In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 augustus 2021 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Veurne (België). De opgeëiste persoon, geboren in Duitsland in 1973, is in Nederland aangehouden op basis van dit EAB, dat strekt tot zijn overlevering aan België.
De behandeling van de vordering vond plaats op een openbare zitting op 8 juni 2021, waarbij de officier van justitie mr. M. Westerman aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. F.S. Baardman. De rechtbank heeft op 22 juni 2021 een tussenuitspraak gedaan, waarin zij de detentieomstandigheden in België heeft beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling in bepaalde Belgische detentiecentra, maar heeft in dit geval geoordeeld dat de detentiegarantie voor de opgeëiste persoon voldoende is.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgeëiste persoon in een cel van 9 m² (inclusief sanitair) zal worden geplaatst in de gevangenis in Brugge, wat de kans op onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden uitsluit. De rechtbank heeft ook overwogen dat eerdere incidenten met detentiegaranties geen reden zijn om aan te nemen dat de Belgische autoriteiten in de toekomst deze garanties niet zullen naleven. Gezien het feit dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en er geen weigeringsgronden zijn, heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan.