ECLI:NL:RBAMS:2021:4490

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 augustus 2021
Publicatiedatum
26 augustus 2021
Zaaknummer
13/751422-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentiegarantie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 augustus 2021 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Veurne (België). De opgeëiste persoon, geboren in Duitsland in 1973, is in Nederland aangehouden op basis van dit EAB, dat strekt tot zijn overlevering aan België.

De behandeling van de vordering vond plaats op een openbare zitting op 8 juni 2021, waarbij de officier van justitie mr. M. Westerman aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. F.S. Baardman. De rechtbank heeft op 22 juni 2021 een tussenuitspraak gedaan, waarin zij de detentieomstandigheden in België heeft beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling in bepaalde Belgische detentiecentra, maar heeft in dit geval geoordeeld dat de detentiegarantie voor de opgeëiste persoon voldoende is.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgeëiste persoon in een cel van 9 m² (inclusief sanitair) zal worden geplaatst in de gevangenis in Brugge, wat de kans op onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden uitsluit. De rechtbank heeft ook overwogen dat eerdere incidenten met detentiegaranties geen reden zijn om aan te nemen dat de Belgische autoriteiten in de toekomst deze garanties niet zullen naleven. Gezien het feit dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en er geen weigeringsgronden zijn, heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751422-21
RK-nummer: 21/2085
Datum uitspraak: 10 augustus 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 14 april 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 april 2021 door onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Veurne (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Duitsland) op [geboortedag] 1973,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 8 juni 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn advocaat, mr. F.S. Baardman, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft op 22 juni 2021 een tussenuitspraak gedaan, waarbij het onderzoek is heropend en voor onbepaalde tijd is geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de in de tussenuitspraak genoemde vragen over de detentieomstandigheden te stellen. De rechtbank heeft de beslistermijn op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen verlengd.
De behandeling van de vordering is hervat in de stand waarin het zich ten tijde van de schorsing van 22 juni 2021 bevond. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn advocaat.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Turkse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak 22 juni 2021

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 22 juni 2021 waarin zij de grondslag, de inhoud van het EAB als ook de strafbaarheid en de terugkeergarantie heeft beoordeeld. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Detentieomstandigheden

De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 22 juni 2021 ten aanzien van zeven Belgische detentiecentra, waar sprake is van ‘grondslapers’, een reëel gevaar aangenomen dat gedetineerden daar onmenselijk of vernederend worden behandeld.
In aanvullende informatie van 1 juli 2021 van de Belgische autoriteiten staat – voor zover hier relevant – dat de opgeëiste persoon wordt geplaatst in de gevangenis in Brugge en dat hij alleen op een cel van 9 m² (inclusief sanitair) wordt geplaatst.
De advocaat heeft betoogd dat niet kan worden uitgegaan van de gegeven detentiegarantie. De tekst van de detentiegarantie is algemeen en in meerdere overleveringszaken overgelegd. De Belgische autoriteiten zijn bovendien in een andere overleveringszaak hun detentiegarantie niet nagekomen. Bovendien betekent het gegeven dat de opgeëiste persoon op een monocel komt een overbelasting voor de overige cellen in de gevangenis.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat met de aanvullende informatie het reële gevaar op schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest) is weggenomen. Er heeft een jaar geleden een incident plaatsgevonden. Na overlevering bleek de detentiegarantie niet te worden nageleefd. Dit is direct de volgende dag rechtgezet. Een dergelijk incident is geen aanleiding om aan te nemen dat de Belgische autoriteiten in algemene zin de door hen gegeven detentiegaranties niet naleven.
De rechtbank overweegt dat uit de aanvullende informatie volgt dat de opgeëiste persoon in één van de zeven detentie-instellingen wordt geplaatst ten aanzien waarvan een reëel gevaar is aangenomen dat gedetineerden daar onmenselijk of vernederend worden behandeld.
De rechtbank is echter van oordeel dat de inhoud van de genoemde aanvullende informatie voor de opgeëiste persoon een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden in de gevangenis in Brugge uitsluit, nu is toegezegd dat hij alleen op een cel van 9 m² (inclusief sanitair) wordt geplaatst.
Dat in het verleden een incident heeft plaatsgevonden waarbij een detentiegarantie abusievelijk niet direct is nagekomen, is voor de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat de Belgische autoriteiten ook in toekomstige overleveringszaken de door hen gegeven detentiegarantie niet zullen nakomen. De detentieomstandigheden vormen daarom geen beletsel voor de overlevering.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Veurne (België).
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 10 augustus 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.