ECLI:NL:RBAMS:2021:4576

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2021
Publicatiedatum
30 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3094
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op Wia-aanvraag met gegrondverklaring en vaststelling van dwangsom

In deze zaak heeft eiseres op 6 juni 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wia). De rechtbank Amsterdam heeft op 24 augustus 2021 uitspraak gedaan in deze bodemzaak. Eiseres had eerder op 11 maart 2020 een aanvraag ingediend die door verweerder was afgewezen. Na bezwaar en een gegrondverklaring van dat bezwaar, heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld omdat er geen besluit was genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de maximale dwangsom van € 1.442 heeft toegekend wegens het overschrijden van de beslistermijn. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder nog niet had beslist op de Wia-aanvraag. De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is er een nadere beslistermijn van drie maanden vastgesteld, omdat eiseres moeilijk bereikbaar is. De rechtbank heeft een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, in aanwezigheid van griffier mr. N. van der Kroft.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/3094

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
( [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Eiseres heeft op 6 juni 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag.
Verweerder heeft een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift ingestuurd.
Eiseres heeft hierop gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. Eiseres heeft op 6 november 2019 een aanvraag gedaan voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wia). Op 11 maart 2020 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Eiseres heeft met de brief van 22 april 2020 bezwaar gemaakt. Op
12 mei 2020 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en aan eiseres laten weten dat zij uitgenodigd zal worden voor het medisch spreekuur. Op 29 april 2021 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld, omdat verweerder niet op haar aanvraag heeft beslist. Eiseres heeft vervolgens op 6 juni 2021 beroep ingesteld.
4. Niet in geschil is dat verweerder nog niet heeft beslist op de Wia-aanvraag. Verweerder heeft met de brief van 9 juli 2021 aan eiseres de maximale dwangsom van € 1.442 toegekend wegens het overschrijden van de beslistermijn.
5. Het beroep is daarom gegrond.
6. Als het beroep gegrond is en er nog geen besluit is bekendgemaakt, draagt de rechtbank het bestuursorgaan op om binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend te maken. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [3] De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een bijzonder geval. Bij het aanvullend verweerschrift van 22 juli 2021 heeft verweerder een uitnodiging van 20 juli 2021 gevoegd waaruit blijkt dat eiseres was uitgenodigd voor een telefonisch gesprek met een verzekeringsarts op 2 augustus 2021. Verweerder heeft verklaard dat deze uitnodiging voor de zekerheid, wegens de onbereikbaarheid van eiseres, zowel naar haar laatst bekende adres in Nederland als naar de door eiseres opgegeven adres in Italië is verzonden. Eiseres heeft in reactie daarop verklaard de uitnodiging niet te hebben ontvangen. De rechtbank stelt vast dat verweerder hiermee heeft getracht om eiseres op een zo kort mogelijk termijn medisch te laten keuren, maar dat eiseres wegens haar woonomstandigheden onbereikbaar is. De rechtbank merkt in dit verband op dat stukken die door deze rechtbank naar het adres van eiseres in Italië zijn verzonden door de rechtbank retour zijn ontvangen met de mededeling ‘onbekend’. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat hoewel verweerder te laat is met het beslissen, dit niet uitsluitend aan verweerder te wijten is. Zo heeft verweerder meerdere malen getracht in contact te komen met eiseres, onder meer door middel van een videoconsult met Videobutler. De omstandigheid dat eiseres afgelegen in het buitenland woont en zowel telefonisch, online, als per post slecht bereikbaar is komt naar het oordeel van de rechtbank niet voor rekening van verweerder. Omdat het onduidelijk is wanneer contact kan worden gemaakt met eiseres stelt de rechtbank een nadere beslistermijn van drie maanden vast.
7. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 50,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank stelt een lagere dwangsom dan gebruikelijk vast omdat eiseres tot op heden moeilijk bereikbaar is gebleken en mogelijk nog moeilijk bereikbaar blijft. Dit neemt niet weg dat verweerder ook onder deze omstandigheden contact zal moeten leggen met eiseres teneinde haar medisch te keuren.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • draagt verweerder op binnen
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 50,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,‑;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. van der Kroft, griffier.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb
3.Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb