ECLI:NL:RBAMS:2021:4604
Rechtbank Amsterdam
- Tussenbeschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot vaststelling van de beslagvrije voet in het kader van een terugvordering door de Gemeente Groningen
In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 24 juni 2021, is een verzoek behandeld van [verzoeker], een alleenstaande man woonachtig in Thailand, die de kantonrechter heeft verzocht om de door de Gemeente Groningen vastgestelde beslagvrije voet van € 532,92 te verhogen. Dit verzoek is ingediend op basis van artikel 475e (oud) van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in het kader van een terugvordering van een onterecht genoten uitkering door de Gemeente Groningen. De Gemeente Groningen heeft een bedrag van € 85.080,30 teruggevorderd, waarvan nog € 48.052,16 openstaat. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Gemeente Groningen op de AOW-uitkering van [verzoeker] beslag heeft gelegd, en dat de beslagvrije voet is vastgesteld op € 532,92, wat volgens [verzoeker] onvoldoende is om in zijn levensonderhoud te voorzien.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat de procedure zich niet leent voor een (her)beoordeling van de vordering uit hoofde waarvan het beslag is gelegd, maar dat er uitsluitend een oordeel kan worden gegeven over de beslagvrije voet. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoeker] onvoldoende financiële gegevens heeft verstrekt om zijn verzoek te onderbouwen. De kantonrechter heeft [verzoeker] de gelegenheid gegeven om zijn verzoek aan te vullen met bewijsstukken van zijn maandelijkse inkomsten en uitgaven, en heeft hem vier weken de tijd gegeven om dit te doen. De beslissing over de verdere procedure is aangehouden totdat [verzoeker] zijn verzoek heeft aangevuld en de Gemeente Groningen de gelegenheid heeft gekregen om hierop te reageren.