ECLI:NL:RBAMS:2021:4550

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
30 augustus 2021
Zaaknummer
C/13/701966 - C/13/701738
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige met complexe gedragsproblematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 29 juni 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: GI) had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar, alsook om toestemming voor wijziging van de verblijfplaats van [minderjarige]. De moeder van [minderjarige] heeft geen bezwaar tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, maar is tegen de wijziging van de verblijfplaats.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] sinds 19 juli 2018 onder toezicht staat en uit huis geplaatst is vanwege ernstige gedragsproblemen. Hij verblijft momenteel bij [instelling 1] te [plaats 1], waar hij positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt. De kinderrechter heeft de belangen van [minderjarige] vooropgesteld en geconcludeerd dat de huidige verblijfplaats het beste is voor zijn ontwikkeling. De verzoeken van de GI om de verblijfplaats te wijzigen zijn afgewezen, omdat de financiële overwegingen niet zwaarder wegen dan de belangen van [minderjarige].

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing met een jaar verlengd, tot 19 juli 2022. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat er transparantie moet zijn over de financiën van de plaatsing, maar dat dit geen reden mag zijn om de zorg voor [minderjarige] in gevaar te brengen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Amsterdam
Zaakgegevens : C/13/701966 / JE RK 21-387 (verlenging ots en verlenging muhp) en C/13/701738 / JE RK 21-373 (wijziging verblijfplaats)
datum uitspraak: 29 juni 2021

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

tevens
beschikking toestemming wijziging verblijfplaats
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdbescherming, hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder], wonende te [woonplaats 1] , hierna te noemen de moeder.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader], wonende te [woonplaats 2] , hierna te noemen de vader.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 4 mei 2021, inhoudende een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, ingekomen bij de griffie op 12 mei 2021;
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 6 mei 2021, inhoudende een verzoek tot het verlenen van toestemming tot wijziging van het verblijf van [minderjarige] , ingekomen bij de griffie op 07 mei 2021.
De kinderrechter heeft kennis genomen van een verweerschrift van mr. Van der Lee
namens de moeder, op de griffie van de rechtbank ontvangen op 25 juni 2021, en van een
e-mail bericht van de heer [naam 1] , persoonlijk begeleider bij [instelling 1] , van 28 juni 2021.
Op 29 juni 2021 heeft de kinderrechter de zaken mondeling met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de heer [naam 2] , namens de GI,
- mevrouw [naam 3] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad),
- de moeder, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. J.H.W. van der Lee en vergezeld door haar partner de heer [naam 4] ,
- mevrouw [naam 5] , namens [instelling 1] ;
- mevrouw [naam 6] , namens [instelling 2] .
Opgeroepen en niet verschenen is de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[minderjarige] verblijft op een kleinschalige groep van [instelling 1] te [plaats 1] .
Bij beschikking van 19 juli 2018 van de kinderrechter te Amsterdam is [minderjarige] met ingang van 19 juli 2018 tot 19 juli 2019 onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, gesteld en is tevens een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder met ingang van 19 juli 2018 tot 19 januari 2019 verleend.
Nadien zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing telkens verlengd, laatstelijk tot 19 juli 2021.

De verzoeken en het verweer

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar.
Tevens heeft de GI verzocht de uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van een jaar.
Voorts heeft de GI verzocht toestemming te verlenen tot wijziging van het verblijf van [minderjarige] .
De moeder heeft op 28 juni 2021 een verweerschrift met producties ingediend ten aanzien van de ingediende verzoeken.

De standpunten

De GIheeft op de mondelinge behandeling gepersisteerd bij de verzoeken. De GI heeft ter toelichting op de verzoeken verklaard dat [minderjarige] in maart 2021 binnen [instelling 1] naar een ander gezinshuis is verplaatst om hem voor te bereiden op de verhuizing naar het gezinshuis van [instelling 2] te [plaats 2] . Dit is zonder overleg met de GI gedaan, maar de GI kan de beweegredenen voor de interne verhuizing volgen.
[minderjarige] is gediagnosticeerd met CD en is destijds bij [instelling 1] geplaatst. De zorg voor [minderjarige] was te zwaar voor de moeder. [instelling 1] is erin geslaagd om een positieve ontwikkeling bij hem te bewerkstelligen. Hij is rustig geworden, volgt individueel onderwijs en verblijft op een groep. Na een periode van bezoeken van de moeder aan [minderjarige] in het gezinshuis, verblijft hij u een keer per twee weken een weekend bij de moeder. Hoewel de aanvaardbare termijn ruimschoots is overschreden, verzoekt de GI wederom een verlenging van de uithuisplaatsing. De GI is van mening dat beëindiging van het gezag van de moeder niet geïndiceerd is gelet op de grote rol die de moeder in het leven van [minderjarige] heeft.
Ten aanzien van het verzoek tot het verlenen van toestemming om de verblijfplaats van [minderjarige] te wijzigen heeft de GI verklaard dat de GI het niet in het belang van [minderjarige] vindt om hem te verplaatsen, maar vanuit [instelling 2] gezien is het financieel niet haalbaar om hem bij [instelling 1] te houden. De GI heeft geen zicht op de financiën. [instelling 2] heeft in maart 2021 aangegeven dat er binnen vier weken in de regio een plek voor [minderjarige] was. Daarom heeft de GI het verzoek ingediend. De GI is van mening dat aan een verplaatsing van [minderjarige] risico’s kleven en dat [minderjarige] ingeval van verplaatsing een tijd nodig heeft om dat te verwerken. Het is nodig dat [instelling 2] de risico’s afdekt.
De raadsvrouwvan de moeder heeft verklaard dat de moeder geen bezwaar heeft tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling en een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing met een jaar is niet bezwaarlijk voor de rust en voortgang van de ontwikkeling van [minderjarige] indien hij bij [instelling 1] kan blijven. De moeder wil op termijn de zorg voor [minderjarige] weer op zich nemen en daar zal stap voor stap naartoe moeten worden gewerkt. Er zijn geen argumenten vóór een wijziging van de verblijfplaats naar voren gebracht. Kennelijk spelen de financiën een grote rol. Helderheid over de financiën is er niet. [minderjarige] lijkt nu klem en verloren te zitten in deze kwestie. Zijn belang is dat hij, zolang de behandelaars dat in zijn belang vinden, bij [instelling 1] kan blijven. Hij is binnen [instelling 1] verplaatst en doet het nu goed op zijn huidige plek.
De moederheeft verklaard dat het goed gaat met [minderjarige] op zijn huidige plek. Bij [instelling 1] leert hij om beter met zijn emoties om te gaan. Hij kan vertellen waarom hij boos is en kan zich, als hij boos is, terugtrekken op zijn kamer. Als gevolg van de interne verhuizing bij [instelling 1] viel [minderjarige] terug naar één op één onderwijs, maar hij gaat nu weer terug naar klassikaal onderwijs.
[instelling 1]heeft verklaard dat [minderjarige] gevoelig is voor verandering, omdat hij kampt met hechtingsproblematiek. De verhuizing binnen [instelling 1] betrof een verhuizing naar een andere woning op het terrein. De school bleef hetzelfde en de gasthuisouders van de eerdere woning bleven in de buurt. De verhuizing leverde bij [minderjarige] veel spanning op en hij liet op school een terugval zien. Een verhuizing naar gezinshuis in [plaats 2] is op dit moment niet in het belang van [minderjarige] . [instelling 1] verwacht dat een wenselijke termijn waarbinnen naar een verplaatsing van [minderjarige] kan worden toegewerkt een paar jaar is.
[instelling 2]heeft verklaard dat [instelling 2] hoofdaannemer en eindverantwoordelijk voor de zorg is. [instelling 2] heeft van verschillende kanten vernomen dat het goed gaat met [minderjarige] , maar ondanks meerdere verzoeken ontvangt [instelling 2] geen plannen van aanpak betreffende [minderjarige] van [instelling 1] en krijgt [instelling 2] weinig zicht op hoe het met hem gaat. [instelling 2] maakt zich zorgen over waar [minderjarige] nu verblijft. Het heeft de voorkeur dat [minderjarige] opgroeit op een plek zo dicht mogelijk bij zijn eigen netwerk en gezien dat uitgangspunt is het gezinshuis in [plaats 2] klaar gemaakt voor de opvang van [minderjarige] . Het gezinshuis is al open. Er is een vast team en een gedragswetenschapper beschikbaar. Het is de bedoeling dat [minderjarige] met nog een jongetje daar verblijft. Uitgangspunt is dat in dat gezinshuis twee kinderen wonen. Indien het goed is voor die kinderen kan worden gekeken of daar meer kinderen kunnen worden opgevangen.
De Raadheeft verklaard dat [minderjarige] in 2018 snel uit huis geplaatst moest worden, omdat het niet goed ging met hem en de ouders. [minderjarige] kampt met een complexe stoornis en was thuis niet te houden. Nu, drie jaar verder, komt hij tot hechting en ontwikkeling en ook de moeder komt tot ontwikkeling. Voor de moeder is belangrijk dat het goed met [minderjarige] gaat. Zij staat achter deze plaatsing, is bereid om te reizen om [minderjarige] in [plaats 1] te bezoeken en is betrokken bij de behandeling. [minderjarige] heeft zich bij [instelling 1] zo goed ontwikkeld dat hij op school het VMBO-t niveau aankan. Niemand had kunnen bedenken dat dit mogelijk zou zijn. De Raad en de bij [minderjarige] betrokken hulpverleners vinden een verplaatsing van [minderjarige] naar het gezinshuis te [plaats 2] niet in zijn belang.
De Raad verzoekt het verzoek strekkende tot overplaatsing af te wijzen.
De behandeling van het verzoek kan ook worden aangehouden, teneinde partijen tot 19 juli 2021 de gelegenheid te geven om financiële stukken over te leggen. Op dit moment zijn die niet in het dossier aanwezig. [instelling 1] dient verantwoordelijkheid over de opvang van [minderjarige] af te leggen aan hoofdaannemer [instelling 2] .

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat sprake is van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarige die maakt dat hulpverlening in een gedwongen kader noodzakelijk is en dat het voorts in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] noodzakelijk is dat de uithuisplaatsing wordt verlengd. Er is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in de artikelen 1:255 en 1:265c, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De kinderrechter overweegt hierbij het volgende. [minderjarige] kampt met een anti-sociale gedragsstoornis die een aantal jaar geleden tot grote zorgen over zijn ontwikkeling en gedrag in zijn directe opvoedomgeving heeft geleid. Een langer verblijf thuis was onhoudbaar en bij beschikking van 19 juli 2018 is hij onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. Sinds december 2018 woont [minderjarige] in een gezinshuis van [instelling 1] te [plaats 1] . Hier wordt hem door professionele opvoedouders en hulpverlening een opvoedomgeving geboden die tegemoet komt aan wat hij nodig heeft om zich gunstig te ontwikkelen.
Het is in het belang van [minderjarige] dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd, omdat de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet (volledig) zijn behaald. Positief is dat de moeder instemt met een verlenging van de ondertoezichtstelling en open staat voor de hulpverlening en daaraan meewerkt. De komende tijd zal de hulpverlening tezamen met de ouders en [minderjarige] verder werken aan het behalen van de doelen ter afwending van de zorgen:
- [minderjarige] zijn problematiek hindert hem weinig in zijn dagelijkse bezigheden en sociale contacten.
- [minderjarige] woont op een plek waar hij de juiste aanpak ontvangt voor zijn problematiek en er
aandacht is voor behandeling.
-Ouders krijgen passende hulpverlening.
De ondertoezichtstelling zal voor de duur van een jaar worden verlengd, nu deze tijd naar verwachting noodzakelijk is om de zorgen aan te pakken.
Tevens zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] worden verlengd. De kinderrechter haakt aan bij hetgeen de Raad op de mondelinge behandeling heeft verklaard. De afgelopen jaren heeft [minderjarige] bij [instelling 1] een grote vooruitgang in zijn ontwikkeling laten zien en waardevolle stappen vooruit gezet, stappen waarvan op voorhand niet zomaar te voorzien was dat [minderjarige] deze zou kunnen maken. Hij komt tot hechting aan belangrijke personen in zijn leven en heeft ook op school een mooie ontwikkeling laten zien. Na een terugval in zijn gedrag na een interne verplaatsing van [minderjarige] ter voorbereiding van een overplaatsing naar [instelling 2] te [plaats 2] , heeft hij zijn plek op de huidige groep gevonden en is er weer verbetering van zijn gedrag te zien op de groep en op school. [minderjarige] heeft baat bij de hulpverlening en begeleiding die hem nu in het kader van de machtiging tot uithuisplaatsing worden geboden. Het is belangrijk dat zijn vooruitgang blijft gewaarborgd en dat zijn positieve ontwikkeling wordt voortgezet.
Het verzoek van de GI om toestemming te krijgen om de verblijfplaats van [minderjarige] te wijzigen is kennelijk, zo blijkt uit de stukken in het dossier en hetgeen betrokkenen ter zitting naar voren hebben gebracht, alleen ingegeven door de financiële problematiek tussen [instelling 2] , mogelijk de gemeente en [instelling 1] .
De GI heeft nauwelijks informatie verstrekt over (het niveau van) de zorgverlening en voorzieningen in het (sedert enkele maanden open zijnde) gezinshuis in [plaats 2] , zodat onduidelijk is of [instelling 1] en [instelling 2] instellingen van gelijkwaardig niveau zijn en of het gezinshuis van [instelling 2] tegemoet kan komen aan de opvoedbelangen van [minderjarige] . Alleen al gelet hierop en de hiervoor weergegeven positieve ontwikkeling van [minderjarige] bij [instelling 1] ondanks zijn stoornis, zijn kwetsbaarheid en zijn hechtingsproblematiek is een overplaatsing van [minderjarige] van [instelling 1] te [plaats 1] naar [instelling 2] te [plaats 2] een voor zijn ontwikkeling te risicovolle stap. Het verzoek om toestemming om de verblijfplaats van [minderjarige] te wijzigen wordt afgewezen; de belangen van [minderjarige] om op de huidige plek te mogen blijven wegen zwaarder dan de (mogelijke) financiële belangen van [instelling 2] (en de gemeente).
De machtiging tot verlenging van de uithuisplaatsing zal nader worden bepaald voor verblijf bij [instelling 1] te [plaats 1] . Het is belangrijk voor [minderjarige] dat hij zijn verblijf bij [instelling 1] , waar hij de afgelopen jaren veel vooruitgang heeft geboekt en nog verder in zijn ontwikkeling kan groeien, kan voortzetten. De machtiging wordt verleend voor de duur van één jaar.
Ten aanzien van de financiën van de plaatsing overweegt de kinderrechter overigens wel dat het aangewezen is dat [instelling 1] hierover transparant is jegens de hoofdaannemer teneinde de uit de stukken naar voren komende en op de mondelinge behandeling geschetste problematiek te voorkomen, maar de kinderrechter gaat er wel vanuit dat als er onvoldoende informatie is, dit spoedig zal worden opgelost.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengtde ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van
19 juli 2021 tot 19 juli 2022;
verlengtde machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voornoemd in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, te weten [instelling 1] te [plaats 1] , met ingang van 19 juli 2021 tot uiterlijk 19 juli 2022;
wijst afhet verzoek van de GI om toestemming tot wijziging van het verblijf van [minderjarige] voornoemd;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.P.E. Has, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.J.A. van der Velde als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 27 juli 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam