduren.