Op 23 augustus 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een afkoelingsperiode in het kader van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOAA). De verzoekster, een besloten vennootschap, had eerder een afkoelingsperiode aangevraagd die op 29 juli 2021 was geëindigd. De rechtbank had eerder al een afkoelingsperiode van twee maanden afgekondigd, maar verzoekster had verzuimd om tijdig een verlenging aan te vragen. De rechtbank oordeelde dat verzoekster onder de gegeven omstandigheden niet kon worden tegengeworpen dat zij niet tijdig om verlenging had verzocht, omdat zij erop mocht vertrouwen dat er een beslissing op haar homologatieverzoek zou volgen voor het verstrijken van de termijn van de afkoelingsperiode.
De rechtbank overwoog dat er summierlijk moest blijken dat een nieuwe afkoelingsperiode noodzakelijk was om de onderneming van verzoekster voort te zetten en het akkoord tot stand te brengen. Ondanks dat het akkoord al was aangeboden, was er nog geen beslissing genomen op het homologatieverzoek, wat de noodzaak voor een afkoelingsperiode onderstreepte. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers gediend waren met de afkondiging van een nieuwe afkoelingsperiode van twee maanden. De beschikking houdt in dat gedurende deze periode de bevoegdheid van derden tot verhaal op goederen van verzoekster niet kan worden uitgeoefend zonder machtiging van de rechtbank.
De beschikking werd gegeven door de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.