Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
[gedaagde 4],
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
[gedaagde 4],
1.Verder verloop van de procedure in de hoofdzaak en de vrijwaring
- het tussenvonnis van 24 maart 2021 en de daarin genoemde processtukken en/of proceshandelingen;
- akte na tussenvonnis met een productie van [eiser] ;
2.De beoordeling
in de hoofdzaak
2.10. De rechtbank is van oordeel dat de mate waarin de aan beide partijen toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, in beginsel even groot is. De billijkheid vordert echter dat de schadeplichtigheid van [gedaagden] c.s. aanzienlijk wordt verminderd. Daartoe is met name redengevend dat [gedaagden] c.s. in de eerste aanleg voor de rechtbank Den Haag al de argumenten naar voren hadden gebracht die, naar het oordeel van de(ze) rechtbank, in appel tot een andere beslissing hadden moeten leiden. Onduidelijk is echter gebleven - en door [eiser] is niet, althans niet op steekhoudende wijze nader toegelicht - waarom hij het tegen dit vonnis ingestelde appel niet heeft doorgezet, in aanmerking genomen dat het redigeren van een memorie van grieven op basis van de al in eerste instantie door [gedaagden] c.s. aangevoerde argumenten, onder deze omstandigheden geen bijzondere extra kosten zou hebben meegebracht, althans als deze kosten worden gerelateerd aan de kosten van de aansprakelijkheidsprocedure die hij daarna tegen [gedaagden] c.s. aanhangig heeft gemaakt.
3.in het incident
4.in de vrijwaringszaak
door de oudste rechter