ECLI:NL:RBAMS:2021:4478

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2021
Publicatiedatum
26 augustus 2021
Zaaknummer
CV 20-19387
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling van tokens na verkoop door freelance marketeer aan consument

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 augustus 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een freelance marketeer, hierna te noemen [eiser], en een consument, hierna te noemen [gedaagde]. De zaak betreft de verkoop van 100.000 tokens van de startup Momentum door [eiser] aan [gedaagde] voor een bedrag van € 10.000,-. [gedaagde] vorderde terugbetaling van het betaalde bedrag, omdat de tokens niet verhandelbaar bleken te zijn. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 23 april 2021 een mondelinge behandeling bevolen, die op 6 juli 2021 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze zitting zijn beide partijen in persoon verschenen, waarbij [eiser] werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. Tj. Rosbach.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] als freelance marketeer betrokken was bij de ICO van Momentum en dat hij [gedaagde] heeft overtuigd om de tokens te kopen. [gedaagde] was echter niet op de hoogte van de risico's verbonden aan de aankoop van de tokens, waaronder het feit dat deze mogelijk nooit verhandelbaar zouden worden. De rechtbank oordeelde dat [eiser] zich schuldig had gemaakt aan een oneerlijke handelspraktijk door [gedaagde] niet te informeren over de mogelijkheid dat de tokens waardeloos konden zijn. De rechtbank heeft de overeenkomst tussen partijen vernietigd en [eiser] veroordeeld tot terugbetaling van € 5.000,- aan [gedaagde], vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank heeft de vordering van [eiser] afgewezen en [gedaagde] in het gelijk gesteld. Tevens is [eiser] veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] op nihil zijn gesteld, aangezien hij in persoon procedeerde. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8836780 CV EXPL 20-19387
vonnis van: 6 augustus 2021
fno.: 713

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser in conventie
verweerder in reconventie
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr Tj. Rosbach (Pro-Justitia)
t e g e n
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde in conventie
eiser in reconventie
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij tussenvonnis van 23 april 2021 is een mondelinge behandeling bevolen. Deze heeft plaatsgevonden op 6 juli 2021. Partijen zijn in persoon verschenen. [eiser] was vergezeld door zijn gemachtigde. De kantonrechter die het tussenvonnis heeft gewezen is, in verband met ziekte vervangen door ondergetekende. Partijen hebben daarmee ingestemd. Zij zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

In conventie en in reconventie
1. In het tussenvonnis is onder 10. overwogen dat het verweer van [gedaagde] , dat [eiser] zich heeft schuldig gemaakt aan een oneerlijke handelspraktijk, alleen kan slagen als [eiser] kan worden aangemerkt als handelaar in de zin van artikel 6:193a lid 1 onder b BW. Om dat te kunnen beoordelen heeft de kantonrechter in het tussenvonnis onder 11. de vraag gesteld naar de hoedanigheid waarin [eiser] zich tegenover [gedaagde] heeft gepresenteerd en hoe [gedaagde] dat heeft kunnen en mogen opvatten.
2. [eiser] heeft daarover bij de mondelinge behandeling, onder meer en zakelijk weer-gegeven, verklaard dat hij als freelance marketeer promotiewerk doet voor startups in allerlei branches. Nadat hij in privé zogenaamde ‘tokens’ van de startup Momentum had gekocht, vroeg iemand van die startup hem om promotiewerk voor het bedrijf te doen. Zo heeft hij als freelancer de zogenaamde ‘Initial Coin Offerings’ (ICO) voor-bereid, waar belangstellenden tot en met 31 december 2018 tokens konden kopen. De ICO’s werden door een ander gepresenteerd. De minimale afname was 100.000 tokens voor € 10.000,-. Hij heeft mensen uit zijn zakelijke en privé omgeving enthousiast gemaakt om in Momentum te investeren. Zelf heeft hij ook voor enkele tienduizenden Euro’s tokens gekocht. Ongeveer drie maanden nadat hij [gedaagde] bij een ICO had ontmoet, werd hij door [gedaagde] benaderd. [gedaagde] wilde tokens van hem kopen, aanvan-kelijk niet meer dan ter waarde van € 5.000,-. [eiser] vond dat hij [gedaagde] geen gunstiger voorwaarden kon aanbieden dan die waaronder zijn relaties tijdens de ICO’s tokens hadden gekocht. Daarop heeft [gedaagde] 100.000 tokens aangeschaft. [eiser] heeft na de ICO alleen tokens verkocht aan [gedaagde] en diens vriend [vriend] , niet aan anderen. Tijdens het gesprek in het hotel op 18 maart 2019 heeft hij niet gezegd wanneer de tokens verhandelbaar zouden worden. Hij hoopte dat dat binnen een paar maanden het geval zou zijn maar zeker wist dat hij niet en hij kon dat ook niet beïnvloeden. [gedaagde] en [vriend] wisten dat de tokens nog niet verhandelbaar waren. De Momentum tokens worden verhandeld volgend de strenge Zwitserse Finma-regels. Momentum heeft zelf destijds geen datum genoemd waarop de tokens op een beurs worden geplaatst (
gelist op een exchange)Het kan gebeuren dat een startup zijn tokens nooit op een beurs plaatst. Dan zijn de tokens waardeloos. Dat risico loopt iedereen die in een startup investeert. Zelf hoopt en verwacht hij op basis van een ‘roadmap’, die Momentum op een video heeft getoond, dat deze tokens op 31 juli 2021 ergens op een beurs worden geplaatst.
3. [gedaagde] heeft onder meer en zakelijk weergegeven verklaard dat hij zijn beroep maakt van het geven van groepstrainingen om financiële zelfredzaamheid te bevorderen en niet thuis is op financiële markten. Hij heeft niet eerder tokens gekocht. Zijn vriend en oud-collega [vriend] heeft hem geïnteresseerd om een ICO van Momentum bij te wonen. Zij zijn samen gegaan en hebben geen tokens gekocht. Daarna hebben zij het bedrijf op het internet opgezocht. Vanaf de eerste ICO-presentatie is steeds tegen hem gezegd dat de tokens ‘binnenkort’ zouden worden ‘gelist’ en daardoor verhandelbaar zouden worden. Na 1 januari 2019 heeft hij aan [eiser] , wiens visitekaartje hij op een ICO had gekregen, gevraagd of hij nog tokens kon kopen. [eiser] heeft hem gezegd dat het bedrijf geen tokens meer verkocht, maar dat hij tokens uit zijn privébezit aan hem kon verkopen. Hij en [vriend] hebben op 18 maart 2019 in een hotel met [eiser] gesproken. [eiser] heeft hen overtuigd om tokens te kopen. [eiser] wilde aan hem en [vriend] alleen voor € 10.000,- tokens verkopen en niet voor € 5.000,- omdat dat de regel was bij Momentum. Hij was in de veronderstelling dat [eiser] tijdens hun ontmoeting in maart 2019 nog bij Momentum werkte en over ‘inside information’ beschikte omtrent de datum van ‘listing’. Pas later heeft hij gehoord dat het gebruikelijk is dat geen termijn wordt genoemd voor de ‘listing’. Dat was hem in maart 2019 niet bekend. Evenmin was het hem bekend dat het wel voorkomt dat een startup verkochte tokens niet op een beurs plaatst. Hij heeft vertrouwd op de informatie die hij van [eiser] kreeg. Nu de tokens niet verhandelbaar blijken te zijn, zijn ze waardeloos. Hij wil dan ook het bedrag van € 5.000,-, dat hij heeft betaald, terug.

De beoordeling

In conventie en in reconventie
Handelaar in de zin van artikel 6:193a BW?
4. Het is vaste jurisprudentie (HvJ EU 4 oktober 2018, C-105/17
[partij ]) dat de vraag of een verkoper als handelaar in de zin van de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken moet worden beschouwd, van geval tot geval moet worden beoordeeld en dat alle omstandigheden van het geval daarbij een rol spelen. Voorts is het uitgangspunt dat begrippen in een Europese richtlijn autonoom moeten worden uitgelegd, in het licht van de doelstelling van de betreffende regelgeving, in dit geval consumenten-bescherming.
5. De kantonrechter gaat uit van de volgende omstandigheden:
[eiser] heeft in 2018 als freelancer werkzaamheden verricht in opdracht van Momentum, een startup die in 2018 kennelijk bezig was bedrijfskapitaal te vergaren door op ICO’s tokens te koop aan te bieden. [eiser] heeft [gedaagde] bij een ICO zijn visitekaartje gegeven. Uit deze omstandigheden mocht [gedaagde] afleiden dat [eiser] betrokken was bij Momentum en dat hij verstand had van de handel in de op de ICO aangeboden tokens. Zelf had hij geen ervaring met cryptovaluta, zoals [eiser] moet hebben begrepen.
6. In of omstreeks begin maart 2019 heeft [gedaagde] [eiser] benaderd via het telefoon-nummer, dat op het visitekaartje stond, omdat hij alsnog tokens van Momentum wilde kopen. Daaruit blijkt dat hij [eiser] beschouwde als verlengstuk van Momentum en [eiser] heeft niet aangevoerd dat hij [gedaagde] heeft duidelijk gemaakt dat hij niet meer bij dat bedrijf betrokken was. [eiser] wilde wel tokens uit zijn privébezit aan [gedaagde] verkopen, onder dezelfde voorwaarden die Momentum bij de ICO’s had gehanteerd, namelijk 100.000 tokens voor € 10.000,-. Daarmee heeft [eiser] de indruk, die [gedaagde] van hem had als professional, bevestigd. In de relevante periode bestond tussen [gedaagde] en [eiser] een zo grote discrepantie in kennis van en ervaring met het beleggen in startups en de handel in cryptovaluta dat [eiser] als handelaar in de zin van artikel 6:193b lid 1 BW wordt beschouwd. Daaraan doet niet af dat het initiatief voor deze transactie van [gedaagde] is uitgegaan en evenmin dat [eiser] zich gewoonlijk niet bezighoudt met de verkoop van tokens of andere financiële producten.
Oneerlijke handelspraktijk?
7. Het was [gedaagde] duidelijk dat de tokens pas verhandelbaar zouden worden nadat deze op een ‘exchange’ zouden zijn geplaatst. Hij heeft dan ook gevraagd wanneer dat zou gebeuren. Volgens [eiser] heeft hij gezegd dat hij hoopte dat dat ‘binnenkort’ zou zijn. [eiser] heeft [gedaagde] er daarbij niet van doordrongen dat het nog geruime tijd kon duren voordat de tokens zouden worden ‘gelist’ en dat het kan gebeuren dat een startup de tokens nooit op een beurs aanbiedt, waardoor deze niet verhandelbaar worden en waardeloos zijn.
8. Doordat [eiser] [gedaagde] niet expliciet heeft geïnformeerd over de mogelijkheid dat een startup de tokens nooit op een beurs aanbiedt, zodat deze niet verhandelbaar worden en waardeloos kunnen zijn, heeft [gedaagde] als gemiddelde consument een besluit over de transactie genomen, dat hij anders (mogelijk) niet had genomen. Het niet verschaffen van deze essentiële informatie die [gedaagde] , als een gemiddelde consument, nodig had om een geïnformeerd besluit over de transactie te nemen, is een omissie die in haar feitelijke context, al haar kenmerken en omstandigheden in aanmerking genomen, leidt tot het oordeel dat [eiser] zich heeft schuldig gemaakt aan een oneerlijke handelspraktijk, als bedoeld in de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken.
Consequenties
9. Vervolgens moet beoordeeld worden welke reactie op dit handelen van [eiser] dient te volgen. Volgens vaste jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie (o.a.
[partij ] /UPC, HvJ EU 16 april 2015, C-388/13 en
CHS Tourservices, 19 september 2013, C435/11) dient deze sanctie doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend te zijn. In dit geval komt het in overeenstemming met deze jurisprudentie juist voor om de overeenkomst op basis van artikel 6:193j lid 3 BW te vernietigen en [eiser] te veroordelen het door [gedaagde] betaalde geld terugbetalen, met wettelijke rente vanaf 27 november 2020, op welke dag [gedaagde] de tegenvordering heeft ingediend. [gedaagde] zal worden veroordeeld om de gekochte tokens aan [eiser] terug te geven, zoals [gedaagde] heeft voorgesteld.
10. De conclusie uit het voorgaande is dat het verweer van [gedaagde]
in conventieslaagt zodat de vordering van [eiser] zal worden afgewezen en [gedaagde] ’s vordering
in reconventietot terugbetaling van € 5.000,- toewijsbaar is.
[eiser] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van beide procedures, die aan de zijde van [gedaagde] op nihil worden gesteld, nu hij in persoon procedeert.

BESLISSING

de kantonrechter:
in conventie:
wijst de vordering af;
in reconventie
vernietigt de overeenkomst tussen partijen tot koop en verkoop van 100.000 tokens in MMTM/Momentum tegen betaling van € 10.000,-;
veroordeelt [eiser] tot betaling aan [gedaagde] van € 5.000,- aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 november 2020 tot aan de voldoening;
veroordeelt [gedaagde] tot levering van 100.000 tokens in MMTM/Momentum aan [eiser] ;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
in conventie en in reconventie
veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] gevallen, tot heden begroot op nihil;
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,- aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,- en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr E.D. Bonga-Sigmond, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.