In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 augustus 2021 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat op 9 april 2021 is uitgevaardigd door de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen, België. De opgeëiste persoon, geboren in 1985 en gedetineerd in België, werd gehoord via telehoren en bijgestaan door zijn advocaat. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd om de nodige informatie over de detentieomstandigheden te verkrijgen.
Tijdens de behandeling op 5 augustus 2021 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd. De rechtbank had eerder op 1 juli 2021 een tussenuitspraak gedaan waarin de detentieomstandigheden in zeven Belgische detentiecentra werden beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat er een reëel gevaar bestond voor onmenselijke of vernederende behandeling, maar dat de detentiegarantie voor de opgeëiste persoon in dit geval voldoende was om de overlevering toe te staan. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon in een cel van 9 m² zou worden geplaatst, wat de zorgen over de detentieomstandigheden wegneemt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Belgische autoriteiten toegestaan en tevens de afgifte van een in beslag genomen Apple iPhone bevolen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.