ECLI:NL:RBAMS:2021:4570

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2021
Publicatiedatum
30 augustus 2021
Zaaknummer
AWB - 21_ 3546
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen beslissing van de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft eiseres op 29 juni 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar door de Centrale Raad van Beroep (CRvB). De rechtbank Amsterdam heeft geoordeeld dat de CRvB geen bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1, tweede lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar een rechtscollege. Dit betekent dat de beslissing van de CRvB om geen proces-verbaal te verstrekken niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Awb. Eiseres had verzocht om een proces-verbaal van twee zittingen, maar de CRvB heeft aangegeven dat de aantekeningen voor intern gebruik zijn en dat er geen aantoonbaar belang is gebleken voor het opstellen van een proces-verbaal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er niet is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep, zoals genoemd in artikel 6:12, tweede lid, onder a, van de Awb. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door rechter M.M.L.A.T. Doll, in aanwezigheid van griffier N. van der Kroft, en is in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/3546

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

en

de Centrale Raad van Beroep, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 29 juni 2021, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar.
Verweerder heeft geen stukken ingediend, omdat aan deze zaak geen stukken ten grondslag liggen.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Eiseres heeft met de brief van 4 juni aan verweerder een proces-verbaal van een tweetal zittingen verzocht. Verweerder heeft hierop gereageerd met de brief van 16 juni 2021. Verweerder heeft in deze brief aangegeven dat de aantekeningen van de zitting voor intern gebruik zijn en uitsluitend als proces-verbaal worden opgetekend als daaraan een aantoonbaar belang ten grondslag ligt. Volgens verweerder is geen aantoonbaar belang gebleken.
3. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
4. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. [3] De rechtbank stelt vast dat verweerder geen bestuursorgaan is in de zin van 1:1, tweede lid en onder c, van de Awb, maar een rechtscollege [4] . De beslissing van verweerder om geen proces-verbaal te verstrekken kan daarom niet als besluit worden aangemerkt.
7. Gelet hierop moet naar het oordeel van de rechtbank worden geconcludeerd dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep, zoals genoemd in artikel 6:12, tweede lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht.
8. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L.A.T. Doll, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. van der Kroft, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb
3.Artikel 1:3, eerste lid van de Awb
4.Zie hiervoor bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van State van 27 juni 2018,