ECLI:NL:RBAMS:2021:4575

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2021
Publicatiedatum
30 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2476
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op Wob-verzoek

In deze zaak heeft eiser op 8 mei 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn is overschreden, ondanks dat eiser aanvankelijk heeft ingestemd met een langere termijn. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, heeft geen stukken of verweerschrift ingediend, waardoor de rechtbank uitgaat van de door eiser verstrekte informatie. Eiser had op 14 juli 2019 een Wob-verzoek ingediend, maar verweerder heeft tot op heden geen besluit genomen. Eiser heeft verweerder op 15 april 2021 in gebreke gesteld, maar ook daarna is er geen besluit genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de wettelijke beslistermijn is overschreden en er geen bijzondere omstandigheden zijn die een andere termijn rechtvaardigen. De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken en legt een dwangsom op van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 15.000,-. Tevens dient verweerder het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/2576

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 8 mei 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Verweerder heeft, ondanks een verzoek daartoe van de rechtbank, geen stukken en ook geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. Verweerder heeft in dit dossier geen stukken ingediend. De rechtbank gaat daarom uit van de door eiser verstrekte informatie. Eiser heeft op 14 juli 2019 een Wob-verzoek ingediend. Hierin verzoekt hij om openbaarmaking van informatie over het Team Zoeklicht. De rechtbank overweegt dat verweerder binnen vier weken op het Wob-verzoek moet beslissen, [3] tenzij verweerder binnen die termijn aangeeft dat meer tijd nodig is om te beslissen op het verzoek. In dat geval kan de termijn met vier weken worden verlengd. [4] Met de brief van 25 oktober 2019 heeft verweerder ontvangst van het verzoek op 14 juli 2019 bevestigd. In dezelfde brief heeft verweerder meegedeeld dat het niet mogelijk is om binnen de wettelijke beslistermijn te beslissen. Daarnaast staat in deze brief dat eiser heeft ingestemd met een nadere afspraak over de beslistermijn en dat eiser bereid is zijn verzoek te specificeren. Dit betekent dat verweerder in beginsel met toestemming van eiser een nadere beslistermijn mocht bepalen. Uit de door eiser overgelegde correspondentie blijkt dat er overleg en afstemming is geweest tussen partijen om tot de afwikkeling van het verzoek te komen, maar dat verweerder tot op heden geen besluit heeft genomen. Per e-mail op 15 april 2021 heeft eiser verweerder daarom in gebreke gesteld. Ontvangst van de ingebrekestelling is door verweerder bevestigd met de email van 21 april 2021. In deze e-mail stelt verweerder het verzoek op korte termijn te kunnen afronden. Verweerder heeft echter nog geen besluit genomen. Daarom is eiser op 8 mei 2021 in beroep gegaan wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag.
4. De rechtbank stelt vast dat hoewel eiser is meegegaan met een langere beslistermijn, de wettelijke beslistermijn en de wettelijke mogelijkheid om de termijn te verlengen zijn verstreken. De beslistermijn is daarom overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder na die beslistermijn in gebreke heeft gesteld en meer dan twee weken daarna in beroep is gegaan.
5. Het beroep is dus gegrond.
6. Als het beroep gegrond is en er nog geen besluit is bekendgemaakt, draagt de rechtbank het bestuursorgaan op om binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend te maken. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [5] Verweerder heeft geen verweerschrift en ook geen stukken ingestuurd. Een bijzondere omstandigheid is daarom gesteld noch gebleken. Dat betekent dat verweerder uiterlijk 14 dagen na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend moet maken.
7. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 100,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • draagt verweerder op binnen
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,‑,
  • en;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. van der Kroft, griffier.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Artikel 6, eerste lid, van de Wob.
4.Artikel 6, tweede lid, van de Wob.
5.Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb