ECLI:NL:RBAMS:2021:4470

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2021
Publicatiedatum
25 augustus 2021
Zaaknummer
13/101920-21 (zaak A) en 13/209735-21 (zaak B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor computervredebreuk en het vervaardigen van seksuele afbeeldingen in de slaapkamer van een benadeelde partij

Op 26 augustus 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 51-jarige man, die werd beschuldigd van computervredebreuk en het vervaardigen van seksuele afbeeldingen. De verdachte, die als schoonmaker werkte, had tussen 29 maart en 5 april 2021 stiekem opnamen gemaakt in de slaapkamer van een benadeelde partij. Tijdens de terechtzitting op 12 augustus 2021 werd vastgesteld dat de verdachte een verborgen camera had geplaatst, die was verbonden met het wifi-netwerk van de benadeelde partij. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk was binnengedrongen door gebruik te maken van een valse sleutel, namelijk het wifi-wachtwoord dat hij had gekregen om muziek te luisteren. De verdachte had de camera zo geplaatst dat deze seksuele handelingen tussen de benadeelde partij en haar vriend kon vastleggen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan computervredebreuk, het plaatsen van afluisterapparatuur en het opzettelijk vervaardigen van seksuele afbeeldingen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlasteleggingen in een tweede zaak, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij ook in een Bed & Breakfast beelden had opgenomen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/101920-21 (zaak A) en 13/209735-21 (zaak B)
Datum uitspraak: 26 augustus 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1970,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ter lande,
thans gedetineerd in de [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 augustus 2021.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde
parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna aangeduid als respectievelijk zaak A en zaak B.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.N. Refos en van wat verdachte en zijn raadsman mr. R.S. Pot naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] en van wat haar vertegenwoordiger, [vertegenwoordiger benadeelde partij] , hierover namens haar naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is na wijziging – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich
ten aanzien van zaak A:
in de periode van 29 maart 2021 tot en met 12 april 2021 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. computervredebreuk (hacken) in een geautomatiseerd werk van [benadeelde partij] en het overnemen, aftappen en/of opnemen van beelden en/of audio die door dat geautomatiseerd werk waren opgeslagen, werden verwerkt en/of werden overgedragen;
2. het plaatsen van afluisterapparatuur met het oogmerk dat daardoor wederrechtelijk gegevens in een geautomatiseerd werk werden afgeluisterd, afgetapt en/of opgenomen;
3. het opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van seksuele afbeeldingen van [benadeelde partij] , haar vriend, verdachte zelf en/of zijn vrouw, en/of het beschikking hebben over deze afbeeldingen terwijl verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze afbeeldingen opzettelijk en wederrechtelijk waren vervaardigd;
ten aanzien van zaak B:
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 12 april 2021 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
het opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van afbeeldingen van seksuele aard van een groot aantal personen (in een Bed & Breakfast) en/of de beschikking hebben over deze afbeeldingen terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze afbeeldingen wederrechtelijk waren vervaardigd;
subsidiair het met een technisch hulpmiddel opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van afbeeldingen van een of meer onbekende personen.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
Zaak A
Op 5 april 2021 ontdekt aangeefster [benadeelde partij] een verborgen camera in haar slaapkamer. Uit onderzoek door de politie blijkt dat dit een IP-camera (ook wel een spy-camera) is, die op het bed van aangeefster is gericht en wordt geactiveerd door een bewegingssensor. Het beeld en het geluid dat deze camera vastlegt kan live worden bekeken/beluisterd via een app of website, maar kan ook extern worden opgeslagen. Op de SD-kaart in de camera treft de politie meerdere filmpjes aan waarop te zien is dat aangeefster en haar vriend seksuele handelingen verrichten. Aangeefster vermoedt dat haar schoonmaker, verdachte, de camera heeft opgehangen, omdat de camera was vastgeplakt met dezelfde dubbelzijdige tape als hij eerder voor klusjes in haar huis had gebruikt. Bovendien is verdachte een van de weinigen die een sleutel van haar huis heeft. Nadat verdachte wordt aangehouden bekent hij dat hij de camera heeft geplaatst. Hij verklaart dat hij deze heeft gekoppeld aan de wifi door middel van het wachtwoord dat hij van aangeefster heeft gekregen om muziek te kunnen luisteren. Verdachte verklaart dat hij geen bedoeling heeft gehad om filmpjes op te slaan. Hij wilde de beelden alleen live bekijken. Als er wel iets is opgenomen, dan is dat per ongeluk gebeurd toen hij zijn telefoon in zijn zak stopte. Op de telefoon van verdachte treft de politie zes filmpjes aan waarop aangeefster en haar vriend in bed te zien zijn.
Verdachte verklaart daarnaast dat er een filmpje op zijn telefoon staat waarop te zien is dat hij en zijn vrouw seksuele handelingen verrichten. Dat is naar zijn eigen zeggen echter niet met opzet gebeurd, maar doordat hij is vergeten om de bewegingssensor van die camera uit te zetten.
Zaak B
Daarnaast treft de politie op een telefoon van verdachte seksueel getinte filmpjes aan van onbekend gebleven personen. De politie vindt het waarschijnlijk dat een aantal van deze filmpjes in een Bed & Breakfast is opgenomen, aangezien op die filmpjes één slaapkamer te zien is, met op elk filmpje andere personen. Verdachte ontkent echter op een andere plek dan in het huis van aangeefster een camera te hebben opgehangen. Hij verklaart dat hij de filmpjes heeft gedownload van verschillende pornosites.
3.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen. Verdachte heeft zich allereerst schuldig gemaakt aan het hacken van het wifi-netwerk door het gebruik van een valse sleutel, namelijk door het wifi-wachtwoord te gebruiken met een ander doel dan waarvoor hij deze van aangeefster gekregen heeft. Ook het strafverzwarende element dat ten laste is gelegd kan worden bewezen, aangezien de via de router met de camera opgenomen beelden en audio zijn overgedragen. Daarom kan het ten aanzien van zaak A, onder feit 1 ten laste gelegde worden bewezen. Omdat met de geplaatste camera afluisterapparatuur in de woning is geplaatst waarmee naast beeld ook geluid kan worden opgenomen en ook daadwerkelijk gesprekken zijn opgenomen, kan ook het ten aanzien van zaak A, onder feit 2 ten laste gelegde worden bewezen.
Op de telefoon en de geheugenkaart van verdachte zijn filmpjes aangetroffen waarop te zien is dat aangeefster en haar vriend naakt en/of seksueel actief zijn. Daarnaast blijkt uit alle omstandigheden en de verklaring van verdachte dat het de bedoeling van verdachte is geweest om seksuele activiteiten vast te leggen. Dat verdachte deze beelden niet heeft willen opslaan, maar dat dat per ongeluk is gegaan, is niet aannemelijk. Dat het filmpje van verdachte en zijn vrouw per ongeluk is opgeslagen, omdat verdachte vergeten was om de bewegingssensor uit te zetten, is evenmin aannemelijk. Daarom kan ook het ten aanzien van zaak A, onder feit 3 primair ten laste gelegde worden bewezen.
De grote hoeveelheid aangetroffen beeldmateriaal met filmpjes van onbekende personen, is op dezelfde manier gemaakt als de filmpjes van aangeefster [benadeelde partij] . De filmpjes zijn allemaal gemaakt met een IP-camera en hebben het bed als centraal punt in beeld. Ook blijkt dat de filmpjes op dezelfde manier werden bekeken als de filmpjes van aangeefster [benadeelde partij] en wel via het account van verdachte. De identiteit van die personen is niet bekend geworden, maar het is uitgesloten dat dit allemaal beelden betreffen van personen die hebben ingestemd met het vervaardigen van deze beelden. Ook is aannemelijk dat de beelden zijn opgenomen in een Bed & Breakfast. Daarom kan ook het ten aanzien van zaak B primair ten laste gelegde worden bewezen.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van zaak A, feit 3 heeft de verdediging naar voren gebracht dat het niet de bedoeling is geweest van verdachte om filmpjes van aangeefster op te slaan. De filmpjes op de SD-kaart zijn daarnaast niet in bezit van verdachte geweest, aangezien de SD-kaart zich in de camera in het huis van aangeefster bevond.
De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk en wederrechtelijk seksueel getinte filmpjes van hem en zijn vrouw heeft vervaardigd en/of daar de beschikking over heeft gehad. Daar is geen proces-verbaal over opgemaakt en daarnaast is er geen verklaring van de vrouw van verdachte waarin zij aangeeft dat zij bezwaar tegen deze filmpjes heeft. Daarom vraagt de verdediging de rechtbank om verdachte ten aanzien van dit onderdeel vrij te spreken.
Ook hetgeen ten aanzien van zaak B ten laste is gelegd kan naar het oordeel van de verdediging niet worden bewezen. Het is onbekend wanneer de filmpjes gemaakt zijn en wie er op de filmpjes te zien zijn. Andere informatie over deze filmpjes is ook niet bekend. Er zijn blijkens het dossier vier filmpjes aangetroffen die opvallend waren, maar de rest lijkt afkomstig van een commerciële website. Ook is er geen aangifte gedaan. Dat de personen die te zien zijn in de filmpjes allemaal geen toestemming hebben gegeven om gefilmd te worden, is volgens de verdediging niet gebleken. Daarom moet verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1.
Vrijspraak zaak B
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte foto’s of beelden heeft opgenomen in een Bed & Breakfast en dat hij de beschikking heeft gehad over die beelden terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die beelden wederrechtelijk waren opgenomen (zaak B). Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Niet bekend is wie de personen zijn die zijn gefilmd, of het filmen zonder hun toestemming heeft plaatsgevonden (er zijn geen aangiftes gedaan) en waar de beelden zijn opgenomen. Ook is niet komen vast te staan dat verdachte degene is die een camera heeft opgehangen en de betreffende personen heeft gefilmd. Al met al bevindt zich in het dossier te weinig informatie over deze beelden om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat de beelden wederrechtelijk zijn vervaardigd.
3.4.2.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank oordeelt dat alle ten aanzien van zaak A (primair) tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen op grond van de bewijsmiddelen.
Zaak A, feit 1
Op grond van het dossier en de verklaring van verdachte stelt de rechtbank vast dat verdachte een camera in de kamer van aangeefster heeft geplaatst en deze heeft verbonden met het wifi-netwerk. Om toegang te krijgen tot het wifi-netwerk heeft verdachte het wifi-wachtwoord gebruikt dat hij van aangeefster had gekregen om via internet muziek te kunnen luisteren. Nu verdachte het wifi-wachtwoord heeft gebruikt met een ander doel dan waarvoor deze aan hem was verstrekt is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk wederrechtelijk is binnengedrongen in een geautomatiseerd werk (de router dan wel het wifi-netwerk), door middel van een valse sleutel. De rechtbank acht de computervredebreuk (zaak A, feit 1) dan ook bewezen.
Gelet op de verklaring van verdachte dat hij de camera rond half maart 2021 heeft geplaatst, kan de startdatum van de tenlastegelegde periode worden bewezen. De rechtbank stelt vast dat de politie op 9 april 2021 ter plaatse is gekomen en samen met aangeefster het wifi-wachtwoord heeft veranderd. Op dat moment is de computervredebreuk gestopt. De rechtbank zal de periode tot en met 9 april 2021 bewezen verklaren en verdachte van de resterende periode partieel vrijspreken.
Aan verdachte is strafverzwarend tenlastegelegd computervredebreuk, waarbij hij vervolgens gegevens opneemt die zijn opgeslagen, worden verwerkt of overgedragen door middel van de router of het wifi-netwerk (het geautomatiseerd werk) waarin hij zich wederrechtelijk bevindt (artikel 138ab lid 2 Sr). Voor een bewezenverklaring van dit feit is het nodig dat kan worden vastgesteld dat gegevens, die zich in het geautomatiseerde werk, dus in de router of het wifi-netwerk bevinden, worden gekopieerd.
De op de SD-kaart aangetroffen video’s zijn door middel van de IP-camera opgenomen. De op de telefoon van verdachte aangetroffen video’s, heeft verdachte verkregen doordat hij de live-beelden van de IP-camera heeft opgenomen en opgeslagen op zijn telefoon. Deze video’s zijn niet opgeslagen, werden niet verwerkt of overgedragen door middel van de router of het wifi-netwerk, waartoe verdachte zich wederrechtelijk de toegang had verschaft. De video’s bevonden zich immers op de IP-camera en zijn via de IP-camera op de SD-kaart en de telefoon van verdachte terecht gekomen, en dus niet van de router of het wifi-netwerk afgehaald en gekopieerd. Dit betekent dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van deze strafverzwarende omstandigheid kan komen. Verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Zaak A, feit 2
De rechtbank oordeelt dat kan worden bewezen dat de verdachte een camera heeft geplaatst onder de tafel in de slaapkamer van de woning van [benadeelde partij] met als doel dat daardoor een gesprek werd afgeluisterd. Verdachte heeft immers verklaard dat hij deze camera heeft opgehangen en uit het dossier blijkt dat deze camera ook audio opnam.
De rechtbank overweegt verder dat aangeefster heeft verklaard dat zij op 5 april 2021 het snoer van de camera uit het stopcontact heeft gehaald. Daarom oordeelt de rechtbank dat op dat moment het bewezenverklaarde feit gestopt is. De rechtbank zal het feit dan ook tot die datum bewezen verklaren en verdachte van de resterende periode vrijspreken.
Zaak A, feit 3
De rechtbank stelt vast dat verdachte de camera in de slaapkamer van aangeefster heeft geplaatst met het oogmerk om haar seksuele activiteiten te filmen. Dit stelt de rechtbank vast op basis van de omstandigheden waaronder de camera is aangetroffen, te weten gericht op het bed, en de verklaring van verdachte dat hij benieuwd was naar het seksleven van aangeefster.
Op de SD-kaart in de camera zijn filmpjes aangetroffen waarop te zien is dat aangeefster en haar vriend seksuele handelingen verrichten. De rechtbank overweegt dat aangeefster en haar vriend geen toestemming hebben gegeven voor het plaatsen van de camera en het filmen. Gelet op de bedoeling van verdachte met het ophangen van de camera acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat het niet zijn bedoeling was om filmpjes op te slaan niet aannemelijk. Hierbij speelt tevens mee dat verdachte een grote hoeveelheid filmpjes heeft opgeslagen op verschillende gegevensdragers en hij ter terechtzitting heeft verklaard geïnteresseerd te zijn in “voyeur”-filmpjes van internet en dat hij deze vaak opslaat. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank dan ook bewezen dat verdachte opzettelijk en wederrechtelijk videobeelden heeft vervaardigd waarop te zien is dat aangeefster en haar vriend seksuele handelingen verrichten.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen beschikking heeft gehad over de SD-kaart in de camera, omdat die zich in de woning van aangeefster bevond. De rechtbank verwerpt dit verweer. Hoewel de camera met daarin de SD-kaart zich in de woning van aangeefster bevond, had verdachte daar – tot het moment van de ontdekking van de camera – wel degelijk beschikkingsmacht over. Verdachte was tot de ontdekking de enige persoon die wist dat de camera met de SD-kaart zich daar bevond en kon ook bij de camera met de SD-kaart komen op de momenten dat hij zich in de woning van aangeefster bevond. Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte beschikkingsmacht heeft gehad over de afbeeldingen van seksuele aard van aangeefster en haar vriend die op deze SD-kaart zijn aangetroffen. Aangezien verdachte deze afbeeldingen zelf heeft vervaardigd, kan ook worden vastgesteld dat hij wist dat deze afbeeldingen opzettelijk en wederrechtelijk waren vervaardigd. De rechtbank acht het ten aanzien van zaak A, onder feit 3 primair ten laste gelegde dan ook bewezen.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte opzettelijk en wederrechtelijk seksuele afbeeldingen van hem en zijn vrouw heeft vervaardigd en dat hij daarover de beschikking heeft gehad. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat dit met opzet is gebeurd en dat zijn vrouw daar geen toestemming voor heeft gegeven en bovendien blijkt uit het dossier niet dat deze beelden op gegevensdragers van verdachte zijn aangetroffen, anders dan uit de verklaring van verdachte. De rechtbank oordeelt daarom dat niet voldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig is om dit onderdeel te bewijzen. De rechtbank spreekt daarvan vrij.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van zaak A, feit 1:
in de periode van 29 maart 2021 tot en met 9 april 2021 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten de router, in elk geval het draadloze internet (WiFi) van [benadeelde partij] , is binnengedrongen door middel van,
- een valse sleutel te weten het onbevoegd gebruik maken van een wachtwoord met een ander doel dan waarvoor hem dat wachtwoord ter beschikking stonden en waarvoor hem die toegang was toegestaan;
ten aanzien van zaak A, feit 2:
in de periode van 29 maart 2021 tot en met 5 april 2021 te Amsterdam, met het oogmerk dat daardoor een gesprek wederrechtelijk werd afgeluisterd en opgenomen;
een technisch hulpmiddel, te weten een (draadloze) IP-audio/videocamera op een bepaalde plaats, te weten geplakt onder een sidetable (gericht op het bed in de slaapkamer) in de woning van [benadeelde partij] aanwezig heeft doen zijn;
ten aanzien van zaak A, feit 3:
in de periode van 29 maart 2021 tot en met 12 april 2021 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk van [benadeelde partij] en haar vriend afbeeldingen van seksuele aard, te weten
- videobeelden waarop te zien is dat die [benadeelde partij] en haar vriend seksuele handelingen aan het verrichten zijn
heeft vervaardigd
en
de beschikking heeft gehad over een afbeelding van seksuele aard, te weten
- videobeelden waarop te zien is dat die [benadeelde partij] en haar vriend seksuele handelingen aan het verrichten zijn terwijl hij, verdachte, wist dat deze afbeeldingen opzettelijk en wederrechtelijk waren vervaardigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Bij dit voorwaardelijk strafdeel dienen als bijzondere voorwaarden een contactverbod met [benadeelde partij] en een locatieverbod voor de omgeving van de woning van [benadeelde partij] te worden bepaald.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank gevraagd om aan verdachte een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. Dit in verband met de korte pleegperiode, het feit dat verdachte first offender is en dat hij een bekennende verklaring heeft afgelegd. Daarom verzoekt de verdediging de rechtbank om een gevangenisstraf conform voorarrest op te leggen, met daarnaast eventueel een voorwaardelijk strafdeel.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 6 augustus 2021. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft stiekem een camera in de slaapkamer van aangeefster opgehangen, gericht op het bed van aangeefster, omdat verdachte naar eigen zeggen benieuwd was naar het seksleven van aangeefster. Hij kon de beelden live vanaf zijn eigen telefoon bekijken en heeft de beelden, waarop seksuele handelingen tussen aangeefster en haar vriend te zien waren, ook opgenomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan computervredebreuk, het plaatsen van afluisterapparatuur en het opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van en het beschikking hebben over afbeeldingen van seksuele aard van aangeefster en haar vriend. Door zo te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster en haar vriend. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van aangeefster blijkt hoeveel impact dit feit op haar heeft gehad. Zij beschrijft dat zij zich vreselijk voelde toen zij erachter kwam dat verdachte, haar schoonmaker met wie zij een vertrouwensband had opgebouwd, camera’s had geplaatst in haar slaapkamer. Het idee dat haar schoonmaker heeft kunnen meekijken met alles wat zij en haar vriend deden vond zij misselijkmakend en is haar zwaar gevallen. Zij heeft hierdoor psychische klachten waarvoor zij hulp heeft gezocht. De rechtbank overweegt daarnaast dat bij aangeefster geen zekerheid bestaat dat de beelden niet nog ergens zijn opgeslagen, waardoor de vrees dat de beelden op een dag alsnog verspreid zullen worden blijft bestaan. De rechtbank neemt verdachte zijn handelen dan ook zeer kwalijk en vindt daarom een grotendeels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het feit dat in zaak B is tenlastegelegd en komt daardoor tot een lagere gevangenisstraf dan de officier van justitie heeft geëist. De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest op, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De rechtbank zal hierbij niet de bijzondere voorwaarden van een contactverbod en een locatieverbod bepalen, zoals de officier van justitie gevorderd heeft. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen reden om aan te nemen dat verdachte aangeefster lastig zal vallen, of haar weer op zal zoeken. Ook anderszins ziet de rechtbank geen reden om deze bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen.

8.Beslag

Onder verdachte zijn in zaak Avoorwerpen in beslag genomen, zoals vermeld op de als bijlage aan dit vonnis gehechte beslaglijst. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard afstand te doen van alle voorwerpen, behalve de voorwerpen die zijn genoemd onder 7, 14 en 24. De rechtbank zal dan ook enkel een beslissing nemen met betrekking tot deze drie voorwerpen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle voorwerpen worden verbeurdverklaard. De rechtbank oordeelt echter dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de drie hiervoor genoemde voorwerpen hiervoor vatbaar zijn, aangezien deze niet zijn onderzocht. Ook is niet gebleken dat deze voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer. De rechtbank oordeelt daarom dat de onder 7, 14 en 24 inbeslaggenomen goederen kunnen worden teruggegeven aan verdachte. De politie kan deze voorwerpen voordat ze worden teruggegeven, controleren op materiaal dat niet terug in handen van verdachte dient te komen en dit materiaal verwijderen.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 526,50 aan vergoeding van materiële schade – bestaande uit de posten
“fotolijst” ad € 25,00,
“bloempot” ad € 17,50,
“lichtdichte raamfolie” ad € 19,00,
“gordijnen Ikea” ad € 200,00,
“nachtkastje” ad € 100,00 en
“vervangen sloten” ad € 165,00 – en
€ 1.000,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schadevergoeding volledig kan worden toegewezen.
De verdediging verzet zich tegen de toewijzing van de materiële schade met betrekking tot de posten “fotolijst”, “gordijn Ikea” en “lichtdichte raamfolie”. De verdediging heeft de vordering voor het overige niet betwist.
Materiële schade
De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van materiële schade gedeeltelijk toewijzen. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het ten aanzien van zaak A, feit 3 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Deze schade is voor de posten “fotolijst” en “vervangen sloten” voldoende onderbouwd. De verdediging heeft zich verzet tegen toewijzing van de post “fotolijst”. Verdachte heeft echter verklaard dat hij eerst heeft geprobeerd de camera in een schilderijlijst te plaatsen. De rechtbank begrijpt uit de vordering dat met de schilderijlijst hetzelfde goed wordt bedoeld als met de fotolijst. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom voldoende komen vast te staan dat deze schade is ontstaan bij het plaatsen van de IP-camera.
De rechtbank oordeelt dat niet voldoende is onderbouwd dat de benadeelde partij met betrekking tot de posten “bloempot”, “lichtdichte raamfolie”, “gordijnen Ikea” en “nachtkastje” rechtstreeks materiële schade heeft opgelopen door het bewezenverklaarde. De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte de schade aan de bloempot, lichtdichte raamfolie en aan de gordijnen heeft toegebracht. Ten aanzien van het nachtkastje is onvoldoende onderbouwd dat daar schade aan is ontstaan. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van die posten niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 190,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Immateriële schade
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het ten aanzien van zaak A onder feit 1 en 3 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [benadeelde partij] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 21 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 138ab, 139d en 139h van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten aanzien van zaak B ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten aanzien van zaak A onder feit 1, feit 2 en feit 3 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A, feit 1:
computervredebreuk
ten aanzien van zaak A, feit 2:
het met het oogmerk dat daardoor een gesprek wordt afgeluisterd en opgenomen een technisch hulpmiddel op een bepaalde plaats aanwezig doen zijn
ten aanzien van zaak A, feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van een afbeelding van seksuele aard van een persoon
en
beschikken over een seksuele afbeelding van een persoon terwijl hij weet dat deze door of
als gevolg van het opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van een afbeelding van seksuele aard van een persoon is verkregen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Gelast de
teruggave aan [verdachte]van de op de beslaglijst onder 7, 14 en 24 genoemde voorwerpen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toe tot een bedrag van
€ 190,00 (honderdnegentig euro)aan vergoeding van materiële schade en
€ 1.000,00 (duizend euro)aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Schadevergoedingsmaatregel:
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat € 1.190,00 (elfhonderdnegentig euro) te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
21 (eenentwintig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. A.C.J. Klaver en M. Wiewel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Roodenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 augustus 2021.